ECLI:NL:GHAMS:2025:2679 - Gerechtshof Amsterdam - 7 oktober 2025
Arrest
Formele relaties
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001320-20
datum uitspraak: 7 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-280580-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank partieel vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde – kort gezegd – smokkelen van een persoon in de periode 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 en in de periode 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daarmee mede gericht tegen die in eerste aanleg gegeven partiële vrijspraken. Het hof ziet de tenlastelegging als een impliciet cumulatieve, in die zin dat de diverse perioden waarin de verdachte samen met anderen opzettelijk behulpzaam zou zijn geweest bij het zich verschaffen van tot toegang tot Nederland, tezamen in één feit zijn tenlastegelegd. Het hof is daarom van oordeel dat deze partiële vrijspraken ook als beschermde vrijspraken moeten worden beschouwd waartegen voor de verdachte geen hoger beroep open staat. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven partiële vrijspraken. Nu het hoger beroep van het openbaar ministerie eveneens onbeperkt is ingesteld zijn de verdenkingen van smokkel in voornoemde periodes in hoger beroep alsnog aan de orde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2019 tot en met 2 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Raalte en/of te Eindhoven, in elke geval in Nederland en/of Athene, in elk geval in Griekenland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit winstbejag een gewoonte gemaakt van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
immers heeft/hebben/is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- in de periode van 23 april 2019 tot en met 25 april 2019 twee onbekend gebleven personen, althans een persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door: o aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en/of het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of o daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en/of o deze personen gedurende een of meer dagen onderdak te bieden,
en/of
- in de periode van 29 april 2019 tot en met 2 mei 2019 drie onbekend gebleven personen, althans een persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door: o aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of o daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland;
en/of
- in de periode van 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 een onbekend gebleven persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door: o aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of o daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en/of o deze personen gedurende een of meer dagen onderdak te bieden;
en/of
- in de periode van 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019 een onbekend gebleven persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door: o aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of o daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland;
en/of
-
in de periode van 27 mei tot en met 29 mei 2019 een onbekend gebleven persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door: o aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, o en/of - daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland; en/of
-
in de periode van 30 juli 2019 tot en met 2 augustus 2019 een persoon zich noemende [persoon 1] en/of een persoon zich noemende [persoon 2] behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door: o voornoemde personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of o daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een ruimere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde gedragingen bewezen kunnen worden verklaard, behoudens de smokkel in de perioden 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 en 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019 en de onderdelen ‘uit winstbejag’ en ‘onderdak bieden’.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de smokkel in de tenlastegelegde perioden van 23 april 2019 tot en met 25 april 2019, 29 april 2019 tot en met 2 mei 2019 en 30 juli 2019 tot en met 2 augustus 2019 gerefereerd aan het oordeel van het hof, met dien verstande dat ‘uit winstbejag’ en het ‘onderdak bieden’ niet bewezenverklaard kunnen worden. Van de smokkel in de perioden 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 en 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019 dient de verdachte in navolging van het oordeel van de rechtbank te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de periode van 27 mei 2019 tot en met 29 mei 2019 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat sprake was van een smokkelincident en dat de inreis in Nederland van mevrouw [persoon 3] wederrechtelijk is geweest.
Het hof oordeelt als volgt.
Partiële vrijspraken
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, en in navolging van het oordeel van de rechtbank, van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde ‘uit winstbejag’ en van het ‘bieden van onderdak’ aan de gesmokkelde personen. Daartoe overweegt het hof dat deze beide elementen zien op hetgeen in lid 2 van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar is gesteld, terwijl de opsteller van de tenlastelegging duidelijk de tenlastelegging van het strafbaar gestelde in lid 1 van artikel 197a Sr voor ogen heeft gehad. Van die strafbaarstelling maken de beide elementen geen delictsbestanddeel uit. De verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Ook is het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, en in navolging van het oordeel van de rechtbank, van oordeel dat de verdachte, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, moet worden vrijgesproken van de smokkel in de perioden 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 en 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019.
Partiële vrijspraak periode 27 mei 2019 tot en met 29 mei 2019
Het hof stelt vast dat in de telefoon van de verdachte een foto van het paspoort en van de boekingsbevestiging van het vliegticket van een persoon genaamd [persoon 3] is aangetroffen. Dit roept, mede in samenhang met de zich in het dossier bevindende WhatsApp-gesprekken en diens betrokkenheid bij andere smokkelincidenten, vragen op omtrent de rol van de verdachte bij de reis van die [persoon 3] naar Nederland. Echter, uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de inreis van die [persoon 3] (of van een persoon die zich uitgaf voor [persoon 3] ) wederrechtelijk is geweest. Bij die stand van zaken zal het hof de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van de overige onderdelen van de tenlastelegging overweegt het hof – gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de stukken in het dossier, in het bijzonder de vluchtgegevens en de WhatsApp-gesprekken dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich telkens in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte(n) bij wijze van gewoonte heeft schuldig gemaakt aan mensensmokkel van een of meerdere personen.
Uit de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat de verdachte zich gedurende een periode van ruim drie maanden meermalen heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel. Het ging daarbij niet om een eenmalig of incidenteel handelen, maar om een terugkerend en planmatig patroon van reizen, waarbij steeds volgens eenzelfde werkwijze werd gehandeld. Deze herhaling maakt dat sprake is van een gewoonte in de zin van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 23 april 2019 tot en met 2 augustus 2019 in Nederland en/of in Griekenland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland immers zijn hij, verdachte, en zijn mededader(s):
-
in de periode van 23 april 2019 tot en met 25 april 2019 twee onbekend gebleven personen behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland door: o aan deze personen een niet op hun naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en de niet op hun naam gestelde paspoorten ter controle aan te bieden, en o daarmee tezamen met voornoemde personen in te checken op luchthaven Athene en o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en
-
in de periode van 29 april 2019 tot en met 2 mei 2019 drie onbekend gebleven personen behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland door: o aan deze personen een niet op hun naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en de niet op hun naam gestelde paspoorten ter controle aan te bieden, en o daarmee tezamen met voornoemde personen in te checken op luchthaven Athene en o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en
-
in de periode van 30 juli 2019 tot en met 2 augustus 2019 een persoon zich noemende [persoon 1] en een persoon zich noemende [persoon 2] behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland door: o voornoemde personen een niet op hun naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en de niet op hun naam gestelde paspoorten ter controle aan te bieden, en o daarmee tezamen met voornoemde personen in te checken op luchthaven Athene en o deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) telkens wisten dat die toegang wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op: mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft gevraagd om een straf op te leggen waarbij in geval van een gevangenisstraf het onvoorwaardelijk deel niet uitstijgt boven de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht, eventueel in combinatie met een flinke taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan drie maanden, samen met anderen, schuldig gemaakt aan mensensmokkel. In totaal zijn daarmee zeven personen – onder wie twee kinderen – vanuit Griekenland naar Nederland overgebracht. De verdachte reisde samen met zijn echtgenote naar Athene om daar mensen op te halen. Vervolgens werden deze personen met behulp van de paspoorten van zijn eigen kinderen naar Nederland vervoerd. Mensensmokkel ondermijnt niet alleen het overheidsbeleid ter bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere EU-lidstaten, maar draagt ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit. Dit heeft een ontwrichtende en corrumperende werking op de samenleving en tast bovendien het beeld en de positie van daadwerkelijke vluchtelingen aan.
Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat hij zijn eigen kinderen heeft betrokken bij de mensensmokkel door de gesmokkelde personen te laten reizen met de paspoorten van zijn kinderen.
Het hof stelt vast dat delicten als deze doorgaans worden gepleegd vanuit financiële motieven. Ook in dit geval is sprake van een dergelijk motief, mogelijk (mede) ingegeven door de wens zijn broer vrij te kopen of te krijgen uit detentie In Syrië. Bij het bepalen van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Volgens deze oriëntatiepunten geldt voor het smokkelen van één (volwassen) persoon als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Er is sprake van strafverzwarende omstandigheden wanneer kwetsbare personen worden gesmokkeld, zoals kinderen of zwangere vrouwen. In dit geval zijn in totaal zeven personen gesmokkeld, onder wie twee kinderen.
De verdediging heeft het hof verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen straf op te leggen die tot hernieuwde detentie zal leiden, waarbij is gewezen op de mogelijkheid van het opleggen van een forse taakstraf.
Het hof heeft kennisgenomen van dit standpunt, maar acht – gelet op de hierboven beschreven ernst van de feiten, de rol van de verdachte in het geheel en het aantal (en de aard van de) gesmokkelde personen – alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het verschil tussen hetgeen het hof passend acht en hetgeen de verdediging voorstaat, is in dit geval veel te groot om tot een andere sanctie en/of modaliteit over te gaan. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat op een feit van deze ernst een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te volgen.
Gelet op het aantal gesmokkelde personen en de aanwezigheid van kwetsbaren onder hen, en om recht te doen aan de strafdoelen waaronder vergelding en in het bijzonder ook generale preventie, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden.
Redelijke termijn Het hof stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De rechtbank heeft op 8 juni 2020 vonnis gewezen. Zonder dat dit aan de verdachte te wijten is, heeft de behandeling van de zaak vervolgens onredelijk lang stilgelegen. Pas bij arrest van 7 oktober 2025 wordt in hoger beroep uitspraak gedaan. Daarmee is de redelijke termijn met meer dan 3,5 jaar overschreden. Het hof kwalificeert deze overschrijding als een zeer ernstige schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn. Gelet op de ernst en de duur van deze overschrijding, ziet het hof aanleiding om in dit specifieke geval een strafvermindering van 20 procent toe te passen. Uitgaande van de oorspronkelijk passende gevangenisstraf van 30 maanden, leidt dit tot een vermindering met 6 maanden.
Persoonlijke omstandigheden Het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 1 september 2025 en de overgelegde stukken met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze stukken geven inzicht in zijn fysieke en mentale gezondheidssituatie en de medische en emotionele situatie van zijn kinderen. Het hof weegt eveneens mee dat het invoelbaar is dat – mede gelet op de achtergrond van de verdachte, die zelf als vluchteling naar Nederland is gekomen – het langdurige tijdsverloop in deze zaak voor hem extra belastend is geweest. Ook hetgeen de verdachte hierover ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, alsmede de ingebrachte onderbouwing, vindt het hof relevant voor de straftoemeting.
Verder is het hof niet blind voor het gegeven dat bij arrest van heden de echtgenote van de verdachte eveneens tot een gevangenisstraf wordt veroordeeld. Het hof is zich bewust van de gevolgen die deze straffen hebben voor de minderjarige kinderen, alsmede voor de overige kinderen die daardoor zorgtaken voor hun minderjarige broertjes en zusje zullen (moeten) gaan verrichten. Dat gegeven weegt zwaar mee in de afweging van de te bepalen straf. Niettemin stelt het hof vast dat de bewezenverklaarde feiten van ernstige aard zijn, op een planmatige en herhaalde wijze zijn begaan, en aanzienlijke risico’s voor derden met zich brachten. Gelet op de ernst van deze gedragingen, de omstandigheden waaronder zij hebben plaatsgevonden en de noodzaak van een voldoende afschrikwekkend en rechtvaardig signaal, kan het hof geen andere dan een vrijheidsbenemende straf opleggen.
Vanwege de hiervoor benoemde specifieke en indringende persoonlijke omstandigheden zal het hof de op te leggen gevangenisstraf echter voor een aanzienlijk deel in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan (mede vanwege het lange tijdverloop) een proeftijd van 1 jaar verbinden.
Het hof beoogt met dit voorwaardelijke strafdeel enerzijds duidelijk te maken dat de verdachte niet opnieuw in aanraking moet komen met politie of justitie. Anderzijds ziet het hof in het voorwaardelijke deel ook een vorm van steun, om de verdachte een kans te bieden zijn leven – mede in het belang van zijn kinderen – op een positieve wijze voort te zetten.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Blijkens een brief van 23 januari 2020 zijn onder de verdachte de volgende goederen in beslag genomen:
- 6 gouden armbanden (goednummer 19-110521-11)
- gouden halsketting (goednummer 19-110521-3)
- zilveren horloge merk Rado (goednummer 19-110521-21)
Uit het dossier is gebleken dat deze goederen toebehoren aan de verdachte. Er is geen sprake van een omstandigheid op grond waarvan deze voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Het hof zal daarom gelasten dat de goederen aan de verdachte worden teruggegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat ziet op de in eerste aanleg gegeven vrijspraken die zien op de smokkel in de perioden 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 en 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019;
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 6 gouden armbanden (goednummer 19-110521-11)
- gouden halsketting (goednummer 19-110521-3)
- zilveren horloge merk Rado (goednummer 19-110521-21)
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. R. van der Heijden en mr. E.J Hofstee, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 oktober 2025.
Mr. D.A.C. Koster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.