Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemene bepalingen
Titel V. Deelneming aan strafbare feiten
Artikel 49

Artikel 49 (Strafmaat medeplichtigheid)

Laatste versie

1. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd.

2. Geldt het een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste twintig jaren.

3. De bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf.

4. Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hun gevolgen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd.

Dit betekent dat wanneer iemand medeplichtig is aan een misdrijf, het maximum van de hoofdstraffen die voor dat misdrijf zijn vastgesteld, met een derde wordt verlaagd.

2. Geldt het een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste twintig jaren.

Dit houdt in dat indien het een misdrijf betreft waarop een levenslange gevangenisstraf staat, aan de medeplichtige een gevangenisstraf van maximaal twintig jaar wordt opgelegd.

3. De bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf.

Dit stelt dat de bijkomende straffen die aan een medeplichtige kunnen worden opgelegd, gelijk zijn aan de bijkomende straffen die voor het betreffende misdrijf zelf gelden.

4. Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hun gevolgen.

Dit betekent dat bij de vaststelling van de straf voor de medeplichtige, uitsluitend die handelingen in overweging worden genomen die de medeplichtige met opzet heeft vergemakkelijkt of bevorderd, alsmede de gevolgen van die handelingen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad877x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3474

ECLI:NL:HR:2014:34742 december 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad352x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1316 - Medeplegen van bankoverval door telefonische aansturing zonder fysieke aanwezigheid

ECLI:NL:HR:2016:13165 juli 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een cruciale, planmatige bijdrage vóór de uitvoering van een delict, zoals een telefoontje naar een 'insider' om een bankoverval te faciliteren, kan van voldoende gewicht zijn om als medeplegen te kwalificeren, ook zonder fysieke aanwezigheid van de verdachte tijdens de overval zelf.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad112x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3637

ECLI:NL:HR:2014:363716 december 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad93x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP6581

ECLI:NL:HR:2011:BP658124 mei 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad60x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO4471 - Geef het mes: Opzet van de medeplichtige bij een excessief gronddelict

ECLI:NL:HR:2011:BO447122 maart 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Geef het mes! Arrest

Voor medeplichtigheid is opzet op het misdrijf vereist. Als de hoofddader een ernstiger misdrijf pleegt dan waarop het opzet van de medeplichtige was gericht, kan medeplichtigheid toch worden aangenomen als het misdrijf van de medeplichtige voldoende verband houdt met het gepleegde gronddelict.

Hoge Raad53x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO2629

ECLI:NL:HR:2011:BO262922 maart 2011Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad26x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1593

ECLI:NL:HR:2014:15931 juli 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:121 - Pleger van onjuiste belastingaangifte: alleen de aangifteplichtige zelf

ECLI:NL:HR:2020:12128 januari 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Alleen de aangifteplichtige, of diens wettelijk aangewezen vertegenwoordiger, kan pleger zijn van het opzettelijk onjuist doen van een belastingaangifte (art. 69 AWR). Een derde die de aangifte feitelijk invult kan hoogstens deelnemer zijn, wat een strafbaar feit door de aangifteplichtige vereist.

BelastingrechtFiscaal Strafrecht
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BX5554

ECLI:NL:HR:2012:BX55549 oktober 2012Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1158

ECLI:NL:HR:2017:115827 juni 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak