Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5716 - Hof: Ook beperkt aantal berichten kan stelselmatige belaging opleveren - 15 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:571615 september 2025

Essentie

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat stelselmatige belaging bewezen kan worden, ook bij een beperkt aantal berichten. De context, zoals eerdere contactverboden, suïcidepogingen en verhuizing naar de straat van het slachtoffer, geeft de gedragingen de vereiste indringendheid. De vordering tot immateriële schadevergoeding wordt afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003065-24

Uitspraakdatum van 15 september 2025

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Utrecht, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere van 11 juli 2024 met parketnummer 16-043974-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C. Boucher, en door de benadeelde partij [benadeelde partij] en mevrouw [naam] , medewerker van Slachtofferhulp, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als belaging en verdachte daarvoor veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verder heeft de politierechter een dadelijk uitvoerbaar contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd voor de duur van twee jaren. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , integraal toegewezen voor het bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij in of omstreeks 22 april 2022 tot en met 15 februari 2023 te [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door herhaaldelijk berichten, brieven, kaarten en/of mails te sturen met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde gedragingen een stelselmatige inbreuk op de levenssfeer van het slachtoffer opleveren en de bewijsmiddelen toereikend zijn om te komen tot een bewezenverklaring van belaging.

Het standpunt van de verdediging

Door de verdediging is bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat de gedragingen van de verdachte niet van zodanige aard zijn dat deze een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster opleveren in de zin van artikel 285b Sr, een en ander zoals verder uiteengezet in de pleitnota.

Het oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.

De kern van artikel 285b Sr wordt gevormd door de stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. Stelselmatigheid veronderstelt een herhaling van gedragingen, zoals iemand herhaaldelijk lastig vallen. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook door middel van een variëteit aan gedragingen. Als belagingshandelingen kunnen onder meer gelden: het op straat achtervolgen, het uiten van bedreigingen, het telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen, het voor de woning of werkplek posten. De handelingen dienen, afzonderlijk dan wel in onderling verband, een bepaalde indringendheid te hebben om te kunnen worden gezien als strafbare belaging. In dit geval wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 22 april 2022 tot en met 15 februari 2023 te [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij] . Zij heeft op of omstreeks 22 april 2022 schriftelijk aan verdachte te kennen heeft gegeven dat ze niet langer een liefdesrelatie met hem wilde en evenmin nog contact wenste. De stelselmatige inbreuk op de levenssfeer van de aangeefster zou er blijkens de tenlastelegging in hebben bestaan dat de verdachte desondanks daarna brieven, kaarten en mails is blijven sturen. Dit ondanks nog herhaalde oproepen van het slachtoffer maar ook de politie om te stoppen met het zoeken van contact.

Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de tenlastegelegde gedragingen van verdachte als strafbare belaging kunnen worden beschouwd vanaf het tweede schriftelijke bericht van de aangeefster d.d. 8 juni 2022 dat zij geen prijs meer stelt op contact en verdachte vervolgens op 10 juni 2022 aan haar toch een mail stuurt. Ook op 5 juli 2022 en 22 juli 2022 stuurt hij haar berichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte daarna nogmaals een niet mis te verstaan signaal heeft gekregen door middel van een zogenoemd ‘stopgesprek’ dat door de politie met hem op 2 augustus 2022 is gevoerd. Hoewel door verdachte is betwist dat het hier om een ‘stopgesprek’ ging, gaat het hof uit van de politiemutatie daarover zoals die in het dossier zit. Het hof ziet in het door verdachte aangevoerde onvoldoende aanleiding om de inhoud van die mutatie anders op te vatten dan een expliciet ‘stopgesprek’. Na dit ‘stopgesprek’ zijn door verdachte nog op 1 oktober 2022, 2 december 2022 en 14 februari 2023 kaarten en/of berichten aan de aangeefster verstuurd. Ook verhuisde hij op 3 januari 2023 naar de straat waar de aangeefster woonde. Hoewel deze gedraging niet is tenlastegelegd, kleurt het wel zijn intenties om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Hij stelde daarmee niet alles in het werk om geen contact meer met de aangeefster te maken. De door verdachte gegeven reden voor de verhuizing doet daaraan niet af. Verder neemt het hof in ogenschouw dat het leeftijdsverschil tussen verdachte en de aangeefster zeer aanzienlijk was (28 jaar) en dat verdachte daarmee een bepaald overwicht had op de aangeefster waardoor zijn aanhoudende pogingen om met haar contact te zoeken ook als meer indringend kunnen worden beschouwd. Ook de twee suïcidepogingen die door verdachte in de tenlastegelegde periode zijn ondernomen en die evident verband houden met de relatiebreuk getuigen van een zekere dwingendheid in de richting van de aangeefster. Hoe triest voor verdachte ook, in het geheel van omstandigheden ging er een bepaald effect vanuit waardoor de aangeefster op een bepaalde manier onder druk werd gezet. Ook dit kleurt de zaak en geeft de verstuurde berichten extra lading, in die zin dat ze door de aangeefster als erg beangstigend moeten zijn ervaren.

Het hof komt al met al tot de conclusie dat het geheel van de geschetste gedragingen als strafbare belaging kan worden beschouwd. Het hof acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij - of omstreeksvan10 juni 2022 tot en met 15 februari 2023 te [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door herhaaldelijk berichten, brieven, kaarten en/of mails te sturen met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, niet te doenen te duldenen/of vrees aan te jagen;

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op: belaging.

Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd aan verdachte een art. 38v-maatregel op te leggen in de vorm van een contact- en locatieverbod.

De raadsvrouw heeft verzocht om, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, de door de politierechter opgelegde straf geheel voorwaardelijk op te leggen.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster door tegen haar uitdrukkelijke wil, herhaaldelijk berichten, brieven, kaarten en mails te sturen. Door zijn handelen heeft verdachte op een indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het hof rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens en de belangen van aangeefster, die meermalen kenbaar heeft gemaakt geen contact meer met hem te willen en met rust gelaten te willen worden.

Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 augustus 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.

Het hof heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 15 augustus 2025. Uit dit advies volgt onder meer dat de reclassering het zinvol acht dat het reeds ingezette contact- en locatieverbod wordt gecontinueerd, als stok achter de deur om onverhoeds contact tussen verdachte en aangeefster zoveel mogelijk te voorkomen.

Het hof acht, alles afwegende een taakstraf voor de duur van zestig uren passend en geboden. Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde straf te zwaar gelet op de straftoemeting in andere stalking zaken en het aantal en de aard van de inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.

Het hof acht daarnaast een contact- en locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbenemende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk. Het hof beveelt dat verdachte zich dient te onthouden van elk (direct of indirect) contact met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] . Daarnaast beveelt het hof dat verdachte zich niet zal bevinden op de [woonadres] in [gemeente] of enig ander toekomstig woonadres waar [benadeelde partij] zich zal vestigen. De maatregel strekt ter voorkoming van strafbare feiten jegens aangeefster. De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, met aftrek van de periode dat de maatregel al van kracht is geweest.

Het hof zal – conform de vordering van de advocaat-generaal - de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel zoals door de politierechter bevolen niet overnemen, nu uit het meest recente reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt de noodzaak daartoe niet langer is gebleken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Het standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.

Het standpunt verdediging

De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het gevoerde vrijspraakverweer. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, omdat de vordering onvoldoende is gemotiveerd.

Het oordeel van het hof

De benadeelde partij heeft zich in deze zaak gevoegd met het verzoek smartengeld toe te kennen. De grondslag die daarbij wordt aangehaald is dat de benadeelde door het strafbare feit in de persoon ‘op andere wijze’ is aangelast, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Allereerst begrijpt het hof dat bij de benadeelde veel last heeft gehad van het hele gebeuren. Zij heeft dit in haar schriftelijke en mondelinge verklaring in het kader van haar spreekrecht op de zitting van het hof treffend verwoord. Het hof zal echter moeten beoordelen of aan de wettelijke maatstaf is voldaan en of de aantasting in de persoon op andere wijze met concrete gegevens is onderbouwd.

Om te beoordelen of de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade kunnen worden toegewezen, stelt het hof het volgende voorop.

Art. 6:106 BW luidt als volgt:

‘Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:

a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;

b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;

c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.’

De Hoge Raad heeft in het overzichtsarrest inzake de benadeelde partij onder meer het volgende overwogen:

‘2.4.5 Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.’

De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van het smartengeld aangevoerd dat de belaging haar veel tijd, energie, verdriet en ellende heeft gekost. Ze heeft veel moeite om weer een moeten doen om weer een beetje zichzelf te worden, aan haar eigen waarde te werken en los te komen van verdachte. Ze heeft gesprekken gehad met het bedrijfsmaatschappelijk werk en een psycholoog.

Nu de gevolgen door de benadeelde partij verder niet zijn onderbouwd anders dan met een eigen verklaring en een verklaring van een bedrijfsmaatschappelijk werker die de aanwezigheid van een psychisch letsel (PTSS) vermoedt, acht het hof dit niet voldoende om een aantasting in de persoon aan te nemen. Hoewel het feit waarvan benadeelde het slachtoffer is geworden en de gevolgen daarvan zonder meer belastend en ellendig voor haar te noemen zijn, volgt hieruit naar het oordeel van het hof niet dat bij dit feit de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen

Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal de benadeelde partij daarom in haar vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 38v, 38w, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaren zich niet bevindt op de [woonadres] in [gemeente] of enig ander toekomstig woonadres waar [benadeelde partij] zich in die periode zal vestigen.

Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaren op geen enkele wijze contact - direct of indirect - zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] (geb. [geboortedatum] ).

Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.

Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de tijd die verdachte al onderworpen is geweest aan de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering zal worden gebracht.

Beveelt daarnaast dat de vervangende hechtenis die eventueel al is tenuitvoergelegd, eveneens bij een eventuele tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mr. C.J. van der Wilt, voorzitter, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. J. Steenbrink, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. G.C. Drenthe, griffier, en op 15 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 15 september 2025.

mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal, mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier. De voorzitter doet de zaak uitroepen. Verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De voorzitter spreekt het arrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.