ECLI:NL:GHARL:2025:5698 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 16 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.353.709/01 zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10571172
arrest van 16 september 2025
in de zaak van
[appellant], h.o.d.n. [naam1] , die woont in [woonplaats1] , die hoger beroep heeft ingesteld, en bij de kantonrechter optrad als eiser in conventie en verweerder in reconventie, hierna: [appellant], advocaat: mr. T.H.I.M. Pierik te Zwolle,
tegen
Lido Drenthe B.V., die is gevestigd in Hoogeveen, en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, hierna: Lido Drenthe, in hoger beroep niet verschenen.
1 Het verloop van de procedure in hoger beroep
1.1 [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis
1.2 Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit: • de dagvaarding in hoger beroep van 9 april 2025, • het op 6 mei 2025 aan Lido Drenthe verleende verstek en • de memorie van grieven met de producties 1 tot en met 9.
2 De kern van de zaak
[appellant] huurt van Lido Drenthe visstekken en exploiteert deze stekken. Omdat Lido Drenthe de huurovereenkomst niet deugdelijk is nagekomen, heeft de kantonrechter aan [appellant] een schadevergoeding toegewezen. Omdat volgens [appellant] de tekortkoming van Lido Drenthe en daarmee zijn schade groter is, wil hij een hogere schadevergoeding toegewezen krijgen. Dat zal hierna worden beoordeeld. Eerst zal worden beschreven wat de relevante feiten zijn en wat bij de kantonrechter aan de orde was en door hem is beslist. 3. De feiten
Het hof gaat uit van de volgende feiten
3.1 [appellant] drijft een eenmanszaak waarin hij een aantal plekken (‘stekken’) voor het vissen naar karpers exploiteert.
3.2 Lido Drenthe drijft een onderneming die zich richt op dagrecreatie en sportactiviteiten. Zij wordt bestuurd door Beukie’s Holding B.V., die op haar beurt wordt bestuurd door de heer [naam2] . Die karpers heeft hij eerst in plas 1 (de Oostplas) uitgezet. Vissers kunnen bij hem een stek huren en moeten behalve huur, ook betalen voor de door hen gevangen vissen.
3.3 Lido Hoogeveen B.V. en Beukie's Holding hebben een huur- en exploitatie-overeenkomst gesloten, waarbij Beukie's Holding dan wel een door haar op te richten B.V. van Lido Hoogeveen het recreatieterrein huurt en kan exploiteren.
3.4 [appellant] heeft met Lido Drenthe per 1 april 2019 een huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte, staande en gelegen te (7908 TP) Hoogeveen, aan de Koedijk 8, kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie Z, nummer 207 (deel). Het gehuurde maakt deel uit van het recreatiegebied “Nijstad” in Hoogeveen (strand, water en terreinen voor dagrecreatie en parkeren, gelegen op en nabij een voormalige zandwinlocatie).
3.5 De tussen partijen opgemaakte huurovereenkomst vermeldt een huurprijs van € 235,95 inclusief btw per maand, te vermeerderen met een omzetafhankelijke toeslag en bepaalt dat de huurovereenkomst op 31 maart 2026 eindigt. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing verklaard de ‘Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’ (hierna: AV).
3.6 Artikel 12.1 “Publiekrechtelijke bestemming” van de huurovereenkomst luidt: Huurder verklaart zich op de hoogte te hebben gesteld van het vigerende bestemmingsplan en vrijwaart verhuurder ter zake. Verhuurder staat dan ook geenszins in voor de door huurder gewenste aanwending dan wel het gebruik zoals omschreven in artikel 1.2.
3.7 Artikel 1.2 van de huurovereenkomst luidt: Het gehuurde zal door of vanwege Huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als kantoorunit en opslagruimte voor visspullen alsmede per ingangsdatum minimaal vijf daartoe geschikte visstekken en na het gereedkomen van de werkzaamheden aan de tweede plas nog eens vijf visstekken (totaal minimaal tien visstekken).
3.8 Artikel 14 “Exploitatie visstekken” van de huurovereenkomst luidt:
14.1 Verhuurder verleent aan huurder het recht om voor eigen rekening en risico in totaal minimaal 10 (tien) visstekken aan te leggen en te exploiteren. Bij aanvang van het contract 05 (vijf) in plas 1 en zo spoedig mogelijk doch uiterlijk per 01-07-2021 nog eens 05 (vijf) in plas 2. (...)
14.2 Huurder krijgt het exclusieve recht en plicht om de visstekken op basis van volgtijdigheid te verhuren aan (sport)vissers. (…)
14.4 Verhuurder is verplicht om op adequate wijze zorg te dragen en dat derden, zoals de bezoekers en bewoners van en op het terrein, niet zullen vissen in en rondom de plassen. Uitgezonderd nadrukkelijke, schriftelijke toestemming vooraf van de Huurder.
14.5 Verhuurder onthoudt zich van alle activiteiten en zal geen afspraken maken met derden die de beoogde exploitatie van de visstekken in de weg zullen staan. (…) Aan de huurovereenkomst is onder meer als bijlage gehecht een plattegrond/tekening waarop indicatief de visstekken zijn aangegeven.
3.9 Lido Drenthe heeft vanaf april 2019 steeds wisselende bedragen per maand aan [appellant] in rekening gebracht. In een e-mail van 4 mei 2020 schrijft Lido Drenthe: In het contract staat ook een vast bedrag opgenomen voor de visstekken en opslagruimte etc. Dit heb ik eerst op 90 euro per maand gezet, incl. energielasten. Lido Drenthe heeft daarop vanaf de maand april 2020 tot en met december 2020 steeds € 90 (exclusief btw en exclusief een afdracht van 10%) bij [appellant] in rekening gebracht.
3.10 Lido Hoogeveen B.V. (hierna: Lido Hoogeveen) is per 29 december 2021 hernoemd tot Nijstad Exploitatie B.V. (hierna: Nijstad Exploitatie). Op die datum is Beer Vastgoed Hoogeveen B.V. (hierna: Beer Vastgoed) afgesplitst van Nijstad Exploitatie. Nijstad Exploitatie en Beer Vastgoed worden bestuurd door [naam3] Holding B.V., welke op haar beurt wordt bestuurd door de heer [naam3] (hierna samen ook: [naam3] c.s.).
3.11 Beukie's Holding en Lido Drenthe hebben Lido Hoogeveen in december 2020 gedagvaard in kort geding tot nakoming van de huur- en exploitatieovereenkomst. Zij hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de beëindiging van hun geschil en hun afspraken neergelegd in een door hen ondertekend proces-verbaal van 17 december 2020. Hierin zijn Beukie's Holding en Lido Drenthe enerzijds en Lido Hoogeveen anderzijds onder meer overeengekomen:
- De "Overeenkomst exploitatie gebiedsregisseur" eindigt per 1 januari 2021. Lido Hoogeveen belet evenwel niet de uitvoering van de overeenkomst die [naam2] c.s. heeft met derden. [naam2] c.s. zal de overeenkomsten met derden per direct beëindigen als de waardebepaling financieel is afgewikkeld.
(...)
- [naam2] c.s. zal per 1 januari 2021 stoppen met de exploitatie en gebiedsregie van Nijstad. (...)
De exploitatie zal vanaf 1 januari 2021 voor rekening en risico van [naam3] c.s. geschieden. [naam3] c.s. vrijwaart [naam2] c.s. voor eventuele aanspraken uit dien hoofde. (...)"
3.12 Lido Drenthe heeft via een WhatsApp-bericht van 17 december 2020 en via een e-mail van 22 december 2020 aan [appellant] medegedeeld: Per 1-1-2021 neemt Lido Hoogeveen, het bedrijf van [naam3] , de exploitatie van Strand Nijstad en de daarbij behorende overeenkomsten over, hier is hij dan ook aan gehouden.
3.13 Met een brief van 12 januari 2021 heeft de advocaat van [appellant] aan Lido Drenthe onder meer geschreven: Naar verluidt bent u voornemens het betreffende huurobject te vervreemden, hetgeen betekent dat de nieuwe eigenaar gehouden is aan de verplichtingen zoals neergelegd in de betreffende akte van huurovereenkomst te voldoen. Immers, koop breekt geen huur.
3.14 Met een e-mail van 15 januari 2021 heeft Lido Drenthe geantwoord: Bij deze de bevestiging dat uw schrijven in goede orde ontvangen is. Lido Hoogeveen, vertegenwoordigd door dhr. [naam3] , heeft de exploitatie incl. overeenkomsten overgenomen. U zult zich dus tot hem moeten wenden.
3.15 [appellant] advocaat heeft op 25 maart 2021 Beukie’s Holding aangeschreven in hoedanigheid van bestuurder/enig aandeelhouder van Lido Drenthe omtrent de verplichtingen uit de huurovereenkomst en gevraagd te bevestigen dat de huurverplichtingen onverkort zullen worden nagekomen.
3.16 Lido Drenthe c.s. en [naam3] c.s. hebben op 11 april 2023, in verband met een rechtszaak tussen hen, hun onderlinge afspraken over de exploitatie nogmaals onderling bevestigd, inhoudende dat Lido Drenthe c.s. vanaf 1 januari 2021 geen exploitatievergoeding meer aan [naam3] c.s. verschuldigd is en deze de huurovereenkomst met [appellant] ( [naam1] ) overneemt en voortzet. Zij hebben hun afspraken neergelegd in een door hen ondertekend proces-verbaal van 11 april 2023:
-
Tussen partijen heeft te gelden de tussen hen overeengekomen vaststellingsovereenkomst zoals deze staat opgenomen in het proces-verbaal van 17 december 2020, tenzij in deze vaststellingsovereenkomst iets anders is overeengekomen.
-
De "Overeenkomst exploitatie gebiedsregisseur" eindigt per 1 januari 2021. Feitelijk is de exploitatie vanaf 1 januari 2021 door Nijstad c.s. voortgezet. Per 1 mei 2023 worden door Nijstad c.s. de bij de exploitatie behorende contracten voortgezet, behoudens hetgeen hieronder is bepaald onder 10 ten aanzien van de visplekken.
-
De vergoedingen die Lido c.s. uit hoofde van de exploitatie in de periode l januari 2021 tot 1 mei 2023 heeft ontvangen, worden afgetrokken van de uiteindelijke door de deskundige vastgestelde waardebepaling. (...)
(...)
- Nijstad c.s. neemt de contracten van Lido c.s. over (en zet deze voort) die zij heeft met Outdoor Nijstad, Paviljoen Nijstad en [naam1] , met dien verstande dat er ter zake van het contract met [naam1] het volgende geldt: eventuele claims ter zake de vijf visplekken aan de westelijke plas (die buiten het exploitatiegebied valt) komen voor risico van Lido c.s. en eventuele claims ter zake de vijf visplekken aan de oostelijke plas komen voor risico van Nijstad c.s.
3.17 [appellant] was aanwezig bij de zitting van 11 april 2023.
3.18 Lido Drenthe en [naam3] c.s. hebben een aanvullende overeenkomst gesloten die inhoudt dat Lido Drenthe de huurpenningen mag incasseren die [appellant] moet betalen over de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 mei 2023. Op 12 juli 2023 heeft Lido Drenthe hiervoor een factuur verzonden aan [appellant] van € 10.968,95. [appellant] heeft deze factuur niet voldaan.
3.19 [appellant] heeft in mei 2023 ten laste van Lido Drenthe conservatoir derdenbeslag doen leggen.
4 Het geschil bij en de beslissing van de kantonrechter
4.1 [appellant] heeft bij de kantonrechter de veroordeling gevorderd van Lido Drenthe en Beukie’s Holding tot betaling van een schadevergoeding.
4.2 Lido Drenthe heeft op haar beurt gevorderd de veroordeling van [appellant] tot betaling van de achterstallige huur, te vermeerderen met rente, tot verstrekking van kopieën aangiften omzetbelasting en tot opheffing van een te harer laste gelegd conservatoir beslag.
4.3 In het vonnis van 21 november 2023, hersteld op 28 november 2023, is – voor zover van belang – [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tegen Beukie’s Holding en is het Lido Drenthe toegestaan [naam3] c.s. in vrijwaring op te roepen. Lido Drenthe is daartoe ook overgegaan.
4.4 In het vonnis van 9 april 2024 is het [naam3] c.s. toegestaan om zich aan de zijde van Lido Drenthe te voegen.
4.5 In het vonnis van 14 januari 2025 heeft de kantonrechter in conventie beslist als volgt:
7.1. verklaart voor recht dat Lido Drenthe aansprakelijk is voor alle door [appellant] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het niet nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen [appellant] en Lido Drenthe gesloten huurovereenkomst van 1 april 2019 tot 1 mei 2023;
7.2. veroordeelt Lido Drenthe aan [appellant] te voldoen een bedrag van € 21.120,00 (zegge: Eenentwintigduizendhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 2 juni 2023, zijnde de dag van dagvaarding, tot de dag der voldoening;
7.4. veroordeelt Lido Drenthe tot betaling van de kosten van het gelegde beslag tot een bedrag van € 2.596,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, zijnde 2 juni 2023, tot de dag der voldoening;
7.5. De proceskosten zullen worden gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten zal moeten dragen;
7.5 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.6 De tegen [appellant] gerichte vordering van Lido Drenthe is afgewezen, onder haar veroordeling in de proceskosten. Ook de tegen [naam3] c.s. gerichte vordering in vrijwaring van Lido Drenthe is afgewezen, eveneens onder haar veroordeling in de proceskosten.
5 De vordering in hoger beroep
5.1 De bedoeling van het hoger beroep is, zo begrijpt het hof, dat de vordering in conventie alsnog geheel wordt toegewezen.
5.2 In hoger beroep is daarmee aan de orde de vordering van [appellant] : I. Te verklaren voor recht dat Lido Drenthe aansprakelijk is voor alle door [appellant] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het niet nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen [appellant] en Lido Drenthe gesloten huurovereenkomst; II. Lido Drenthe te veroordelen aan [appellant] te voldoen een bedrag ad € 331.930,- overeenkomstig de bevindingen van de schadeaccountant [naam4] zoals weergegeven in diens rapport d.d. 8 november 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, althans een zodanig bedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente als het hof in goede justitie vermeent te behoren; III. Lido Drenthe te veroordelen aan [appellant] te voldoen ten titel van schadevergoeding over de restant looptijd van de huurovereenkomst (d.i. tot en met 31-03-2026) een bedrag op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; IV. Lido Drenthe te veroordelen ten titel van reputatieschade aan [appellant] een bedrag naar redelijkheid en billijkheid te voldoen ad € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening; een en ander met veroordeling van Lido Drenthe in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
5.3 De in hoger beroep sub V herhaalde vordering tot veroordeling van Lido Drenthe in de beslagkosten hoeft niet te worden beoordeeld, omdat die vordering al door de kantonrechter is toegewezen en Lido Drenthe daartegen niet is opgekomen.
6 Het oordeel van het hof
De omvang van het hoger beroep
6.1 [appellant] heeft elf bezwaren (grieven) tegen het vonnis van 14 januari 2025. De grieven 2, 3 en 8 (deels) zien op de door de kantonrechter aangenomen contractovername per 1 mei 2023. De grieven 4, 5 en 6 stellen aan de orde de overtredingen van de huurovereenkomst door Lido Drenthe. Met de grieven 7, 8 (deels) en 9 komt [appellant] op tegen de begroting van de schade en grief 10 keert zich tegen de afwijzing van de gevorderde vergoeding van reputatieschade en vergoeding van gemaakte advocaatkosten en buitengerechtelijke kosten. Tot slot ziet grief 11 op de compensatie van de proceskosten. De bezwaren zullen daarbij thematisch worden behandeld.
6.2 Grief 1 ziet op de door de kantonrechter als feit aangenomen huurprijs per maand van € 235,95 exclusief btw en exclusief omzetafhankelijke toeslag. Het hof heeft hierboven de feiten opnieuw vastgesteld, waarbij ook rekening is gehouden met wat [appellant] in hoger beroep over de huurprijs heeft aangevoerd. Grief 1 behoeft daarom verder geen bespreking.
6.3 Omdat Lido Drenthe niet in hoger beroep is verschenen en [appellant] daartegen geen grief heeft opgeworpen, is voor het hof uitgangspunt wat de kantonrechter heeft overwogen en beslist over (i) het door Lido Drenthe onttrekken aan haar verplichtingen als verhuurder en (ii) de aansprakelijkheid van Lido Drenthe voor alle door [appellant] daardoor geleden en nog te lijden schade. In hoger beroep is in dat verband uitgangspunt dat [appellant] vanaf april 2019 niet steeds de beschikking heeft gehad over de bedrijfsruimte (kantoorunit/opslagruimte) en dat Lido Drenthe tekort is geschoten door niet vanaf 1 juli 2021 de vijf visstekken in plas 2 (ofwel de Westplas) ter beschikking te stellen. In dit hoger beroep staat evenmin ter discussie de door kantonrechter afgewezen vordering van Lido Drenthe (‘vordering in reconventie’).
De contractoverneming
6.4 Lido Drenthe heeft ter afwering van de vordering van [appellant] allereerst aangevoerd dat haar huurovereenkomst met [appellant] is overgenomen door [naam3] c.s. Dat verweer is een zogenoemd bevrijdend verweer. Zij beroept zich er immers op dat zij daardoor van haar verhuurdersverplichtingen is bevrijd. De stelplicht en de bewijslast van de contractoverneming rusten in dit geval dus op Lido Drenthe.
6.5 Voor contractoverneming in de zin van artikel 6:159 BW is een akte vereist waar het betreft de medewerking van de overdrager en de overnemer, en is de medewerking van de wederpartij vereist. Die medewerking – achteraf en/of vooraf – is vormvrij.
6.6 Lido Drenthe heeft wat betreft de medewerking van [appellant] aangevoerd dat hij al in 2020 wist van de voortzetting van de exploitatie van het recreatiegebied door [naam3] c.s., dat hij met zijn visactiviteiten is doorgegaan en dat [appellant] op 11 april 2023 bij de bekrachtiging van de afspraken tussen Lido Drenthe en [naam3] c.s. aanwezig was. [appellant] bestrijdt dat sprake is geweest van contractoverneming per 1 mei 2023, omdat hij zich daartegen steeds heeft verzet. Volgens hem is Lido Drenthe daarom ook na 1 mei 2023 verhuurder gebleven.
6.7 Uit de hiervoor in 3.13 en 3.15 weergegeven berichten van begin 2021 blijkt dat [appellant] in reactie op berichten dat [naam3] c.s. de exploitatie van het recreatiegebied heeft overgenomen, expliciet aan Lido Drenthe heeft gevraagd te bevestigen dat zij haar verplichtingen uit de huurovereenkomst zal nakomen. Een instemming van [appellant] kan er niet op worden gebaseerd dat hierop niet is gereageerd. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat [appellant] na 1 januari 2021 geen huur meer aan Lido Drenthe heeft betaald, al is het maar omdat gesteld noch gebleken is [naam3] c.s. ooit aanspraak heeft gemaakt op huur en [appellant] daarop huur aan [naam3] c.s. heeft voldaan. Het gegeven dat [appellant] aanwezig is geweest bij een zitting van de rechtbank waarin het geschil tussen Lido Drenthe en [naam3] c.s. is behandeld, is ook niet voldoende om instemming aan te nemen, al is het maar omdat [appellant] gemotiveerd aanvoert dat hij tijdens (een pauze van) die zitting aan hen kenbaar heeft gemaakt juist niet met een contractovername in stemmen. In wat Lido Drenthe aanvoert, wordt dat verweer niet afdoende weerlegd. Het gegeven dat [appellant] kort na die zitting bij dagvaarding van 2 juni 2023 zijn vordering tegen Lido Drenthe heeft ingesteld, ondersteunt veeleer het standpunt van [appellant] . Lido Drenthe heeft daarmee onvoldoende onderbouwd dat de huurovereenkomst per 1 mei 2023 is overgegaan op [naam3] c.s. Het hof neemt dan ook tot uitgangspunt dat Lido Drenthe als verhuurder partij is gebleven bij de huurovereenkomst. In zoverre slagen de grieven, en zal de uitgesproken verklaring voor recht worden aangepast.
Tekortschieten
6.8 [appellant] voert aan dat Lido Drenthe naast de twee door de kantonrechter vastgestelde tekortkomingen ook op drie andere aspecten tekort is geschoten in de huurovereenkomst:
Deze aspecten zullen hierna afzonderlijk worden besproken. Daarbij geldt dat Lido Drenthe, zoals zij ook in haar conclusie van antwoord heeft aangevoerd, conform artikel 10.3 van de bij de huurovereenkomst algemene voorwaarden alleen aansprakelijk is voor schade als gevolg van een gebrek indien sprake is van ‘een toerekenbare ernstige tekortkoming’ van Lido Drenthe.
6.9 Sub i.: uit de huurovereenkomst en de daarbij gevoegde bijlagen blijkt dat [appellant] vijf visstekken in de Westplas mocht gebruiken, waarbij de visstekken op een plattegrond indicatief zijn aangegeven. Dat die plekken aan [appellant] waren gegarandeerd, zoals [appellant] kennelijk betoogt, blijkt echter uit niets. Het staat vast dat toen de indicatieve plek 3 niet meer (goed) beschikbaar was, [appellant] een andere plek in gebruik heeft genomen (door hem plek 6 genoemd). Die plek is gelegen op de strook grond tussen de Westplas en de Oostplas. [appellant] stelt dat die plek niet tot het gehuurde gebied behoort, maar dat is zonder toelichting, die ontbreekt, niet te volgen, zodat het hof daaraan voorbijgaat. [appellant] heeft in dit verband nog aangevoerd dat plek 6 geen adequate vervanging van plek 3 was, omdat daardoor de plas niet gelijkmatig kon worden bevist, maar uit niets blijkt dat [appellant] dat ooit (vergeefs) bij Lido Drenthe aan de orde heeft gesteld. Het argument sub i. als tekortkoming van Lido Drenthe verwerpt het hof dan ook.
6.10 Ook het argument sub ii. snijdt naar het oordeel van het hof geen hout. Uit niets blijkt dat Lido Drenthe aan [appellant] heeft gegarandeerd dat zijn klanten de visstekken met hun auto kunnen bereiken. Uit het door [appellant] tegenover zijn klanten gebruikte reglement kan worden afgeleid dat [appellant] ook niet uitging van onbelemmerde bereikbaarheid van de vissstekken met de auto, omdat hij daarin heeft opgenomen: *“Indien mogelijk uitladen bij de visstek.”*Daar komt bij dat uit de overgelegde WhatsApp-berichten blijkt dat [appellant] vanwege ervaren overlast aan [naam3] heeft gevraagd om afsluiting van (een deel van) de visstekken met bouwhekken, waarop [naam3] antwoordt afsluiting met bouwhekken niet wenselijk te vinden en daarop voorstelt buizen te leggen, zodat er geen auto’s op het terrein kunnen komen. [appellant] reageert met ‘oké’, waarna de buizen kennelijk zijn gelegd. Uit de overgelegde foto’s blijkt verder dat die buizen zodanig zijn gelegd dat daar makkelijk langs heen kan worden gelopen en dat ook een Quad zich daarlangs kan manoeuvreren. Gelet op een en ander is er geen reden om tot een tekortkoming van Lido Drenthe op dit punt te concluderen, laat staan dat dit als ‘ernstig’ zou moeten worden aangemerkt.
6.11 Wat betreft het verwijt sub iii. aan Lido Drenthe dat derden in het verhuurde water vissen, geldt het volgende. In artikel 14.4 van de huurovereenkomst is opgenomen dat Lido Drenthe *“is verplicht om op adequate wijze zorg te dragen (…) dat derden (…) niet zullen vissen in en rondom de plassen”.*Uit de stukken blijkt dat het verwijt van [appellant] met name ziet op één bewoner die aan de noordkant van de Oostplas woont, en dat die bewoner (herhaalde malen) door of namens Lido Drenthe is aangesproken maar zich daarvan niets aantrok. In de onder meer hierover tussen partijen in september 2021 gevoerde kortgedingprocedure is naar voren gekomen dat bij de verkoop van de aanliggende woningen het gebruik van de plas was inbegrepen, zodat een visverbod aan de bewoners van die woningen onuitvoerbaar is. Tegen die achtergrond heeft [appellant] onvoldoende uitgelegd dat Lido Drenthe heeft nagelaten wat zij in dit verband wel had moeten en kunnen doen. Dat Lido Drenthe niet of onvoldoende zou hebben opgetreden tegen (zo gezegd) illegaal vissen, is daarmee onvoldoende toegelicht. Er is daarmee geen grond om tot een toerekenbare ernstige tekortkoming te concluderen.
6.12 Met het voorgaande blijft slechts uitgangspunt dat Lido Drenthe tekort is geschoten doordat [appellant] vanaf april 2019 niet steeds de beschikking heeft gehad over de bedrijfsruimte (kantoorunit/opslagruimte) en door niet vanaf 1 juli 2021 de vijf visstekken in plas 2 (ofwel de Westplas) ter beschikking te stellen.
Schade
6.13 [appellant] heeft bij de kantonrechter de vergoeding gevorderd van diverse schadeposten en heeft dat in hoger beroep gehandhaafd. Het gaat om € 331.930. Dit bedrag is opgebouwd uit posten voor gederfde winst in de jaren 2021 tot en met 2023 (€ 175.893), afvalkosten in de jaren 2021 tot en met 2024 (€ 4.898), reputatieschade (€ 10.000), kosten van advocaat en accountant, interne kosten en buitengerechtelijke kosten in de jaren 2021 tot en met 2024 (€ 112.788), de kosten van een nieuwe CV ten behoeve van de douche voor [appellant] klanten (€ 1.501) en extra financieringskosten in de jaren 2021 tot en met 2023 (€ 26.848).
6.14 Voor de berekening van de omvang van de schade moet de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven.
-winstderving
6.15 Voor de vastgestelde tekortkomingen (zie 6.12) is door de kantonrechter een schadevergoeding van € 21.120 aan winstderving toegewezen. Dit bedrag ziet alleen op de schade die het gevolg is van het niet ter beschikking stellen van de vijf visstekken aan de Westplas. Die schadevergoeding is vanwege de door de kantonrechter aangenomen contractoverneming beperkt tot 1 mei 2023. Omdat niet gesteld of gebleken is dat, en welke schade door het wegvallen van de bedrijfsruimte is veroorzaakt en daarvoor in het door [appellant] aangehaalde accountantsrapport geen bedrag is opgenomen – zo overweegt de kantonrechter – is hiervoor geen bedrag toegewezen. [appellant] is in hoger beroep daar niet concreet op ingegaan, zodat ook het hof zich zal beperken tot de beoordeling wat de eventuele schade is van het niet beschikbaar zijn van de visstekken, waarbij het hof, mede gelet op de vordering sub III. en de door hem verworpen contractoverneming per 1 mei 2023, uitgaat van de contractuele einddatum van 31 maart 2026.
6.16 Bij het voorgaande geldt dat als het hof op een hoger bedrag aan schadevergoeding zou uitkomen, het vervolgens (‘devolutief’) de gevoerde verweren tegen het bestaan en de omvang van de gestelde schade van Lido Drenthe moet beoordelen. Het hof ziet reden om die beoordeling eerst te doen.
6.17 Lido Drenthe heeft onder meer aangevoerd dat [appellant] vanwege het niet beschikbaar hebben van de visstekken aan de Westplas geen schade kan hebben geleden omdat de gemeente de geldende bestemming ‘zandwinning’ van de Westplas – anders dan ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst werd verwacht – niet heeft gewijzigd, zodat het overeengekomen gebruik van de Westplas niet was toegestaan. De kantonrechter heeft dat argument weliswaar verworpen in verband met de beoordeling van de vraag of Lido Drenthe tekort is geschoten – waartegen niet is opgekomen – maar dat argument blijft onverminderd van belang voor de beoordeling van de vraag of sprake is van schade die in voldoende causaal verband staat met die tekortkoming.
6.18 In artikel 1.2 van de huurovereenkomst is bepaald dat ‘na het gereedkomen van de werkzaamheden aan de tweede plas [d.i. de Westplas; hof] nog eens vijf vissstekken’ zullen kunnen worden gebruikt. In artikel 14.1 staat dat die vijf stekken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk per 1 juli 2021 ter beschikking zullen worden gesteld, waarbij artikel 12.1 vastlegt dat [appellant] op de hoogte is van het geldende bestemmingsplan en dat Lido Drenthe ‘dan ook’ geenszins instaat voor het door [appellant] gewenste gebruik. Met een en ander heeft Lido Drenthe voldoende onderbouwd dat ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst op 15 februari 2019 de publiekrechtelijke bestemming van de Westplas nog ‘zandwinning’ was, dat in dat verband de toenmalige winningswerkzaamheden nog afgerond moesten worden en bedoelde bestemming van de Westplas nog moest worden gewijzigd. Bevestiging daarvoor kan ook worden gevonden in de mailwisseling van [appellant] met Lido Drenthe in 2022 over de door de gemeente voorgenomen wijziging. Uit de door [appellant] zelf overgelegde stukken
-afvalkosten & kosten nieuwe CV
6.19 [appellant] heeft niet uitgelegd dat de hiervoor gevorderde bedragen in causaal verband staan met de aangenomen tekortkomingen van Lido Drenthe, zodat de hiervoor gestelde posten van € 4.898 en € 1.501 niet toewijsbaar zijn.
-reputatieschade
6.20 [appellant] voert aan dat hij zowel privé als zakelijk reputatieschade heeft opgelopen. Volgens hem is zijn naam in diskrediet gebracht en weigeren potentiële klanten met hem zaken te doen ‘zo lang het op de plassen rommelt’. [appellant] verwijst in dat verband naar vier schriftelijke verklaringen waarin klanten erover klagen dat zij de visstekken niet met de auto konden bereiken, dat zij met hun spullen moesten sjouwen en dat in de plas met bootjes werd gevaren dan wel werd gezwommen. Die klachten zijn niet terug te voeren op een toerekenbare ernstige tekortkoming van Lido Drenthe, zodat het hof aan een en ander voorbijgaat. Ook deze post is niet toewijsbaar.
-kosten advocaat e.d.
6.21 De kantonrechter heeft dit deel van de vordering van [appellant] afgewezen met de overweging dat die kosten onder de te liquideren kosten vallen. [appellant] voert in reactie daarop in hoger beroep primair aan dat Lido Drenthe op grond van artikel 28.1 van de algemene voorwaarden gehouden is alle gemaakte advocaatkosten te voldoen en subsidiair dat de vergoeding van buitengerechtelijke kosten bij voorbaat is vastgesteld op 15% van de hoofdsom, met een maximum van € 25.000. Over de kosten van de accountant stelt [appellant] dat Lido Drenthe op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW gehouden is alle redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade te voldoen.
6.22 Voor deze kosten geldt dat artikel 28.1 AV de proceskosten daarvan uitzondert. De door [appellant] gemaakte kosten in verband met het in 2021 gevoerde kort geding en deze procedure vallen daarmee niet onder het bereik van deze bepaling. Voor de overige kosten geldt dat artikel 28.1 AV wel de leden 4 en 6 van artikel 6:96 BW buiten toepassing verklaart, maar niet de overige leden van dat artikel, zodat de uit lid 2 van dat artikel volgende dubbele redelijkheidstoets onverkort van toepassing is.
6.23 Uitgaande van de aangenomen tekortkoming en de daarvoor toegewezen schadever-goeding van € 21.120 is de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten te begroten op 15% daarvan ofwel € 3.168. Dat zal worden toegewezen. Het meer gevorderde is niet toewijsbaar.
6.24 De voor het accountantsrapport gevorderde kostenvergoeding doorstaat de bedoelde dubbele redelijkheidstoets niet. Het rapport gaat uit van de juistheid van alle gestelde tekortkomingen. Daarin kan [appellant] echter niet worden gevolgd. Datzelfde geldt voor het merendeel van de in het rapport voorkomende schadeposten.
-financieringskosten
6.25 [appellant] vordert verder de vergoeding van de kosten van extra aangetrokken financiering. Die was volgens hem nodig vanwege de hiervoor gestelde winstderving en bijkomende kosten. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het hiervoor gevorderde ook niet toewijsbaar is.
Overige schade
6.26 Uitgaande van de aangenomen tekortkomingen van het niet beschikbaar stellen van de bedrijfsruimte en de vijf visstekken aan de Westplas, is, voor zover die tekortkoming voortduurt na 1 mei 2023 tot en met 31 maart 2026 en in die periode bevissing van de Westplas bestuursrechtelijk wel is toegestaan, het ontstaan/bestaan van schade bij [appellant] niet uitgesloten. Aan de vereisten voor verwijzing naar de schadestaatprocedure, namelijk dat de mogelijkheid aannemelijk is dat schade is of zal worden geleden, is daardoor voldaan.
Wettelijke handelsrente
6.27 [appellant] vordert over de toe te wijzen vergoeding voor kosten primair de wettelijke handelsrente en subsidiair de wettelijke rente. Op een verplichting tot schadevergoeding ziet het bepaalde in artikel 6:119a BW echter niet. Dat de omvang van die schadevergoeding (mede) een contractuele basis heeft, maakt dat niet anders. Het hof zal daarom de in artikel 6:119 BW bedoelde wettelijke rente toewijzen, met ingang van de datum van de dagvaarding, zijnde 2 juni 2023.
Kosten van de procedure bij de kantonrechter
6.28 Gelet op het voorgaande is er voor het hof geen reden om anders te denken over de compensatie van de proceskosten bij de kantonrechter.
Bewijsaanbod
6.29 Het bewijsaanbod van [appellant] wordt gepasseerd: voor zover hij zijn stellingen in het licht van het verweer van Lido Drenthe voldoende heeft onderbouwd, kan bewijs van die stellingen niet tot een andere conclusie leiden (in het bijzonder: over het vissen door derden, het geblokkeerd zijn van vissstekken met buizen, afsluiting van visstek 3 en de noodzaak van een gelijkmatige bevissing van de plas).
De conclusie
6.30 De grieven 2, 3, 8 (deels) slagen. Grief 10 slaagt deels. De grieven 4 tot en met 7, 8 (voor het overige), 9 en 11 falen. Het hoger beroep slaagt daarmee deels. Omdat [appellant] in hoger beroep deels in het gelijk en deels in het ongelijk is gesteld, zal het hof bepalen dat hij zijn eigen kosten van het hoger beroep moet dragen.
6.31 De veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
7 De beslissing
Het hof:
7.1 bekrachtigt het in conventie gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 januari 2025, behalve de beslissing 7.1 die hierbij wordt vernietigd en beslist als volgt opnieuw:
7.2 verklaart voor recht dat Lido Drenthe aansprakelijk is voor alle door [appellant] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het niet nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen [appellant] en Lido Drenthe gesloten huurovereenkomst van 1 april 2019 tot en met 31 maart 2026;
7.3 veroordeelt Lido Drenthe tot vergoeding van alle door [appellant] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het niet nakomen van haar verplichtingen als bedoeld in ovw. 6.26 over de periode van 1 mei 2023 tot en met 31 maart 2026, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
7.4 veroordeelt Lido Drenthe tot betaling van € 3.168 als vergoeding voor kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag van betaling;
7.5 bepaalt dat [appellant] de eigen kosten van het hoger beroep draagt;
7.6 verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.7 wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, J.H. Kuiper en M.W. Zandbergen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.
Niet gepubliceerd.
Parl. Gesch. Boek 6, blz. 585.
vgl. conclusie AG bij HR 7 maart 2013, ECLI:NL:PHR:2013:AF1314, randnummer 2.5.
HR 23 april 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2897, NJ 1999/497.
HR 5 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9687, NJ 2004/316.
Zie o.m. HR 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:956.
Onderdeel van productie 35 bij zijn conclusie van antwoord in reconventie.
Vgl. HR 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:428, rov. 3.2.4.