Arrest inhoud

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 31 juli 2025 Zaaknummer : 200.351.867/01 Zaaknummer eerste aanleg : C/02/423770 / FA RK 24-2860

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader], wonende te [woonplaats] , verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, advocaat: mr. S.J. Nijssen,

tegen

[de moeder], wonende te [woonplaats] , verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, advocaat: mr. F.J.I. van den Branden.

Deze zaak gaat over:

hierna samen te noemen: de kinderen.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 26 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1. Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de moeder alleen toekomt en, onder wijziging van de zorgregeling, het recht van de vader tot het hebben van contact met de kinderen voor de duur van één jaar ontzegd.

2.2. De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 februari 2025, heeft de vader verzocht, de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de beslissing over het gezag en de omgang, en de verzoeken van de moeder voor zover die zien op het verkrijgen van het eenhoofdig gezag en het contactverbod af te wijzen, dan wel een beslissing te nemen die het hof in goede justitie vermeent te behoren.

2.3. Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 9 april 2025, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen.

2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

2.4.1. Namens de vader is op 23 juni 2025 om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Dit verzoek is afgewezen. De vader is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen.

2.5. Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

2.6. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

3 De feiten

3.1. Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie zijn de kinderen geboren. De vader heeft de kinderen erkend en partijen hebben laten aantekenen dat zij gezamenlijk zijn belast met het gezag over de kinderen.

3.2. De kinderen verblijven bij de moeder.

3.3. In het op 16 oktober 2023 ondertekende ouderschapsplan genaamd “Gemaakte afspraken/regeling” zijn de ouders een zorgregeling overeengekomen, voor zover relevant inhoudende dat de vader de kinderen op maandag en donderdagavond bezoekt van 17.00 tot 19.00 uur bij de moeder thuis en dat de vader de kinderen elk weekend op zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur ziet, waarbij de ouders dan gezamenlijk iets met de kinderen ondernemen.

3.4. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Maastricht, van 22 december 2023 heeft de rechtbank de door partijen overeengekomen kinderalimentatie vastgesteld en bepaald dat de onderlinge regelingen uit het ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking.

3.5. Bij beschikking van de rechtbank van 15 augustus 2024 is bij wege van provisionele voorziening, totdat in de hoofdzaak definitief is beslist, de werking van voornoemde beschikking van 22 december 2023 en het ouderschapsplan voor wat betreft het contact tussen de vader en de kinderen geschorst en de vader verboden om contact te hebben met de kinderen.

4 De beoordeling

4.1. De vader voert – samengevat – het volgende aan. Ten onrechte heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag toegewezen. De vader weerspreekt dat de relatie tussen de ouders werd gekenmerkt door spanningen, fysieke en verbale escalaties. Het is onjuist dat de verhouding tussen de ouders ernstig verstoord is geraakt als gevolg van aanhoudend stalkings-, grensoverschrijdend en bedreigend gedrag. Er waren wel eens spanningen, maar deze werden niet alleen door de vader veroorzaakt. De moeder had ook een aandeel in de verstoorde communicatie. Er was bovendien hulpverlening betrokken maar er werd partij voor de moeder gekozen. De vader ontkent niet dat hij in het recente verleden berichten aan de moeder heeft gestuurd die niet door de beugel kunnen. Hij is daarvoor veroordeeld en de vader heeft berust in de opgelegde straf, een taakstraf van 40 uur waarvan 20 uur voorwaardelijk. De hoogte van deze straf zegt iets over de zwaarte van de mishandeling en dit rechtvaardigt niet dat mede op basis hiervan hem het gezag is ontnomen. De vader is van mening dat deze mishandeling geen rol moet spelen in de beslissing over het gezag, de vader heeft de kinderen immers niet mishandeld. Het is daarnaast onjuist dat de vader alle verantwoordelijkheid buiten zichzelf legt. Uit het door de moeder overgelegde vonnis van 11 december 2024 blijkt dat de vader de hem tenlastegelegde feiten heeft bekend alsook dat hij tijdens de strafzaak heeft aangegeven spijt te hebben. De vader heeft dat vonnis niet zelf overgelegd aan het hof omdat de belaging van de moeder niets te maken heeft met het gezag over de kinderen. Het is onjuist dat de vader zijn gezagspositie heeft misbruikt door noodzakelijke beslissingen over de kinderen te frustreren of te blokkeren. De vader wordt benaderd door hulpverleningsinstanties en hem wordt verzocht om ergens toestemming voor te geven zonder dat, ook bij navraag, tekst en uitleg wordt gegeven. Het is dan invoelbaar dat de vader niet zonder meer toestemming geeft. Ook ontkent de vader dat de moeder steeds om vervangende toestemming heeft moeten vragen voor vakanties, hij heeft één keer geen toestemming willen verlenen maar dat uiteindelijk wel gedaan. De rechtbank heeft te snel geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Er had nader onderzoek moeten plaatsvinden en dan met name naar de vraag of binnen een aanvaardbare termijn de verhoudingen zouden kunnen worden genormaliseerd. De vader had bovendien iets kunnen zeggen over het onderzoek naar zijn persoonlijkheidsproblematiek en de onduidelijkheid of hij bereid is de benodigde hulp te aanvaarden indien het verzoek om aanhouding was gehonoreerd. De vader wordt immers verweten dat hij niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling en dat hij geen openheid van zaken geeft voor wat betreft de hulpverleningsverslagen en het NIFP-rapport. Er zijn van de reclassering op dit moment geen verslagen te overleggen en als die er al zouden zijn dan is het niet aan de vader om die te overleggen. De rapporten zijn persoonlijk en het is hem niet toegestaan om die te delen. Dit geldt tevens voor het NIFP-rapport. Het traject bij Forensische Zorg [Forensische Zorg] ( [Forensische Zorg] ) loopt. Het is bovendien in het belang van de kinderen om contact te hebben met de vader. De kinderen dienen niet gestraft te worden voor het feit dat de ouders niet langer met elkaar door een deur kunnen. De beslissing om (tijdelijk) geen contact met de kinderen toe te staan komt hun ontwikkeling niet ten goede en zal deze zelfs schaden. Dat is niet in hun belang. Omdat er nu al geruime tijd geen contact is acht de vader het van belang om het contact weer op te bouwen. Dit vraagt ook het nodige van de moeder omdat er wantrouwen is ten opzichte van de vader, dat afstraalt op de kinderen. De moeder zal moeten beseffen dat de vader altijd deel uit zal blijven maken van het leven van de kinderen. Er is ten onrechte overwogen dat de vader te kampen heeft met persoonlijkheidsproblematiek en dat als gevolg daarvan geen enkele vorm van contact met de kinderen kan plaatsvinden. De vader heeft reclasseringstoezicht en de reclasseringsmedewerker heeft aangegeven dat het juist in het belang van de vader, maar ook in het belang van de kinderen is, als er wel een vorm van contact plaatsvindt.

4.2. De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De kern van de problemen tussen de ouders is al vele jaren het gebrek aan zelfinzicht aan de zijde van de vader. Hij legt de verantwoordelijkheden buiten zichzelf en herkent zich niet in het gedrag dat hij lang heeft laten zien. De vader is bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 december 2024 veroordeeld voor belaging en bedreiging van de moeder met een gevangenisstraf van 269 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn bijzondere voorwaarden gesteld. Zo staat de vader onder reclasseringstoezicht, moet hij zich laten behandelen door [Forensische Zorg] of een soortgelijke zorgverlener en er is sprake van een contact- en locatieverbod met elektronisch toezicht. Ook moet de vader meewerken aan controle van alcohol- en drugsgebruik. Hoewel de vader te kennen geeft te hebben berust in de opgelegde straf, bagatelliseert hij de eerder opgelegde straf en stelt wederom dat ook de moeder een aandeel had in de verstoorde communicatie tussen partijen. De moeder ontkent dat. De moeder heeft de afgelopen jaren moeite gedaan om tot verbetering van de verhouding tussen haar en de vader te komen, tegen beter weten in. De betrokken hulpverlening adviseerde de moeder al langere tijd om waakzaam te zijn en afstand te houden gelet op de grote zorgen die er zijn over het gedrag van de vader. De moeder heeft in de loop der tijd geleerd haar grenzen aan te geven. Hoe duidelijker ze dat deed, hoe meer escalaties ontstonden omdat de vader haar grenzen niet accepteert. De vader legt nog steeds de opmerking van de raad naast zich neer dat zolang hij geen hulp aanvaardt om inzicht te krijgen in zijn aandeel in de ontstane situatie, er geen constructief gesprek mogelijk is om tot een oplossing te komen met het oog op rust en veiligheid voor de kinderen en een herstel van de rol van de vader in het leven van de kinderen. Uit niets blijkt of de vader inmiddels medewerking verleent aan hulpverlening, welke hulpverlening het betreft en hoe dit verloopt. Ook in hoger beroep heeft de vader geen inzicht gegeven in zijn persoonlijkheidsproblematiek en zijn bereidheid hulp te accepteren. Dat door de vader is geweigerd om in te stemmen met hulpverlening voor de kinderen omdat de door hem gevraagde tekst en uitleg niet werd gegeven, is onjuist. De moeder heeft talloze keren zowel direct als via haar advocaat aan de vader gevraagd om toestemming te verlenen voor behandeling van [minderjarige 2] door [instantie 1] . Daarop werd door de vader niet gereageerd. Ook een aanmelding van de kinderen voor gesprekken bij [kindbehartiger] (kindbehartiger) is vanwege het ontbreken van toestemming van de vader niet van grond gekomen. Omdat de vader in de zomer van 2024 weigerde in te stemmen met een vakantie van de moeder en de kinderen naar Spanje is een procedure bij de rechtbank opgestart, waarbij de vader pas tijdens de mondelinge behandeling toestemming heeft verleend. Er is geenszins te snel bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan bij de moeder moet liggen. Een aanvullend onderzoek had niet tot een andere conclusie geleid. Er is al sinds juni 2020 hulpverlening bij partijen en de kinderen betrokken. Met name door de weigerachtige houding van de vader heeft dit niet geleid tot een normalisering van de verhoudingen tussen partijen. Een nieuw onderzoek zou een belasting en onzekerheid voor de kinderen en de moeder opleveren terwijl er sinds de bestreden beschikking eindelijk rust, duidelijkheid en voorspelbaarheid is ontstaan in het gezin van de moeder. De moeder heeft direct het hulpverleningstraject bij [instantie 1] voor [minderjarige 2] in gang gezet en ook voor [minderjarige 1] is hulpverlening gestart. Ook heeft de moeder persoonlijke hulpverlening opgepakt, zij wordt behandeld door [instantie 2] voor de verwerking van haar trauma’s. Dat herstel van het contact tussen de vader en de kinderen helpend zou kunnen zijn voor de vader acht de moeder op dit moment van volstrekt ondergeschikt belang. Zolang niet duidelijk is hoe het nu met de vader gaat kan van het herstel van contact geen sprake zijn nu het nog steeds onduidelijk is of passend en veilig contact met de kinderen kan plaatsvinden. De kinderen ervaren door het ontbreken van contact met de vader rust. Zij hoeven nu niet bang te zijn dat de vader onverwacht aan de deur staat, belt of hen onderweg achtervolgt. Als gevolg daarvan kunnen zij zich volledig focussen op school, hun sociale activiteiten en de door hen ingezette hulpverlening. De kinderen komen weer toe aan hun ontwikkeling en die situatie dient gewaarborgd te worden. Nu aangenomen dient te worden dat aan de zijde van de vader niets is veranderd vormt contact met de vader een ernstig nadeel voor de geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen en is contact in strijd met hun zwaarwegende belangen.

4.3. De raad adviseert – samengevat – het volgende. In het belang van de kinderen dient de huidige situatie met eenhoofdig gezag bij de moeder en de ontzegging van de omgang tussen de vader en de kinderen te worden gecontinueerd. De vader heeft sinds de start van de procedure geen verandering in zijn opstelling en houding laten zien. Hij had hier verandering in kunnen brengen door de rapportages over te leggen. De vader legt nog steeds de verantwoordelijkheid buiten zichzelf, wijst naar de moeder en bagatelliseert zijn gedragingen. Hij ziet het belang van de kinderen onvoldoende. De raad hoort geen reflectie op zijn stalkingsgedrag en agressie jegens de moeder. De vader ziet zichzelf als slachtoffer. Het is positief dat het beter gaat met de kinderen en dat zij therapie krijgen. Ook de moeder maakt positieve ontwikkelingen door, zij is een sterke opvoeder. Het is belangrijk dat de situatie zo blijft. De kinderen hebben rust nodig om aan hun eigen ontwikkeling toe te komen, dat kan niet zolang er sprake blijft van stress en overleven. Het gezag is uitvoerig aan de orde geweest in het eerdere advies van de raad. Een nieuw onderzoek zou een grote belasting voor de kinderen opleveren terwijl zij rust nodig hebben. Bovendien zou bij een nieuw onderzoek de houding van de vader moeten veranderen en dat ziet de raad niet. Het zou dan ook een herhaling van zetten zijn.

4.4. Het hof overweegt als volgt.

4.4.1. Het hof stelt vast dat de ouders ingevolge de aantekeningen in het gezagsregister op grond van artikel 1:252 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waren belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen.

4.4.2. Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:

4.4.3. Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Op grond van artikel 1:377a lid 1 en lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang – al dan niet voor bepaalde tijd – indien sprake is van een of meer van de genoemde ontzeggingsgronden.

4.4.4. De rechter moet bij het nemen van een beslissing over omgang en gezag met en over de kinderen tevens het op 1 maart 2016 in werking getreden Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) in acht nemen. Dit is een mensenrechtenverdrag waarin aan de overheid verplichtingen worden opgelegd om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden. Ook besteedt het verdrag aandacht aan de maatregelen die nodig zijn voor de opvang en bescherming van slachtoffers van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld. Uit de memorie van toelichting bij de goedkeuring van het Verdrag van Istanbul blijkt bij artikel 2 lid 2 dat het verdrag van toepassing is op alle slachtoffers van huiselijk geweld, inclusief mannen en kinderen. Bij artikel 31 (over voogdij, omgangsregeling en veiligheid) staat dat ingevolge het eerste lid van artikel 31 Verdragspartijen wetgevende of andere maatregelen moeten nemen teneinde te waarborgen dat bij de vaststelling van een omgangsregeling voor kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van het Verdrag. Het tweede lid van artikel 31 verplicht Verdragspartijen te waarborgen dat de uitvoering van een omgangsregeling niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen.

4.4.5. In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat geweld tegen vrouwen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar vanzelfsprekend is dat de Nederlandse rechter dat wel moet doen; de veiligheid van het kind en de ouder zal centraal moeten staan bij de beslissing of een omgangsregeling in het belang van het kind is. Het hof moet er dus, gezien al het voorgaande, voor zorgen dat met de te nemen beslissing de rechten en de veiligheid van de moeder en de kinderen gewaarborgd zijn.

4.4.6. Tussen partijen is niet in geschil en voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan een (her)beoordeling van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , alsmede het contact tussen de vader en de kinderen aan de orde is.

4.4.7. Het hof stelt voorop dat in het raadsonderzoek van 21 juni 2024 en door de strafrechtelijke veroordelingen van de vader voldoende duidelijk is geworden dat de relatie tussen de ouders wel degelijk was gekenmerkt door jarenlange spanningen, escalaties en aanhoudend stalkings-, grensoverschrijdend en bedreigend gedrag van de vader jegens de moeder. De kinderen zijn hier getuige van geweest. De stelling van de vader dat de veroordelingen niets van doen hebben met de kinderen omdat dat iets tussen de ouders is en de vader de kinderen niet heeft mishandeld, getuigt naar het oordeel van het hof van een verontrustend gebrek aan inzicht voor de gevolgen voor de kinderen van huiselijk geweld. Het staat vast dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last hebben gehad van de volkomen verstoorde verstandhouding tussen de ouders. Het is algemeen bekend dat getuige zijn van geweld tegen een ouder ook een vorm van kindermishandeling is, ook wanneer het geweld zich niet tegen het kind richt. Dit kan heftige emoties oproepen bij kinderen. Zo is in het raadsrapport dan ook geconcludeerd dat de kinderen zijn blootgesteld aan chronische stress in hun opvoedingssituatie als gevolg van de chronische problematiek op ouderniveau. Bovendien is in het raadsonderzoek ook expliciet naar voren gekomen dat [minderjarige 1] veel last heeft gehad van de vele ruzies thuis, die er volgens haar al waren vanaf dat zij baby was. Zij heeft beschreven dat de vader hard schreeuwde tegen de moeder en dat zij haar oren dan met wel zes tot zeven kussens beschermde om het schreeuwen niet te hoeven horen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] krijgen allebei hulp voor onder andere de situatie rondom de vader. De moeder is ernstig getraumatiseerd en heeft angstklachten als gevolg en zal traumabehandeling krijgen. De gedragingen van de vader richting de moeder moeten dus wel degelijk worden meegenomen in de beoordeling over het gezag en de omgang met betrekking tot de kinderen.

4.4.8. De vader is inmiddels tweemaal onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten gepleegd jegens de moeder: op 6 juni 2023 door het gerechtshof voor mishandeling en op 11 december 2024 door de rechtbank voor belaging en bedreiging. Als gevolg van dit laatste is aan de vader, naast een forse gevangenisstraf, onder andere als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de moeder opgelegd voor de duur van drie jaar. Het hof stelt vast dat de uitvoering van gezamenlijk gezag alleen daarom al praktisch onmogelijk is geworden nu de vader in ieder geval gedurende die periode op geen enkele wijze contact mag (laten) opnemen, contact mag zoeken of contact mag hebben met de moeder. Enige vorm van communicatie tussen de ouders, dan wel indirect via een derde, zou noodzakelijk zijn voor een behoorlijke uitoefening van gezamenlijk gezag. De vader heeft in de stukken of tijdens de mondelinge behandeling echter op geen enkele wijze onderbouwd of toegelicht op welke manier gedurende deze periode er vanuit zijn zijde enige invulling gegeven kan worden aan gezamenlijk gezag. Het is daarom in het belang van de kinderen dat de moeder belast blijft met het eenhoofdig gezag.

4.4.9. Ook afgezien van de praktische onmogelijkheid acht het hof het – met de raad en evenals de rechtbank – noodzakelijk in het belang van de kinderen dat enkel de moeder met het gezag over hen wordt belast. Er bestaat een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem of verloren zullen raken tussen de ouders, waarbij niet te verwachten is dat hier binnen afzienbare tijd verbetering in zal komen. De raad heeft in het raadsonderzoek duidelijk geconcludeerd dat de zorgen over het veilig opgroeien van de kinderen kunnen worden weggenomen als de vader stopt met grensoverschrijdend gedrag naar de moeder en de kinderen, als hij de veiligheidsafspraken nakomt en inzicht toont in zijn gedrag en wat dat oproept bij de kinderen. Alleen dan kan er gestart worden met herstellen van zijn rol als vader in het leven van de kinderen. De vader heeft ook in hoger beroep op geen enkele wijze inzicht gegeven in zijn gedrag of persoonlijkheid. Als bijzondere voorwaarde bij het vonnis van 11 december 2024 geldt dat de vader reclasseringstoezicht heeft en zich moet laten behandelen door [Forensische Zorg] of een soortgelijke zorgverlener. Niet is gebleken dat de vader aan enige behandeling heeft deelgenomen. De advocaat van de vader kon tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep geen helderheid verschaffen over of en hoe de vader meewerkt aan dit traject, of dit traject is gestart of hoe dit verloopt. Er is hierdoor nog steeds geen enkel zicht op de persoonlijkheidsproblematiek van de vader of zijn bereidheid om hulp te accepteren. Het hof gaat er daarom vanuit dat de vader nog niet is behandeld, terwijl dit een vereiste is om zijn rol als vader ooit weer op te pakken. Van de moeder kan op deze wijze niet verwacht worden dat zij, daargelaten het feit dat de vader geen contact mag hebben met de moeder, in overleg treedt met de vader over beslissingen omtrent de kinderen.

4.4.10. Een nader (raads)onderzoek acht het hof niet in het belang van de kinderen en de moeder. Een nieuw onderzoek zou enkel wellicht aangewezen zijn op het moment dat de vader volledige openheid geeft over zijn gedrag en persoonlijkheid. Het hof heeft er door hetgeen hij heeft laten zien tijdens de procedure geen vertrouwen in dat dat zal gebeuren. Het hof vindt het in dit verband opmerkelijk en exemplarisch voor de houding van de vader dat in zijn beroepsschrift alleen verwezen wordt naar een strafrechtelijke veroordeling uit 2021, terwijl de vader ten tijde van het opstellen van het beroepsschrift al opnieuw was veroordeeld voor geweld tegen de moeder, tot een forse gevangenisstraf en hem bijzondere voorwaarden waren opgelegd. Overigens zal een nieuw onderzoek een zware belasting voor de kinderen en de moeder opleveren, hetgeen niet in hun belang is omdat zij juist op dit moment rust moeten ervaren om hun hulpverleningstrajecten aan te gaan en zich te kunnen focussen op hun ontwikkeling.

4.4.11. Tot slot overweegt het hof dat naar voren is gekomen dat de kinderen en de moeder sinds de bestreden beschikking eindelijk rust ervaren. De moeder heeft de kinderen kunnen aanmelden bij door school geadviseerde hulpverlening van [instantie 1] voor behandeling, hetgeen de vader lange tijd heeft geblokkeerd door geen toestemming te geven. Het is in hun belang dat deze situatie gecontinueerd wordt.

4.4.12. Met de raad en de rechtbank acht het hof, mede gelet op het voorgaande, iedere vorm van contact tussen de vader en de kinderen op dit moment niet in hun belang. De moeder heeft onbetwist naar voren gebracht dat de kinderen rust ervaren sinds de bestreden beschikking. De moeder heeft toegelicht dat de kinderen vanwege het contactverbod niet meer continu bang zijn dat de vader onverwacht aan de deur staat, belt of hen achtervolgt. Dit is in hun belang. De continue angst levert veel stress op voor de kinderen waardoor zij dan niet meer voldoende kunnen toekomen aan hun ontwikkeling. Bovendien kan het hof vanwege het uitblijven van duidelijkheid over de persoonlijkheidsproblematiek van de vader en hulp hieromtrent niet vaststellen of omgang tussen de vader en de kinderen op een veilige en haalbare wijze kan plaatsvinden. Het hof acht omgang met de vader in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zodat hun belangen vereisen dat het recht van de vader tot omgang met hen wordt ontzegd. Dat de reclasseringsmedewerker van de vader heeft aangegeven dat omgang met de kinderen voor de vader helpend kan zijn, doet hier niets aan af. De belangen van de kinderen, en de moeder, zijn in dit geval doorslaggevend.

4.5. Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

5 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 26 november 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.C. Dumoulin en M.J.C. van Leeuwen en is op 31 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.