ECLI:NL:GHDHA:2025:2044 - Gerechtshof Den Haag - 19 september 2025
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Rolnummer: 22-003718-24
Parketnummer: 09-304774-23
Datum uitspraak: 19 september 2025
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 november 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedatum] 1992, thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van “de zaak” of “het vonnis”, wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 13 november 2023 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, hoeveelheden methamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of amfetamine, zijnde methamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: één of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 13 november 2023 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of amfetamine, zijnde methamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld i de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen op 13 november 2023 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
-
meermalen goederen ten behoeve van het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervaardigen van methamfetamine en/of amfetamine heeft gekocht en/of
-
meermalen goederen ten behoeve van het maskeren van genoemde misdrijven heeft aangekocht en/of
-
( vervolgens) voornoemde goederen naar de locatie waar de methamfetamine en/of amfetamine werden bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd heeft gebracht;
2.hij op of omstreeks 24 april 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 37,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de strafoplegging en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijfenveertig maanden met aftrek van voorarrest en toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- subsidiairéén of meer (onbekend gebleven) perso*(o)n(en)* op of omstreeks 13 november 2023 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamineen/of amfetamine, zijnde methamfetamine en/of amfetamine*,* een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen op 13 november 2023 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
-
meermalen goederen ten behoeve van het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervaardigen van methamfetamine en/of amfetamine heeft gekocht en/of
-
meermalen goederen ten behoeve van het maskeren van genoemdemisdrijfheeftte hebben aangekochten/of
-
(vervolgens) voornoemde goederen naar de locatie waar de methamfetamine en/of amfetamine werden bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd heeft gebracht;
2.hij op of omstreeks24 april 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 36,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat op of omstreeks 13 november 2023 – kort gezegd – drugs zijn bereid aan de [adres 1] en, subsidiair, dat de verdachte evenmin kan worden aangemerkt als pleger of medeplichtige van hetgeen aan hem is tenlastegelegd zodat vrijspraak dient te volgen.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Feiten en omstandigheden
Op 13 november 2023 werd om 20.37 uur bij de politie melding gedaan van een sterke chemische geur ter hoogte van de woning aan de [adres 1] in Den Haag. Ter plaatse gekomen nam ook de politie om 21.05 uur stank waar. In afwachting van metingen van de brandweer, werden omliggende woningen ontruimd. Na binnentreden constateerde de politie dat in de woning een drugslaboratorium aanwezig was. Op een kastje in de gang stonden meerdere brandende geurkaarsen. In de woning werden kassabonnen aangetroffen van een aankoop bij de Action van diverse geurverspreiders, kaarsen, geurtheelichten en wierook, betaald op 13 november 2023 om 18.43 uur, en een aankoop bij Blokker van vier maal drie stuks Alaska vershouddozen, betaald op 13 november 2023 om 12.01 uur. Uit onderzoek naar deze kassabonnen is gebleken dat het de verdachte is geweest die deze aankopen heeft verricht. Verdachte heeft zulks ter terechtzitting in hoger beroep ook niet weersproken. Een deel van deze door de verdachte aangeschafte goederen is in de woning aan de [adres 1] aangetroffen. Het huurcontract van de woning stond op naam van de moeder van de verdachte. In de woning is een aan de verdachte geadresseerde welkomstbrief van Stedin aangetroffen gedateerd 30 augustus 2023. In de woning lagen diverse latex handschoenen. Van een handschoen aangetroffen op de armleuning van de bank in de woonkamer bleek uit onderzoek dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat het DNA op de binnenzijde van deze handschoen afkomstig is van de verdachte dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de bewoning van de woning aan de [adres 1] van zijn moeder had overgenomen en had (onder)verhuurd aan een persoon wiens naam hij niet wil noemen. De artikelen die hij op 13 november 2023 bij de Action en Blokker heeft gekocht, heeft hij gekocht op verzoek van de persoon aan wie hij de woning onderverhuurde en heeft hij diezelfde dag in een park aan iemand overgedragen. Voorts heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij wel in de woning is geweest, onder meer om daar meubels neer te zetten en om in de tuin te werken. Dat was in oktober 2023 en zou het aangetroffen DNA in de handschoen verklaren.
Oordeel van het hof
Gelet op hetgeen op 13 november 2023 door de politie in de woning aan de [adres 1] in Den Haag is aangetroffen en de sterke chemische geur die daar op dat moment werd waargenomen in combinatie met de geurkaarsen die brandden op het moment van binnentreden, gaat het hof ervan uit dat er op diezelfde dag verdovende middelen zijn bereid. Het hof kan op grond van het dossier niet vaststellen dat het de verdachte is geweest die op die dag de verdovende middelen heeft bereid. Wel is de verdachte naar het oordeel van het hof bij die bereiding minst genomen behulpzaam geweest. De verdachte heeft immers diezelfde dag, krap twee uur voor de inval van de politie, goederen aangeschaft die naar het oordeel van het hof onmiskenbaar dienden om de geur van het productieproces in de woning te maskeren. De verklaring van de verdachte dat hij deze goederen, die grotendeels in de woning zijn aangetroffen na aankoop heeft overgedragen aan een derde, is door de verdachte op geen enkele wijze onderbouwd. Het hof is dan ook van oordeel dat deze verklaring alles bijeen genomen niet aannemelijk is geworden. De door de verdachte aangeschafte goederen zijn in de woning aangetroffen. De goederen moeten daar dus op 13 november 2023 binnen een periode van bijna twee uur voor de inval door de verdachte naar toe zijn gebracht. De in de woonkamer aangetroffen latex handschoen met daarop het DNA van de verdachte brengt het hof in verband met het productieproces van de onderhavige verdovende middelen zoals dat blijkbaar in de woning plaatsvond. Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte wist wat zich in de woning afspeelde op 13 november 2023.
De verweren van de verdediging worden verworpen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de zich in de woning aan de [adres 2] in Den Haag bevindende verdovende middelen nu deze zich bevonden in gesloten dozen en in een afgesloten kast.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Feiten en omstandigheden
Op 24 april 2024 heeft de politie een inval gedaan in de woning aan de [adres 2] in Den Haag en trof daar de verdachte en twee andere personen aan. Verder werd in de woning een aantal verhuisdozen en tassen aangetroffen waarin – niet bloot in het zicht - vershoudbakken zaten die waren gevuld met een kristallen substantie. Deze dozen en tassen stonden in de keuken, woonkamer en in een voorraadkast in de woonkamer. Uit onderzoek van het NFI bleek dat de substantie methamfetamine betrof. In totaal is in de woning ongeveer 36,6 kilogram methamfetamine aangetroffen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op een feest een persoon, wiens naam hij om veiligheidsredenen niet wil noemen, heeft ontmoet, en dat deze persoon een woning had waarin hij mensen onderbracht. De verdachte mocht in deze woning aan de [adres 2] verblijven zonder bij te dragen aan de huur en moest er voor zorgen dat alles in orde was. Op enig moment zijn twee Mexicaanse mannen in de woning komen wonen. Er was geen enkel (onder)huurcontract. De verdachte heeft geen drugs in de woning gezien, maar wel de dozen, die in de keuken stonden, zo stelt de verdachte ter zitting in hoger beroep. Juridisch kader
Het hof stelt voorop dat van het aanwezig hebben als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder C, Opiumwet, sprake is als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Voor de bewezenverklaring van het aanwezig hebben hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoren of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde opzet is vereist dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen, of dat hij bewust de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid daarvan moet hebben aanvaard.
Oordeel van het hof
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat de verdachte toegang had tot de woning aan de [adres 2] en daar verbleef. Hij maakte gebruik van de woning en heeft verklaard dat hij ook in de woonkamer kwam. In functionele ruimtes in de woning, waaronder de woonkamer, de keuken en een voorraadkast in de woonkamer stonden verhuisdozen en/of tassen waarin de methamfetamine is aangetroffen. Deze dozen en tassen waren derhalve voor iedereen die zich in de woning bevond, en dus ook voor de verdachte, vrij toegankelijk. Een deel van deze dozen en tassen stond bovendien open in het zicht in de woonkamer en keuken. Het is een feit van algemene bekendheid dat een hoeveelheid methamfetamine zoals in de woning aangetroffen een zeer aanzienlijke straatwaarde heeft. Naar het oordeel van het hof is het niet aannemelijk dat een dergelijke waardevolle hoeveelheid harddrugs op toegankelijke en/of zichtbare plekken in een woning wordt bewaard zonder dat de bewoners van die woning daarvan afweten. Het is immers moeilijk voorstelbaar dat de eigenaar van die drugs het risico neemt dat een van de bewoners er met de drugs vandoor zou gaan. Naar het oordeel van het hof volgt uit al het voorgaande dat de verdachte wist dat zich in de woning methamfetamine bevond. Aan de andersluidende verklaring van de verdachte hecht het hof dus geen geloof. Dat de dozen mogelijk gesloten waren en de zich in de tassen en dozen bevindende vershoudbakken met methamfetamine niet direct en open zichtbaar waren, doet daar naar het oordeel van het hof in casu niet aan af. Het hof betrekt daarbij mede de strafbare betrokkenheid van de verdachte een aantal maanden eerder op 13 november 2023 in verband met de bereiding van methamfetamine in een door hem onderverhuurde woning.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Vrijspraak medeplegen
Het hof is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen niet is komen vast te staan. De enkele omstandigheid dat in de woning aan de [adres 2] twee andere personen verbleven die ook weet hadden van de aanwezigheid van de methamfetamine, acht het hof daartoe onvoldoende. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij het bereiden van methamfetamine in een woning en hij heeft ruim 36 kilogram methamfetamine aanwezig gehad in een andere woning, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Voor methamfetamine geldt dat in het bijzonder, mede gezien de ontwrichtende werking en het uitermate verslavende karakter ervan. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Tenslotte leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen enkel oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 25 augustus 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen, kan naar het oordeel van het hof geen andere straf volgen dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Deze straf is lager dan de straf die de rechtbank heeft opgelegd en de straf die door de advocaat-generaal is gevorderd, reeds omdat het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 48, 49, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. K. Versteeg, als voorzitter, en mr. A.S.I. van Delden en mr. B.W. Mulder, leden, in bijzijn van de griffier mr. L.R.I.G. Ondracek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 september 2025.
mr. A.S.I. van Delden is buiten staat dit arrest te ondertekenen.