Arrest inhoud

22 april 2008

Strafkamer

nr. 07/10455 U

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda van 15 juni 2007, nummer 984808/07, op een verzoek van het Koninkrijk Noorwegen tot uitlevering van:

[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-West, locatie Dordtse Poorten" te Dordrecht.

1. De bestreden uitspraak

De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon aan het Koninkrijk Noorwegen toelaatbaar verklaard ter strafvervolging ter zake van de in de bestreden uitspraak omschreven feiten.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de omschrijving van de feiten waarvoor de uitlevering toelaatbaar is verklaard, tot verbetering van die omschrijving en tot verwerping van het beroep voor het overige.

3. Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

4.1. Het dictum van de bestreden uitspraak houdt in dat de Rechtbank de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard "voor de hierboven vermelde strafbare feiten". Kennelijk ziet dat dictum op de inhoud van de in de bestreden uitspraak ingelaste Nederlandse vertaling van een door de Rechtbank als uiteenzetting van de feiten aangemerkt schrijven van het parket van de Officier van Justitie te Oslo van 11 april 2007.

4.2. Bedoeld schrijven houdt, voor zover hier van belang, in dat tegen de opgeëiste persoon en een medeverdachte de verdenking is gerezen van:

"overtreding van Artikel 162, eerste lid van het wetboek van strafrecht, zie derde lid, eerste punt, zie artikel 49 van het wetboek van strafrecht, zie artikel 60 a van dit wetboek.

Omdat zij in het kader van een criminele organisatie onwettig drugs hebben geproduceerd, aangeschaft, bewaard of hebben getracht drugs in te voeren of over te dragen en deze handelingen betrekking hebben op aanzienlijke hoeveelheden drugs.

Strafbare feiten in deze zaak of medeplichtigheid daaraan:

In het voorjaar van 2007 produceerden zij in Nederland en/of schaften zij aan en/of bewaarden zij een aanzienlijke hoeveelheid drugs en/of probeerden zij een aanzienlijke hoeveelheid drugs van Amsterdam naar Noorwegen en/of Zweden en of een ander Europees land of uit te voeren en trachtten zij drugs in aanzienlijke hoeveelheden in Noorwegen en/of in meerdere Europese landen over te dragen.

(...)

Het onderzoek heeft geleid tot de inbeslagneming van grote hoeveelheden drugs (...) op maandag 2 april in Nederland."

4.3. De bestreden uitspraak houdt in strijd met art. 28, derde lid, Uitleveringswet (hierna: UW) niet een genoegzame vermelding in van de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De bestreden uitspraak kan in zoverre niet in stand blijven. De Hoge Raad zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen.

4.4. Naar aanleiding van een door de waarnemend Advocaat-Generaal gedaan verzoek om nadere inlichtingen heeft voormeld parket te Oslo bij schrijven van 2 maart 2008 het volgende bericht:

"As the quantities of drugs that were seized in the Netherlands by the Dutch police on 2 April 2007, not are stated in the charge, I hereby confirm that the seizure consisted of:

52 kg of amphetamine

15 kg MDMA (ecstasy)

50 kg of hashish.

[De opgeëiste persoon] is to be regarded as charged with illegal dealings with these quantities of drugs. As stated in our charge he did acquire and stored these quantities with the intention of importing the drugs to Norway."

4.5. Dit schrijven is aan de conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal gehecht waarvan een afschrift op de voet van art. 31, zevende lid, UW in verbinding met art. 439, derde lid, Sv aan de raadsman is toegezonden. Een schriftelijk commentaar als bedoeld in art. 439, vijfde lid, Sv is niet binnengekomen.

5. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4.3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet als volgt worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover deze niet een genoegzame vermelding bevat van de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan;

verklaart de uitlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar ter zake van de feiten zoals hiervoor onder 4.2 en 4.4 omschreven;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 22 april 2008.