Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5731 - Hof spreekt vrij van moord wegens onvoldoende bewijs voor voorbedachten rade - 19 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:573119 september 2025

Essentie

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigt een vonnis van de rechtbank en spreekt een verdachte vrij van moord, maar veroordeelt hem voor doodslag. Het hof oordeelt dat voorbedachten rade niet bewezen kan worden, omdat onvoldoende vaststaat wanneer het wilsbesluit om het slachtoffer te doden is ontstaan.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-005383-24

Uitspraakdatum: 19 september 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 28 november 2024, zittingsplaats Zwolle, met parketnummer 08-339608-23 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1969,

thans verblijvende [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.W. van Faassen en de advocaat van de nabestaanden, mr. S. Striekwold, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte voor moord op [slachtoffer] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van het voorarrest.

De rechtbank heeft de vorderingen van de [benadeelde partijen] volledig toegewezen.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 21 december 2023 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met een auto naar de omgeving van de woning van [slachtoffer] te rijden en/of zich aldaar te begeven en/of op te houden met een vuurwapen en/of (telkens) opzettelijk meermalen, althans eenmaal (op geringe afstand van [slachtoffer] ) met dat/een vuurwapen een of meer kogels af te vuren in het bovenlichaam ( hartstreek en/of longen) van [slachtoffer] ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden

althans medeplichtigheid bij/tot dit misdrijf.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van moord.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair verzocht de verdachte integraal vrij te spreken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft doodgeschoten. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte raad, zodat geen sprake is van moord, maar van doodslag.

Het oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde door verdachte doodschieten van [slachtoffer] wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn uitgewerkt. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewijsmiddelen

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie Team Grootschalige Opsporing Oost-Nederland met nummer ONRAB23017 (onderzoek Ontario) van 2 mei 2024. Tenzij hieronder anders vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 14 november 2024, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Op 21 december 2023 zat ik alleen in mijn auto. Ik reed bij de [adres] . Toen ik net weer de doorgaande weg op wilde rijden, zag ik [slachtoffer] fietsen. Ik ken hem al langer. Ik keerde mijn auto, reed naar hem toe, heb hem gemaand om bij me te komen en heb een gesprek met hem gevoerd.

Het proces-verbaal zoekslag RDW Citroen C4 [kenteken] van 28 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina’s 111 en 112, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende: (…) [kenteken] : TNG is [verdachte] geboren [geboortedag] 1969 BSN [nummer] staat ingeschreven op de [adres] .

Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden [plaats] van 22 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina ‘s 163 tot en met 187), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Camerabeelden Op donderdag 22 december 2023 zijn er camerabeelden veiliggesteld bij de [adres] . Dit betreffen beelden van [bedrijf] .

Tijdscontrole camerabeelden:De tijd van de camerabeelden afkomstig van [bedrijf] lopen na tijdcontrole 00:08:53 voor op de atoomtijd.

(…)Op camera 7 is de weg te zien die voor de flat ligt. Tevens is een fietsenstalling te zien en een deel van een park. Achter de fietsenstalling ligt ook een weg. Op camera 8 is een groot deel binnen de portiek te zien en ook een stuk van de weg die voor de flat/de portiek ligt. (…) Camera: [adres] Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:11:18 Werkelijke tijd: 15:02:25Ik zie om 15:11:18 uur dat er van links een auto van vermoedelijk het merk Citroen in beeld komt. (…) Op het moment dat deze personenauto aan komt rijden kijkt het slachtoffer in de richting van de personenauto. Om 15:11:19 uur staat het voertuig stil.(…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:11:20Werkelijke tijd: 15:02:27 Ik zie om 15:11:20 uur dat de persoon in de auto een beweging maakt met vermoedelijk zijn/haar hand.(…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:11:22Werkelijke tijd: 15:02:29(…) Tevens is te zien dat de personenauto achteruit rijdt. En vervolgens uit beeld verdwijnt.(…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:11:24Werkelijke tijd: 15:02:31Op het moment dat de personenauto achteruit rijdt gaat het slachtoffer met zijn fiets achterwaarts en parkeert zijn fiets rechts naast de toegangsdeur van het portiek.(…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:11:35Werkelijke tijd: 15:02:42Ik zie om 15:11:35 uur dat het slachtoffer zijn fiets geparkeerd heeft en zijn gele plastic zak voor zijn fiets en rechts van de toegangsdeur in het portiek zet.(…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:11:38Werkelijke tijd: 15:02:45Ik zie om 15:11:38 uur dat het slachtoffer naar buiten loopt richting links. (…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:12:24Werkelijke tijd: 15:03:31Om 15:12:24 zie ik het slachtoffer vanaf links de hoek omkomen en een beweging maken nabij de bellen waarna ik zie dat de toegangsdeur van de portiek open gaat.(…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:12:31Werkelijke tijd: 15:03:38 Ik zie om 15:12:31 dat het slachtoffer zijn gele plastic tas die hij daarvoor naast de toegangsdeur heeft gezet, pakt en meeneemt. (…) Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:12:33Werkelijke tijd: 15:03:40 Ik zie om 15:12:33 uur dat het slachtoffer weer richting links loopt, dezelfde richting als waar hij zojuist vandaan kwam.(…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023 Cameratijd: 15:17:53Werkelijke tijd: 15:09:00Ik zie om 15:17:53 uur van links een donkerkleurige personenauto aan komen rijden. Deze personenauto rijdt over de weg die achter de fietsenstalling ligt. Ik zie dat de personenauto rechts weer uit beeld verdwijnt.

  1. Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling tijdsverschil camerabeelden [bedrijf] t.h.v. [adres] van 10 september 2024 (Aanvullend zaakdossier Ontario, pagina’s 714 en 715), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:(…) Ter controle van de tijdsinstelling werd door mij van het tijdstip op de live beelden een foto gemaakt. Het tijdstip van de camerabeelden op de foto, zijnde 17:43:11 uur, werd door mij vergeleken met de exif informatie van de foto, zijnde: 17:34:18 uur. Daarmee kon door mij worden vastgesteld dat de camerabeelden van [bedrijf] 8 minuten en 53 seconden voor liepen op de atoomtijd. (…)

  2. **Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden [adres] van 23 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina’s 151 tot en met 162), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:**CamerabeeldenOp donderdag 21 december 2023 zijn er camerabeelden veiliggesteld bij [adres] (woning).Tijdscontrole camerabeelden:

De tijd van de camerabeelden afkomstig van [adres] loopt gelijk aan de atoomtijd. De tijdscontrole is uitgevoerd door collega [naam] . (…)Camera: [adres]Datum: 21-12-2023Werkelijke/cameratijd: 15:08:38 uur Ik hoor om 15:08:37 uur 1 keer een knal die mij doet denken aan een schot met een vuurwapen. Om 15:08:38 uur hoor ik twee keer een knal/schot achter elkaar.Om 15:08:41 uur hoor ik 1 keer een knal/schot.Om 15:08:43 hoor ik 1 keer een knal/schot.Ik hoor dus in totaal 5 schoten binnen 6 seconden. (…)

  1. Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres] van 23 december 2023 (Zaaksdossier 1, pagina’s 188 tot en met 195), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:(…) Omstreeks 15:03:52 uur verschijnt er een gedeelte van een donkerkleurig voertuig in beeld. Dit voertuig blijft tot 15:08:52 uur stilstaan en daarna rijdt deze weg. (…) Gedurende de tijd dat dit voertuig hier heeft stilgestaan heb ik geen bewegingen of andere personen rondom dit voertuig gezien. Het voertuig verschijnt omstreeks 15:08:59 uur in beeld op camerapositie CH2. Ik zag dat hij met enigszins verhoogde snelheid wegreed. In ieder geval sneller dan de voertuigen die ik heb waargenomen op de door mij bekeken beelden. Het voertuig wat in dit proces-verbaal van bevindingen wordt benoemd vertoont grote overeenkomsten met de inbeslaggenomen zwarte Citroen C4 voorzien van het kenteken [kenteken] .

  2. Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 december 2023 (Zaaksdossier, pagina’s 63 en 64), zakelijk weergegeven:

Op donderdag 21 december 2023 werden wij om 15.15 uur verzocht naar [adres] te gaan. Aldaar zou een man gereanimeerd worden door omstanders. 15.20 uur kwamen wij aan op [adres] . Wij zagen dat het slachtoffer op zijn rug lag. Ik zag dat op het moment dat de kleding van het slachtoffer verwijderd was, een ronde bebloede plek onder de rechterborst van het slachtoffer. Ik zag dat er veel bloed was onder de linker oksel van het slachtoffer. Ik zag een grote wond aan de linkerzijde van de borstkas. Op dat moment waren er ook twee ambulances ter plaatse gekomen. Ik hoorde dat men het slachtoffer zo snel mogelijk naar het ziekenhuis wilde brengen. In het ziekenhuis hoorde ik dat het slachtoffer overleden was.

  1. **Het herziene rapport ‘Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’ van 7 maart 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 371 tot en met 379), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:**1. OverledeneNaam: [slachtoffer] (M)Geboortedatum: [geboortedag] 1984Geboorteplaats: [geboorteplaats]Bovengenoemde persoon is levenloos aangetroffen op [adres] op 21 december 2023.(…)Aan het lichaam waren in totaal 8 huidperforaties in het kader van 4 doorschoten. Bij het doorschot aan de romp waren belangrijke structuren geraakt (sub A, B4-I). Hierbij was onder meer perforatie van het borstmiddenschot, het hartzakje, het hart, de linkerborstholte en de linkerlong. Dit heeft geleid tot hart-, long- en ademhalingsfunctiestoornissen en ernstig bloedverlies (sub B5) op basis waarvan het overlijden volledig kan worden verklaard.

  2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict [adres] van 26 maart 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 31 tot en met 38), voor zover – zakelijke weergegeven – inhoudende:****SporendragersGoednummer : [nummer]SIN : [nummer]Object : Munitie (Mund Huls)Aantal/eenheid : 1 stuksMerk/type : 9mm Luger G.F.L. Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje d, grond bij gft-containerGoednummer : [nummer]SIN : [nummer]Object : Munitie (Mund Huls)Aantal/eenheid : 1 stuksMerk/type : 9mm Luger G.F.L.Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje a, bestrating bij gft-containerGoednummer : [nummer]SIN : [nummer]Object : Munitie (Mund Huls)Aantal/eenheid : 1 stuksMerk/type : 9mm Luger G.F.L.Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje c, bestrating bij gft-containerGoednummer : [nummer]SIN : [nummer]Object : Munitie (Mund Huls)Aantal/eenheid : 1 stuksMerk/type : 9mm Luger G.F.L.Bijzonderheden : 21-12-23, 16:55, fotobordje b, bestrating bij gft-container

  3. Het proces-verbaal van aanhouding (persoonsdossier, p. 22 en 23), zakelijk weergegeven:

Op donderdag 21 december 2023 hebben wij (….) aangehouden: [verdachte] (…) Ten tijde van de aanhouding bevond de verdachte zich als bestuurder in een personenauto van het merk Citroën C4, zwart van kleur en voorzien van het kenteken [kenteken] . Het voertuig werd ter plaatse overgedragen aan het onderzoeksteam.

  1. Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Citroen [kenteken] ) van 29 december 2023 (Forensisch dossier, pagina’s 155 en 156), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Op donderdag 21 december 2023 kreeg ik verbalisant het verzoek te gaan naar een adres waar een personenauto was gestald die vermoedelijk gebruikt was door de verdachte van een schietincident. Tijdens het door mij ingestelde sporenonderzoek heb ik waargenomen en bevonden dat:(…)- er tussen de linker voorstoel en de midden console bij de rails van de linker voorstoel een kogelpatroon lag. Deze kogelpatroon 9x19 millimeter is door mij voor een eventueel forensisch vervolgonderzoek veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN [nummer] .

  1. Het rapport ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats] op 21 december 2023’ van 29 januari 2024 (Forensisch dossier, pagina’s 413 tot en met 423), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:(…)HulzenHet vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de hulzen zijn verschoten met één vuurwapen. Voor de verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen de vier hulzen [ [nummer] ], kaliber 9mm Parabellum, zijn de volgende hypothesen beschouwd:Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapenHypothese 2: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijk wanneerhypothese 1waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.Patroon en hulzenVoor de patroon [ [nummer] ) en de vier hulzen [ [nummer] ] de volgende hypothesen beschouwd.Hypothese 3: De sporen in de patroon zijn veroorzaakt door het vuurwapen waarmee de hulzen zijn verschoten.Hypothese 4: De sporen in de patroon zijn veroorzaakt door een ander vuurwapen dan waarmee de hulzen zijn verschoten.De resultaten van het vergelijkend onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijk wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.

In dit arrest buigt het hof zich over de vraag of verdachte de schutter was en, zo ja, of sprake was van opzet en voorbedachte raad.

De tijdlijn

Het hof stelt, aan de hand van de verklaring van verdachte, in combinatie met beeld- en geluidsopnames vanuit de [diverse locaties] in [plaats] en informatie van de politie, de volgende tijdlijn vast.

Op 21 december 2023 om 15:02:25 uur stopt de verdachte op de weg links voor de portiek. [slachtoffer] staat dan met zijn fiets en boodschappen in de portiek van de flat en kijkt in de richting van de auto van verdachte. Verdachte maant [slachtoffer] om naar hem toe te komen en rijdt vervolgens achteruit. [slachtoffer] parkeert tegelijkertijd zijn fiets in de portiek, zet zijn tas met boodschappen neer en loopt naar buiten in de richting van de auto van verdachte. Zowel verdachte als [slachtoffer] zijn dan buiten beeld. Om 15:03:31 uur komt [slachtoffer] weer in beeld. Hij opent de deur van de portiek, pakt zijn tas met boodschappen en loopt weer in de richting van de auto van verdachte. Wederom zijn verdachte en [slachtoffer] niet te zien. Om 15:08:37 klinkt dan een eerste schot. In de zes seconden die daarop volgen zijn nog vier schoten te horen. Om 15:08:52 uur, 9 seconden nadat het laatste schot te horen is, rijdt verdachte weg in de richting van de doorgaande weg en verlaat hij de weg bij de [adres] . Omstreeks 15:20 uur treft de politie vervolgens het lichaam van [slachtoffer] aan op zijn rug ter hoogte van de garageboxen van de [adres] . [slachtoffer] is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, waar werd geconstateerd dat hij was overleden.

Doodsoorzaak Door arts en forensisch patholoog drs. [naam] is vastgesteld dat aan het lichaam van [slachtoffer] in totaal acht huidperforaties te zien waren in het kader van vier doorschoten. Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door de gevolgen van één doorschot aan de romp (aan de voorzijde van de borst rechts naar de zijkant van de borst links).

Forensisch onderzoek Op de plaats delict werden onder meer vier hulzen aangetroffen en in de auto van verdachte werd nog dezelfde dag als de schietpartij een 9x19 millimeter kogelpatroon (tussen de linker voorstoel en de middenconsole) gevonden. De hulzen en het kogelpatroon zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).

Het hof stelt, gelet op de hierboven in de bewijsmiddelen genoemde onderzoeksresultaten van het NFI, vast dat de vier hulzen afkomstig zijn uit hetzelfde vuurwapen en dat de sporen in het kogelpatroon gevonden in de auto zijn veroorzaakt door hetzelfde vuurwapen als waarmee de hulzen zijn verschoten.

Is verdachte de schutter geweest? Het staat vast dat [slachtoffer] werd beschoten en dat hij, als gevolg van één van de opgelopen schotverwondingen, is overleden. Ook staat vast dat verdachte de bestuurder en enige inzittende was van de Citroën C4, hij kort voorafgaand aan het schietincident aanwezig was bij de [adres] aan de [adres] , hij daar een gesprek met [slachtoffer] is en dat hij zeer kort na het schietincident de [adres] heeft verlaten.

De verdachte heeft ontkend dat hij op [slachtoffer] heeft geschoten. Het hof is echter van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat verdachte [slachtoffer] op 21 december 2023 heeft gedood, door meerdere malen met een vuurwapen op hem te schieten. Het hof overweegt daarbij als volgt.

Uit het feit dat de sporen in het kogelpatroon, gevonden in de auto van de verdachte, door hetzelfde vuurwapen zijn veroorzaakt als waarmee de hulzen, gevonden op de plaats delict, zijn verschoten, leidt het hof af dat verdachte op enig moment de beschikking heeft gehad over het wapen waarmee [slachtoffer] is gedood. Uit deze feiten en omstandigheden, bezien in combinatie met het feit dat verdachte ten tijde van de schietpartij op de plaats delict aanwezig was, volgt de conclusie dat verdachte met het vuurwapen op [slachtoffer] heeft geschoten.

Het hof is van oordeel dat het alternatieve scenario, geschetst door de verdediging namelijk dat ook andere personen voorafgaand aan het schietincident op de (latere) plaats delict aanwezig waren, als onvoldoende concreet en schuift dit, mede in het licht van de resultaten van het forensisch onderzoek, als hoogst onwaarschijnlijk terzijde.

Opzet De verdachte heeft vijf keer op [slachtoffer] geschoten. [slachtoffer] werd daarbij meerdere keren geraakt en liep vier (door)schotverwondingen op aan zijn rechterschouder, linkerarm, linkerbil en in zijn hartstreek. Het schot in de hartstreek werd hem uiteindelijk fataal. Het meerdere malen met een vuurwapen gericht schieten op andermans (boven)lichaam, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op het doden van die persoon, dat het niet anders kan dan dat verdachte de intentie had om [slachtoffer] te doden. Het hof gaat er dan ook van uit dat verdachte vol opzet had op de dood van [slachtoffer] .

Voorbedachte raad Dat de verdacht heeft gehandeld met voorbedachte raad acht het hof niet bewezen, zodat de verdachte van dat bestanddeel zal worden vrijgesproken.

Het hof overweegt daarbij als volgt. Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad volgens vaste jurisprudentie moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken voor de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op het moment dat hij schoot het opzet had om het slachtoffer te doden. Het hof kan echter niet vaststellen op welk moment het wilsbesluit om het slachtoffer te doden bij verdachte is ontstaan en kan daarom onvoldoende uitsluiten dat dit wilsmoment pas heel kort voor het schieten is ontstaan; bijvoorbeeld tijdens het gesprek dat verdachte met het slachtoffer voerde. Ook als ervan uit zou worden gegaan dat verdachte het vuurwapen al bij zich had op het moment dat hij het slachtoffer die dag zag fietsen, is dat onvoldoende om daaruit zondermeer af te leiden dat verdachte toen al het plan had om het slachtoffer te doden. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat verdachte het wapen structureel bij zich droeg of in zijn auto bewaarde en hij dus het wapen bij zich had zonder dat het al enige tijd zijn bedoeling was om het slachtoffer hiermee te doden.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat moord niet kan worden bewezen. Het hof acht doodslag wel wettig en overtuigend bewezen.

Medeplegen Het hof overweegt dat medeplegen niet kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks 21 december 2023 in de [gemeente] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met een auto naar de omgeving van de woning van [slachtoffer] te rijden en/of zich aldaar te begeven en/of op te houden met een vuurwapen en/of (telkens) opzettelijk meermalen, althans eenmaal (op geringe afstand van [slachtoffer] ) met dat/een vuurwapen een of meer kogels af te vuren in het bovenlichaam (hartstreek en/of longen) van [slachtoffer] ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overledenalthans medeplichtigheid bij/tot dit misdrijf.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op: doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor moord zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank in eerste aanleg opgelegd.

De raadsman heeft bepleit dat voor doodslag een gevangenisstraf voor de duur van maximaal twaalf tot veertien jaren passend zou zijn.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en heeft daarbij gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur.

Het opzettelijk een ander mens van het leven beroven behoort tot de zwaarste categorie van strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Door het handelen van de verdachte heeft [slachtoffer] het leven verloren. De verdachte heeft, nadat hij [slachtoffer] naar zich toe heeft laten komen, meerdere keren gericht op hem geschoten. Tegen dit vuurwapengeweld was [slachtoffer] kansloos. De verdachte heeft daarmee niet alleen het leven van [slachtoffer] genomen, maar ook de nabestaanden, in het bijzonder de ouders en de broer van [slachtoffer] , een onherstelbaar en zwaar verlies toegebracht, zo blijkt ook uit hun slachtofferverklaringen. Het hof begrijpt dat het voor de nabestaanden onverteerbaar is dat de verdachte geen openheid van zaken geeft en hen dus in het ongewisse laat over wat er precies is gebeurd en waarom verdachte [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.

Bovendien leidt een ernstig geweldsdelict tot grote maatschappelijke onrust en tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de omwonenden. Daarbij komt nog dat verdachte [slachtoffer] op klaarlichte dag, in een woonwijk, op de stoep voor zijn woning heeft neergeschoten, terwijl kort daarvoor ook nog andere personen, waaronder (jonge) kinderen, aanwezig waren. Ook dit rekent het hof verdachte zwaar aan.

Bij het bepalen van de hoogte van de straf voor dit feit heeft het hof acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Hoewel het hof moord niet bewezen acht, komt de handelwijze (op korte afstand meerdere keren met een vuurwapen schieten op het slachtoffer zodat de kans op overleven voor het slachtoffer nihil is) overeen met liquidaties zoals deze zo nu en dan binnen het criminele milieu gepleegd worden. Ten aanzien van dergelijke liquidaties wordt in de regel als uitgangspunt een gevangenisstraf van 20 jaar gehanteerd. Nu niet sprake is van een moord, maar van doodslag komt het hof tot een lagere gevangenisstraf dan 20 jaar.

Gelet op het voorgaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.655,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering kan worden toegewezen en vordert daarbij ook oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Uit de gebezigde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.

Materiële schade De benadeelde partij heeft een bedrag van € 155,00 gevorderd voor de kosten gemaakt ter verwerping van de nalatenschap van [slachtoffer] . Deze schade komt voor vergoeding in aanmerking, omdat het kosten van lijkbezorging betreft in de zin van artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en worden niet betwist. Het hof zal dit deel van de vordering daarom toewijzen.

Immateriële schade Ook heeft de benadeelde partij een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade gevorderd. Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het verdriet en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, overlijdt. De verdachte is op grond van artikel 6:108, derde en vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek verplicht aan de naasten van het slachtoffer het nadeel te vergoeden dat niet in vermogensschade bestaat. De benadeelde partij is de vader van het slachtoffer [slachtoffer] en heeft op grond van het Besluit vergoeding affectieschade recht op een bedrag van € 17.500,00. Het hof zal daarom ook dit deel van de vordering toewijzen.

Wettelijke rente Verdachte is vanaf 21 december 2023 wettelijke rente verschuldigd over de toegewezen bedragen aan materiële en immateriële schade.

Schadevergoedingsmaatregel Het hof ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.682,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering kan worden toegewezen en vordert daarbij ook oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Uit de gebezigde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.

Materiële schade De benadeelde partij heeft een bedrag van € 182,00 gevorderd voor de kosten van het crematorium. Deze schade komt voor vergoeding in aanmerking, omdat het kosten van lijkbezorging betreft in de zin van artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en worden niet betwist. Het hof zal dit deel van de vordering daarom toewijzen.

Immateriële schade Ook heeft de benadeelde partij een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade gevorderd. Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het verdriet en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, overlijdt. De verdachte is op grond van artikel 6:108, derde en vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek verplicht aan de naasten van het slachtoffer het nadeel te vergoeden dat niet in vermogensschade bestaat. De benadeelde partij is de moeder van het slachtoffer [slachtoffer] en heeft op grond van het Besluit vergoeding affectieschade recht op een bedrag van € 17.500,00. Het hof zal daarom ook dit deel van de vordering toewijzen.

Wettelijke rente Verdachte is vanaf 21 december 2023 wettelijke rente verschuldigd over de toegewezen bedragen aan materiële en immateriële schade.

Schadevergoedingsmaatregel Het hof ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering kan worden toegewezen en vordert daarbij ook oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Uit de gebezigde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.

Materiële schade De benadeelde partij heeft een bedrag van € 50,00 gevorderd voor de kosten van de bloemen. Deze schade komt voor vergoeding in aanmerking, omdat het kosten van lijkbezorging betreft in de zin van artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en worden niet betwist. Het hof zal dit deel van de vordering daarom toewijzen.

Proceskosten Het hof overweegt dat de gevorderde reiskosten van € 950,00 als proceskosten kunnen worden toegewezen, omdat de benadeelde partij niet wordt bijgestaan door een procesvertegenwoordiger. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en worden niet (meer) betwist. Het hof zal ook dit deel van de vordering daarom toewijzen.

Wettelijke rente Verdachte is vanaf 21 december 2023 wettelijke rente verschuldigd over de toegewezen bedragen aan materiële en immateriële schade.

Schadevergoedingsmaatregel Het hof ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

Beslag

Het hof heeft op grond van het beslagdossier en de beslaglijst alsmede het ter zitting besprokene geconstateerd dat er nog beslag rust op de auto van verdachte, een Citroën C4 met goednummer [nummer] . Het hof is van oordeel dat deze auto niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Het hof zal daarom de teruggave van de auto aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

  • [nummer] (personenauto (Citroën C4)).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 17.655,00 (zeventienduizend zeshonderdvijfenvijftig euro) bestaande uit € 155,00 (honderdvijfenvijftig euro) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.655,00 (zeventienduizend zeshonderdvijfenvijftig euro) bestaande uit € 155,00 (honderdvijfenvijftig euro) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 123 (honderddrieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 december 2023.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 17.682,00 (zeventienduizend zeshonderdtweeëntachtig euro) bestaande uit € 182,00 (honderdtweeëntachtig euro) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.682,00 (zeventienduizend zeshonderdtweeëntachtig euro) bestaande uit € 182,00 (honderdtweeëntachtig euro) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 123 (honderddrieëntwintig) dagen.

Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 december 2023.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50,00 (vijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 950,00 (negenhonderdvijftig euro).

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50,00 (vijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2023.

Aldus gewezen door mr. M.J. Ouweneel, voorzitter, mr. G. Mintjes en mr. J.D. den Hartog, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. M. Klein, griffier, en op 19 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 september 2025.

Tegenwoordig: mr. J.D. den Hartog, voorzitter, mr. T. den Haan, advocaat-generaal, mr. A. Turan, griffier. De voorzitter doet de zaak uitroepen. De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De voorzitter spreekt het arrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.