ECLI:NL:GHARL:2025:6107 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 6 oktober 2025
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004790-24
Uitspraakdatum: 6 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 24 oktober 2024 met parketnummer 08-276779-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 08-159886-20 en 08-000717-22, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [land van herkomst] op [geboortedatum] 1998, ingeschreven in de BRP op het adres [adres] , thans verblijvende in [P.I.] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 mei 2025 en 22 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.S.F. ten Kortenaar, advocaat te Apeldoorn, de raadsman van de benadeelde partij, mr. E. Taş, advocaat te [plaats] , en het slachtoffer naar voren hebben gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – een poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is aan verdachte opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 31.714,03, bestaande uit € 1.840,03 aan materiële schade en € 29.874,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tot slot heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 08-000717-22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden toegewezen. De vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 08-159886-20 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 80 uren is door de rechtbank afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/is hij -verdachte- die [slachtoffer] -twee (2) maal, althans meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of -(toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslagen/klappen van hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel) naast die [slachtoffer] geknield en/of (wederom) meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer] gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag en/of terwijl die [slachtoffer] al dan niet reeds buiten kennis was/(b)leek, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 21 oktober 2023 te [plaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig hoofdletsel met mogelijk (blijvend) neurologisch trauma(slachtoffer wordt kunstmatig in coma gehouden), heeft toegebracht, immers heeft/is hij -verdachte- die [slachtoffer] -twee (2) maal, althans meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of -(toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslagen/klappen van hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel) naast die [slachtoffer] geknield en/of (wederom) meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer] gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag en/of terwijl die [slachtoffer] al dan niet reeds buiten kennis was/(b)leek;
meer subsidiairhij op of omstreeks 21 oktober 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/is hij -verdachte- die [slachtoffer] -twee (2) maal, althans meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of -(toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslagen/klappen van hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel) naast die [slachtoffer] geknield en/of (wederom) meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer] gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag en/of terwijl die [slachtoffer] al dan niet reeds buiten kennis was/(b)leek, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging De verdediging heeft – overeenkomstig de overgelegde pleitnota – bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij het tegen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) uitgeoefende geweld. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Daarnaast heeft de raadsman een tweetal alternatieve scenario’s geschetst waaruit zou volgen dat niet verdachte, maar iemand anders verantwoordelijk is voor het geweld. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, indien het hof van oordeel is dat verdachte enige geweldshandeling heeft verricht waardoor [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, hooguit sprake kan zijn van een poging tot zware mishandeling.
Oordeel van het hof Het hof is van oordeel dat de rechtbank de bewijsmiddelen die gebruikt worden voor het oordeel over de bewezenverklaring (grotendeels) op de juiste wijze uiteen heeft gezet. Het hof neemt daarom deze uiteenzetting over en zal deze hierna cursief weergeven. Waar nodig worden de bewijsmiddelen aangevuld.
Bij de beoordeling gaat het hof uit van de volgende bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van aangifte van 21 november 2023, pagina 10, voor zover inhoudende: Ik ben op 21 oktober 2023 in elkaar geslagen maar ik weet niet door wie of wat.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 22 oktober 2023, pagina’s 105 en 106, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Op zaterdag 21 oktober 2023 kreeg ik, verbalisant, melding om te gaan naar de [adres] te [plaats] . (...) Ik zag dat een man (slachtoffer) bewusteloos op de grond lag, met een flink bebloed gelaat. Ik zag dat het gelaat van het slachtoffer flink gezwollen was en hoorde dat hij een snurkende/rochelende ademhaling had. Ik zag dat een man, met ontbloot bovenlijf en een flinke haardos naast het slachtoffer stond. Ik hoorde dat verschillende mensen uit die groep met stemverheffing zeiden dat de man met ontbloot bovenlijf de verdachte van de mishandeling van de bewusteloze man op de grond was. Ik zag dat zij de verdachte aanwezen. Ik heb aangehouden als verdachte: [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2023, pagina 69, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Op 28 oktober 2023 sprak ik in persoon met getuige [getuige 2] . Zij was getuige van het incident dat plaats vond op 21 oktober 2023. Ik hoorde haar het volgende verklaren: Ik zag dat de man zonder shirt een vuistslag aan de man met de blauwe jas gaf. Ik zag dat de man zonder shirt dit deed met zijn rechterarm en vuist. Hij raakte de man met de blauwe jas op zijn hoofd, op zijn slaap. Ik zag dat de man met de blauwe jas stijl achterover viel na deze klap. Ik zag dat hij met zijn achterhoofd op de straat klapte. Ik zag dat hij daarna nog een keertje met zijn hoofd op de grond stuiterde. Ik zag dat de man met de blauwe jas op de grond bleef liggen. Ik zag dat hij met zijn hoofd naar rechts lag. Ik zag dat de man zonder shirt in het gezicht van de man met de blauwe jas begon te trappen. Dit was recht in het gezicht van de man met de blauwe jas. Ik zag dat de man zonder shirt dit meerdere keren deed. Ik heb niet gezien of de man met de blauwe jas zichzelf heeft verdedigd. Ik zag hem alleen op de grond liggen.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 25 september 2024 bij de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: De verdachte haalde ook echt uit met zijn voet. De trappen waren hard.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 28 oktober 2023, pagina 64, voor zover inhoudende. zakelijk weergegeven: Ik zag dat de man zonder shirt de man die op de grond lag enkele trappen in het gezicht gaf. De man zonder shirt bleef maar trappen. Ik heb minimaal drie trappen in het gezicht van het slachtoffer gezien.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 22 oktober 2024, pagina’s 40 en 43, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Opeens zie ik dat de grote man met zijn vuist uithaalt en de oudere man vol op zijn mond sloeg. Ik zag dat de oudere man op de grond viel. De grote man ging door met slaan terwijl de man op de grond lag. De grote man stond gebukt boven de man en sloeg hem een paar met zijn vuisten in zijn gezicht. De grote man is de man die ik eerder omschreef met een ontbloot bovenlijf en de man die is aangehouden.
Het NF1 Rapport ‘Forensisch geneeskundig onderzoek’ van 8 april 2024, opgemaakt door [forensisch arts] KNMG, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Bij [slachtoffer] waren er letsels waargenomen in het gelaat en aan de hersenschedel en in de schedel, duidend op tenminste twee geweldinwerkingen; ten minste één hevige botsende uitwendige mechanische geweldinwerking ter hoogte van de kruin en tenminste één botsende geweldinwerking links op het gelaat en de neus.
Het in onderhavig geval aangetroffen letsel aan de hersenen, bestaande uit bloeduitstortingen en kneuzingen, kan leiden tot beschadiging van hersenweefsel met levensbedreigende functiestoornissen en/of (al dan niet blijvende) invaliditeit tot gevolg. Een veelvoorkomende complicatie van deze bloeduitstortingen en kneuzingen, is inklemming. Dit is een levensbedreigende situatie, waarbij door verhoging van de druk binnen de schedel o.a. de hersenstam wordt ingeklemd in de opening van het achterhoofdsgat. (...) In onderhavig geval kon, ter voorkoming van verdere drukverhoging in de hersenen worden volstaan met het ‘kunstmatig’ in slaap houden (‘sederen’) van de patiënt door toediening van propofol, waardoor levensbedreigende drukverhoging kon worden voorkomen.
Het NFI Rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in [plaats] op 22 oktober 2023’, pagina’s 94, 96, 97 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Het onderzoeksmateriaal betreft een linker- en een rechterschoen van verdachte. De schoenen zijn met het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn op de zolen van beide schoenen, op de rechterkant van de linkerschoen en op de rechterkant en de neus van de rechterschoen bloedsporen aangetroffen. Drie bloedsporen zijn bemonsterd.
Verder betreft het onderzoeksmateriaal ook een spijkerbroek. De buitenkant van de spijkerbroek is met het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn aan de voor- en achterkant van de spijkerbroek meerdere bloedsporen aangetroffen. Drie bloedsporen zijn bemonsterd.
DNA-profielen [nummer 2] #01 tot en met -#03 en [nummer 1] #01 tot en met -#03 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer (een deel van) het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer (een deel van) het DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante persoon.
Nadere bewijsoverwegingen
Het hof stelt op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen vast dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] op 21 oktober 2023 heeft geslagen, gestompt en getrapt. Meerdere getuigen wijzen verdachte aan als de persoon die [slachtoffer] heeft mishandeld. Daar komt bij dat bloedsporen op de schoenen en de broekspijpen van verdachte zijn bemonsterd en dat de daaruit verkregen DNAprofielen met de grootst denkbare bewijswaarde matchen met het DNAprofiel van het slachtoffer. Het hof concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat het bloed op de schoenen en broekspijpen van verdachte afkomstig is van [slachtoffer] .
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Deze getuigen hebben steeds een onderscheidend signalement opgegeven – een man met lang, deels geblondeerd haar én ontbloot bovenlijf – waaraan van de aanwezigen alleen verdachte op dat moment voldeed. Dit is ook vast te stellen aan de hand van de beelden van de aanhouding van verdachte, waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zichzelf ook op de beelden herkent.
De alternatieve scenario’s die door de verdediging zijn geschetst, inhoudende dat één of meer andere personen geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer] en daarom verantwoordelijk zijn voor het aan [slachtoffer] toegebrachte letsel, acht het hof niet aannemelijk geworden. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat iemand anders dan verdachte geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] . Ook een vergissing dat iemand anders het beoogde slachtoffer had moeten zijn, is niet aannemelijk geworden. Het is een op zichzelf staand incident dat zonder concrete aanleiding of lange aanloop is ontstaan. Daarbij was de situatie – ondanks de heftigheid van het geweld – overzichtelijk, in die zin dat één persoon geweld heeft gebruikt tegen één andere persoon, zonder dat anderen daarbij betrokken waren.
Poging tot doodslag
De vraag ligt vervolgens voor hoe de geweldshandelingen van verdachte strafrechtelijk moeten worden geduid en of verdachte door zijn handelen opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad. Hoewel op basis van het bewijs niet is vast te stellen dat verdachte vol opzet had op de dood van [slachtoffer] , is het hof wel van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet daarop had. Dit wordt als volgt toegelicht.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg – in dit geval de dood van [slachtoffer] – heeft aanvaard. Een aanmerkelijke kans is hetzelfde als een reële, nietonwaarschijnlijke mogelijkheid. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer] eerst een vuistslag op zijn hoofd heeft gegeven, waardoor [slachtoffer] op de grond viel, en dat hij daarna, toen [slachtoffer] weerloos op de grond lag, is doorgegaan met slaan en stompen. Verdachte heeft meerdere keren met zijn vuisten in het gezicht van [slachtoffer] geslagen en heeft [slachtoffer] ten minste drie keer met geschoeide voet in het gezicht getrapt. Volgens getuige [getuige 2] waren die trappen hard en haalde verdachte ook echt uit met zijn voet. [slachtoffer] is zodanig geraakt dat hij het bewustzijn heeft verloren, dat zijn gelaat bebloed en gezwollen was en dat hij letsel aan de hersenschedel en in de schedel heeft opgelopen.
Naar het oordeel van het hof zijn deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het om het leven brengen van [slachtoffer] dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood als gevolg van zijn gedragingen bewust heeft aanvaard. Het hof volgt de raadsman niet in zijn betoog dat het vastgestelde letsel geen bewijs biedt voor een poging doodslag, omdat het hof – op grond van het rapport forensisch geneeskundig onderzoek – concludeert dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood in de zin dat een reële, nietonwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat het slachtoffer ten gevolge van het door verdachte toegepaste geweld was komen te overlijden. Het rapport forensisch geneeskundig onderzoek houdt in dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel levensbedreigend kan zijn en niet voor niets was het nodig om [slachtoffer] vijf dagen op de intensive care in comateuze toestand te houden om te voorkomen dat de druk op zijn hersenen te groot zou worden.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] . Het hof is dan ook van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairhij op of omstreeks21 oktober 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/is hij -verdachte-die [slachtoffer] -twee (2) maal, althans meerdere malen,met (veel)kracht op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of -(toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslagen/klappenvan hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel) naast die [slachtoffer] geknield en/of (wederom) meerdere malen, met (veel)kracht op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag en/of terwijl die [slachtoffer] al dan niet reeds buiten kennis was/(b)leek, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op: poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging De raadsman heeft verzocht verdachte bij een veroordeling een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd. Verder heeft de raadsman ten aanzien van de gevorderde tbs-maatregel primair verzocht om die niet aan verdachte op te leggen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de oplegging van een tbs-maatregel de door verdachte ingezette positieve ontwikkeling zou verstoren en onderbreken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd dient te worden.
Oordeel van het hof Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en het hof heeft gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op:
De ernst van het feit Op 21 oktober 2023 was [slachtoffer] op een verjaardagsfeest, waar verdachte ook was. In de buurt van het verjaardagsfeest ontstond een schermutseling, waarbij ook gasten van het feest betrokken raakten. [slachtoffer] stond, net als de getuigen [getuige 2 en 3] , op een afstand te kijken. Uit het niets en zonder aanleiding kwam verdachte op hem af. Verdachte heeft [slachtoffer] zo hard geslagen dat hij op de grond viel. Toen [slachtoffer] hulpeloos op de grond lag, is verdachte doorgegaan met slaan en stompen. Tijdens het slaan spoot het bloed bij [slachtoffer] uit zijn mond en neus. Ook heeft verdachte [slachtoffer] meerdere keren hard in zijn gezicht getrapt. De politie trof [slachtoffer] met veel bloed in en om zijn gezicht en bewusteloos aan op de grond. De zich in het dossier bevindende – afschuwelijke – foto van [slachtoffer] vlak na het incident spreekt wat betreft de ernst van het feit boekdelen. Maar ook de verklaringen van de getuigen over het door verdachte gebruikte geweld tegen [slachtoffer] schetsen een indringend en sinister beeld van hetgeen zich voor hun ogen heeft afgespeeld. Verdachte had die avond veel alcohol gedronken en heeft verklaard zich niets te kunnen herinneren van het door hem gebruikte geweld. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij uit het niets tegen iemand met wie hij geen conflict had zulk heftig geweld heeft gebruikt, dat evengoed tot de dood van [slachtoffer] had kunnen leiden.
Uit de brief en medische stukken die [slachtoffer] in eerste aanleg heeft overgelegd blijkt dat het handelen van verdachte een immense impact heeft gehad op het leven van [slachtoffer] en nog steeds heeft. Door verdachte heeft hij meerdere aangezichtsbreuken, schedelfracturen en hersenbloedingen opgelopen. [slachtoffer] heeft vijf dagen op de intensive care in coma gelegen. Toen [slachtoffer] bijkwam kon hij niet lopen, niet normaal slapen en eten, niet zelfstandig naar het toilet en heeft hij een aantal weken last gehad van hallucinaties. Hij heeft hierdoor nog lange tijd in het ziekenhuis en in een revalidatiecentrum moeten verblijven. [slachtoffer] raakte in een zware depressie en hij heeft nog steeds last van uiteenlopende, ernstige fysieke en psychische klachten. Zijn revalidatiearts verwacht hiervan geen grote verbeteringen. [slachtoffer] vraagt zich elke dag af waarom hem dit is overkomen, omdat er geen enkele aanleiding voor was.
De persoon van verdachte Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit volgt dat sprake is van recidive. Ten tijde van het onderhavige misdrijf liep verdachte in twee proeftijden met bijzondere voorwaarden, die aan hem waren opgelegd voor onder meer zes geweldsmisdrijven. In 2021 is hij ook voor meerdere geweldsmisdrijven veroordeeld.
Uit de hierboven benoemde rapportages van GZ-psycholoog [naam] en psychiater [naam] volgt kort samengevat dat de deskundigen van oordeel zijn dat verdachte een persoonlijkheidsstoornis heeft met antisociale en narcistische trekken. Ook is sprake van alcoholmisbruik. Nu verdachte het tenlastegelegde ontkent, onthouden de deskundigen zich van een advies over de toerekenbaarheid. Wel is sprake van een gelijktijdigheidsverband tussen de vastgestelde stoornissen en het plegen van het aan hem ten laste gelegde feit. Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag in de toekomst wordt door de deskundigen ingeschat als hoog. Zij zijn daarom van mening dat een klinische behandeling noodzakelijk is. Gelet op de ambivalente motivatie van verdachte en omdat hij zich eerder heeft onttrokken aan zorg, achten zij een vrijwillig kader of een kader van bijzondere voorwaarden onvoldoende voor een adequaat risicomanagement en ook onvoldoende om de pathologie te kunnen bewerken. De deskundigen adviseren om aan verdachte een tbsmaatregel op te leggen, omdat alleen dit kader voldoende garanties geeft om het recidiverisico duurzaam te beperken. Volgens hen is het kader van een tbs met voorwaarden voldoende om verdachte gemotiveerd te houden om mee te werken aan de voorwaarden. Een tbs-maatregel met bevel verpleging achten zij niet nodig.
Het hof heeft ook kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 4 juli 2024. Hierin staat dat eerdere hulpverleningstrajecten niet geslaagd zijn. Verdachte stelde zich vermijdend op en stond onvoldoende open voor de geboden hulpverlening. Hij heeft laten zien dat hij binnen een ambulant kader niet of nauwelijks aanhaakt. Hij heeft geen behandelvraag en komt afspraken onregelmatig na en overtreedt voorwaarden (alcohol- en drugsverbod, beschermd wonen). Een ambulante behandeling is daarom niet haalbaar. De reclassering schat het risico op recidive en op het onttrekken aan voorwaarden hoog in. De responsiviteit is gering en voornamelijk gebaseerd op het voorkomen van een lange gevangenisstraf of tbs met dwangverpleging. De reclassering adviseert de tbs-maatregel met voorwaarden, waarbij de behandeling begint bij een daarvoor geïndiceerde kliniek en waarbij verdachte bij voldoende resultaat gelijkmatig uitstroomt naar een ambulante setting. Bij mogelijke onttrekking kan dit kader voldoende sturing geven om zich te conformeren aan de voorwaarden. Indien verdachte dan alsnog voorwaarden overtreedt, blijft tbs met verpleging als vangnet achter de hand, zodat hij niet onbehandeld terugkeert naar de maatschappij. In aanvulling op dit rapport heeft de rapporteur van de reclassering op 17 september 2025 bericht dat de behandelaren van [kliniek] een start hebben gemaakt met de behandeling van verdachte tijdens zijn verblijf in de gevangenis. Er wordt gezien dat naarmate de tijd verstrijkt het verdachte lukt zich meer open te stellen. Ook wordt gezien dat de werkalliantie met de behandelaars groeit. Dit bevestigt de hypothese uit het maatregelenrapport dat het de verwachting is dat verdachte zich uiteindelijk zal conformeren aan een klinische setting en aan de bijzondere voorwaarden in het kader van tbs met voorwaarden. Het advies zoals gegeven in het rapport van 4 juli 2024 is door de reclassering op 17 september 2025 gehandhaafd.
Strafoplegging Gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht het hof een hogere straf dan door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden. Vanuit het perspectief van vergelding doet de straf zoals door de advocaat-generaal gevorderd naar het oordeel van het hof meer recht aan de ernst van het feit. Het hof zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel van terbeschikkingstelling Daarnaast is het hof van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Poging tot doodslag is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Gelet op het recidiverisico en de noodzaak tot een langdurige behandeling om dit risico te laten afnemen tot een aanvaardbaar niveau, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Bij dit oordeel heeft het hof de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van verdachte zijn uitgebracht mede in aanmerking genomen, alsmede de ernst van het begane feit.
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden welke vorm van terbeschikkingstelling opgelegd dient te worden: terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege of terbeschikkingstelling met voorwaarden. De psychiater, de psycholoog en de reclassering adviseren tot oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. In dat kader zijn de veiligheidsrisico’s voldoende gewaarborgd. De gedragsdeskundigen achten een klinische behandeling in een instelling met een hoog beveiligingsniveau daarbij wel noodzakelijk.
Het hof stelt vast dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, is gebleken dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, waarvoor hij langdurig zal moeten worden behandeld, begeleid en onder toezicht zal moeten staan. Volgens de deskundigen kan dit het beste vorm krijgen binnen het kader van tbs met voorwaarden. Gelet op de adviezen van de deskundigen, zal het hof daartoe ook beslissen. Ter bescherming van de veiligheid van anderen zal het hof de voorwaarden stellen die hieronder in het dictum nader worden weergegeven.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 31.714,03, bestaande uit € 1.840,03 materiële schade en € 29.874,- immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij – conform het vonnis van de rechtbank – integraal wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk is vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de doorgeknipte kleding niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Voor het overige heeft de raadsman zich, ten aanzien van de materiële schade, gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een bedrag aan smartengeld in verband met de bepleite poging tot zware mishandeling dient te worden gematigd.
Oordeel van het hof
Materiële schade Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.840,03. Ten aanzien van de gevorderde en door de verdediging betwiste vergoeding voor de door het ambulancepersoneel losgeknipte kleding overweegt het hof dat deze schade in zodanig verband staat met het onrechtmatige handelen van verdachte dat zij, mede gelet op de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van dat handelen aan verdachte kan worden toegerekend. Bovendien is de hoogte van de schade onderbouwd. De rechtbank zal de gevorderde vergoeding voor materiële schade dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.840,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024.
Immateriële schade Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
a. oogmerk om zodanige schade toe te brengen;
b. lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze;
c. bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is sprake in geval van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, de persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] ( [geboortedatum] 1984) door het bewezenverklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt. Door het bewezen verklaarde feit heeft [slachtoffer] allereerst blijvend lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast brengen de aard en de ernst van de normschending in dit geval mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde voor de hand liggen, zodat ook een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Het hof acht het gevorderde bedrag, mede gelet op de aard en ernst van het letsel, de onderbouwde (deels blijvende) gevolgen hiervan en de leeftijd van het slachtoffer, billijk en zal dan ook een immateriële schadevergoeding van € 29.874,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2023.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 9 februari 2022, onder parketnummer 08000717-22, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen. Ook heeft het openbaar ministerie gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 1 december 2020, onder parketnummer 08159886-20, opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 80 uren. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 08-000717-22 dient te worden toegewezen en dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 08-159886-20 dient te worden afgewezen. Standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen in verband met de lange tijd die verdachte al in detentie heeft doorgebracht.
Oordeel van het hof Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 08-000717-22 toewijzen.
De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 08-159886-20 wijst het hof, conform de eis van de advocaat-generaal, af. Gelet op de vrijheidsbenemende straf die aan verdachte is opgelegd, is het niet opportuun de tenuitvoerlegging van een taakstraf te gelasten.
Afwijzing verzoek opheffen voorlopige hechtenis
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen in verband met de bepleite vrijspraak.
Gelet op de bewezenverklaring en de oplegging van vier jaar gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zal het hof het verzoek tot het opheffen van de voorlopige hechtenis afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de volgende voorwaarden:
Stelt daarbij als bijzondere voorwaarden:
geïndiceerde kliniek, mee aan overbruggingszorg in een andere door het NIFP/IFZ geïndiceerde instelling;
- Indien tijdens de behandeling een overgang naar ambulante zorg/behandeling,
begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang gewenst is, zulks ter beoordeling van de reclassering, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Betrokkene zal zich committeren aan het nazorgtraject waaraan te zijner tijd invulling gegeven wordt. Dit omvat tevens het bepalen van een eventuele woonplek na overleg en toestemming van de reclassering. Contact en afstemming met de wijkagent zal in de (nieuwe) woonomgeving tot stand worden gebracht;
-
Betrokkene zal inzicht geven in zijn sociale netwerk en medewerking verlenen, indien geïndiceerd door de behandelaars en/of reclassering, aan relatiebegeleiding of relatietherapie;
-
Betrokkene verschaft de reclassering inzicht in zijn financiën en eventuele schulden, zolang de reclassering dat nodig acht. Betrokkene werkt mee aan bewindvoering en houdt zich aan de afspraken die de bewindvoerder met hem maakt;
-
Betrokkene zet zich actief in voor stabiliteit op het gebied van dagbesteding (school, werk, re-integratie), hij heeft een dagbesteding zolang de reclassering dat nodig acht;
-
Betrokkene gebruikt geen alcohol, drugs of andere niet voorgeschreven middelen. Betrokkene meldt een terugval in gebruik direct bij [reclassering] . Mocht betrokkene een terugval hebben in gebruik dan zullen alle betrokken partijen overleggen wat de gevolgen zijn voor de voortzetting van het toezicht;
-
Betrokkene werkt mee aan controle op middelengebruik door middel van urinecontroles of ademcontroles zo vaak en zo lang als de reclassering nodig acht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 31.714,03 (eenendertigduizend zevenhonderdveertien euro en drie cent) bestaande uit € 1.840,03 (duizend achthonderdveertig euro en drie cent) materiële schade en € 29.874,00 (negenentwintigduizend achthonderdvierenzeventig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 31.714,03 (eenendertigduizend zevenhonderdveertien euro en drie cent) bestaande uit € 1.840,03 (duizend achthonderdveertig euro en drie cent) materiële schade en € 29.874,00 (negenentwintigduizend achthonderdvierenzeventig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 193 (honderddrieënnegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente over de vergoeding voor de materiële schade op 24 oktober 2024 en over de vergoeding voor de immateriële schade op 21 oktober 2023.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 9 februari 2022, parketnummer 08-000717-22, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 30 november 2023 strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 1 december 2020, parketnummer 08-159886-20, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met een proeftijd van 3 jaren.
Aldus gewezen door mr. L.P. Stapel, voorzitter, mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. D.R. Sonneveldt, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. G.J.H. van Vliet, griffier, en op 6 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.