Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 2. Ouderlijk gezag
§ 1. Het gezamenlijk gezag van ouders binnen en buiten huwelijk en het gezag van één ouder na scheiding
Artikel 252

Artikel 252 (Aantekening gezamenlijk gezag ongehuwde ouders)

Laatste versie

1. De ouders die niet met elkaar zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en niet het gezamenlijk gezag uitoefenen op grond van artikel 251b, eerste lid, oefenen het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk uit, indien dit op hun beider verzoek in het register, bedoeld in artikel 244, is aangetekend. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan niet worden gedaan ten aanzien van de kinderen over wie zij het gezag gezamenlijk hebben uitgeoefend.

2. De aantekening wordt door de griffier geweigerd, indien op het tijdstip van het verzoek:

a. één of beide ouders onbevoegd is tot het gezag; of b. het gezag van één van beide ouders is beëindigd en de andere ouder het gezag uitoefent; of c. een voogd met het gezag over het kind is belast; of d. de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken; of e. de ouder die het gezag heeft, dit gezamenlijk met een ander dan een ouder uitoefent.

3. Tegen de weigering van de aantekening is alleen beroep mogelijk, indien zij heeft plaatsgevonden op grond van onbevoegdheid van één of beide ouders tot het gezag anders dan vanwege minderjarigheid of ondercuratelestelling. Alsdan kan de rechtbank worden verzocht de aantekening te gelasten. Zij wijst het verzoek af, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

Uitleg in duidelijke taal

1. De ouders die niet met elkaar zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en niet het gezamenlijk gezag uitoefenen op grond van artikel 251b, eerste lid, oefenen het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk uit, indien dit op hun beider verzoek in het register, bedoeld in artikel 244, is aangetekend. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan niet worden gedaan ten aanzien van de kinderen over wie zij het gezag gezamenlijk hebben uitgeoefend.

Dit lid bepaalt dat ouders die niet met elkaar zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en die bovendien niet het gezamenlijk gezag uitoefenen op grond van artikel 251b, eerste lid, het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk kunnen uitoefenen. Voorwaarde hiervoor is dat dit op hun beider verzoek in het register, bedoeld in artikel 244, is aangetekend. De tweede zin specificeert dat een verzoek als bedoeld in de eerste volzin (dus een verzoek tot aantekening voor gezamenlijk gezag) niet kan worden gedaan ten aanzien van de kinderen over wie zij het gezag reeds gezamenlijk hebben uitgeoefend.

2. De aantekening wordt door de griffier geweigerd, indien op het tijdstip van het verzoek:

Dit lid geeft aan dat de griffier de aantekening (van het gezamenlijk gezag in het register) weigert, indien op het tijdstip van het verzoek een van de hieronder genoemde omstandigheden van toepassing is:

a. één of beide ouders onbevoegd is tot het gezag; of

Een situatie waarin één of beide ouders onbevoegd is tot het gezag; of

b. het gezag van één van beide ouders is beëindigd en de andere ouder het gezag uitoefent; of

Een situatie waarin het gezag van één van beide ouders is beëindigd en de andere ouder het gezag uitoefent; of

c. een voogd met het gezag over het kind is belast; of

Een situatie waarin een voogd met het gezag over het kind is belast; of

d. de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken; of

Een situatie waarin de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken; of

e. de ouder die het gezag heeft, dit gezamenlijk met een ander dan een ouder uitoefent.

Een situatie waarin de ouder die het gezag heeft, dit gezag gezamenlijk met een ander dan een ouder uitoefent.

3. Tegen de weigering van de aantekening is alleen beroep mogelijk, indien zij heeft plaatsgevonden op grond van onbevoegdheid van één of beide ouders tot het gezag anders dan vanwege minderjarigheid of ondercuratelestelling. Alsdan kan de rechtbank worden verzocht de aantekening te gelasten. Zij wijst het verzoek af, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

Dit lid beschrijft de beroepsmogelijkheid: Tegen de weigering van de aantekening is alleen beroep mogelijk, indien die weigering heeft plaatsgevonden op grond van onbevoegdheid van één of beide ouders tot het gezag. Deze onbevoegdheid mag echter niet zijn vanwege minderjarigheid of ondercuratelestelling. Alsdan (in het geval dat aan deze voorwaarden voor beroep is voldaan) kan de rechtbank worden verzocht de aantekening te gelasten (opdragen dat de aantekening alsnog wordt gedaan). De rechtbank wijst het verzoek tot het gelasten van de aantekening echter af, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging (als het verzoek zou worden toegewezen) de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.