ECLI:NL:GHAMS:2025:2647 - Gerechtshof Amsterdam - 7 oktober 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I AOF
zaaknummer: 200.344.304/01
zaak-/rolnummer rechtbank Den Haag: C/09/564258 / HA ZA 18-1210
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 oktober 2025
inzake
[appellant 1] , in haar hoedanigheid van curator van [naam 1] , wonend te [plaats 1] , appellante in principaal appel, geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel, advocaat: mr. B.M. Stroetinga te ’s-Hertogenbosch,
tegen
1 [geïntimeerde 1] ,
- [geïntimeerde 2], wonend te [plaats 2] , Duitsland, geïntimeerden in principaal appel, appellanten in voorwaardelijk incidenteel appel, advocaat: mr. N.C. van Steijn te Leiden,
De partijen worden hierna (ook) [appellant 1] en [geïntimeerden] genoemd.
1 Het geding in de vorige instanties
Voor het eerdere verloop van deze procedure wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden (hierna: Hoge Raad) van 12 april 2024 (ECLI:NL:HR:2024:587) in de zaak tussen [appellant 1] en [geïntimeerden] gewezen naar aanleiding van het door [geïntimeerden] ingestelde cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag (hierna: het eerste hof) van 8 november 2022 met zaaknummer 200.292.255/01. Bij zijn arrest heeft de Hoge Raad het arrest van het eerste hof vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof.
2 Het geding na verwijzing
Bij exploot van 11 juli 2024 hebben [geïntimeerden] [appellant 1] opgeroepen om voort te procederen voor dit hof. Aangezien het cassatieberoep geen betrekking had op de afwijzing van het (voorwaardelijk) ingestelde incidentele hoger beroep, heeft ook de bij dit hof aangebrachte zaak alleen betrekking op het principale hoger beroep.
Onishchencko c.s. hebben een memorie na verwijzing genomen, producties in het geding gebracht, naar hun eerdere processtukken verwezen en zij hebben geconcludeerd dat het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het betreden vonnis van de rechtbank Den Haag zal bekrachtigen met veroordeling van [appellant 1] in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.
[appellant 1] heeft een memorie van antwoord na verwijzing genomen. Hierin heeft zij een bewijsaanbod gedaan en geconcludeerd tot het opnieuw afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerden] , met – uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten, waaronder nakosten.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 17 juni 2025 doen bepleiten, door hun voormelde advocaten, waarbij mr. Van Steijn zich heeft bediend van pleitaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd. Door [geïntimeerden] is een akte houdende producties ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
3 Feiten
Het hof zal uitgaan van de feiten die de Hoge Raad in zijn arrest van 12 april 2024 onder 2.1 heeft vermeld, die overeenstemmen met de feitenvaststelling door de rechtbank te Den Haag in het tussenvonnis van 22 januari 2020, waarvan de juistheid tussen partijen niet in geschil is.
Het gaat in deze zaak om het volgende. (i) [appellant 1] was ten tijde van de gebeurtenissen die hier aan de orde zijn de curator van haar zoon [naam 2] , geboren op [datum] . [naam 2] is in 2011 onder curatele gesteld vanwege een geestelijke stoornis. (ii) Tussen eind april en begin mei 2013 zijn [appellant 1] en [naam 2] samen met andere familieleden op Kreta geweest. Rond 5 mei 2013 is [appellant 1] met de familie teruggekeerd naar Nederland. [naam 2] is op eigen initiatief op Kreta achtergebleven om te werken in het animatieteam van het hotel waar de familie verbleef. (iii) Op 5 mei 2013 zijn [geïntimeerden] naar Kreta gekomen. [geïntimeerde 2] was toen 11 jaar oud. Zij verbleven in het hotel waar [naam 2] in het animatieteam werkte. (iv) In de avond van 14 mei 2013 heeft [naam 2] [naam 3] zwaar mishandeld. [naam 3] heeft daarbij zeer ernstig en deels onherstelbaar letsel opgelopen.
4 Beoordeling
4.1. [geïntimeerden] vorderen in deze procedure een verklaring voor recht dat [appellant 1] , in haar hoedanigheid van curator van [naam 2] , onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerden] en gehouden is om de door hen geleden en nog te lijden schade te vergoeden, en veroordeling van [appellant 1] tot het betalen van schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Daartoe hebben zij aangevoerd dat - kort samengevat - [appellant 1] haar zorgplicht heeft geschonden door [naam 2] zonder toezicht en zonder voldoende medicatie achter te laten in Griekenland.
4.2. De rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) heeft bij het bestreden eindvonnis van 27 januari 2021 voor recht verklaard dat [appellant 1] , in haar hoedanigheid van curator van [naam 2] , aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de mishandeling van [naam 3] door [naam 2] op 14 mei 2013 en - kort samengevat - [appellant 1] veroordeeld tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens is [appellant 1] in de proceskosten veroordeeld.
4.3. [appellant 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van 27 januari 2021.
4.4. Bij arrest van 8 november 2022 heeft het eerste hof dit eindvonnis vernietigd, de vorderingen van [geïntimeerden] afgewezen en [geïntimeerden] veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen door [appellant 1] krachtens het bestreden vonnis was betaald. Tevens zijn [geïntimeerden] in de proceskosten veroordeeld.
4.5. Het eerste hof heeft vastgesteld dat Grieks recht van toepassing is op de vordering van [geïntimeerden] en dat het beroep van [appellant 1] op verjaring niet slaagt. Daarmee faalt het voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel, dat met dit beroep op verjaring samenhing In rov. 6.14 van het eindarrest overweegt het eerste hof dat artikel 923 van het Grieks Burgerlijk Wetboek (GWB) bepaalt: “Whoever has the supervision of a person under age or of a person placed under judicial assistance is liable for the damage that such persons unlawfully cause to a third party, unless he proves that he has exercised properly the duty of supervision or that the damage could not have been avoided. (…)”. Voorts overweegt het eerste hof in rov. 6.15 dat voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van [appellant 1] op grond van artikel 923 GBW niet bepalend is of de rechtspositie van een door de Nederlandse rechter benoemde curator al dan niet in Griekenland wordt erkend. Volgens het eerste hof vereist artikel 923 GBW een plicht om toezicht te houden. In dit verband refereert het eerste hof aan de artikelen 1:378, 1:381, 1:453 en 1:454 van het Nederlandse BW. Daarover overweegt het eerste hof als volgt:
6.17 Het hof overweegt dat uit de hiervoor genoemde bepalingen blijkt dat de rechtsfiguur van de Nederlandse curatele primair is gericht op het behartigen van de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van de curandus. In het kader van die belangenbehartiging kan, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, ook wel - enig - feitelijk toezicht van de curator op het doen en laten van de curandus verwacht worden. De omvang van de zorgplicht van de curator als toezichthouder wordt naar het oordeel van het hof enerzijds bepaald door het risico dat de curandus, gezien de aard van zijn stoornis, voor derden veroorzaakt en anderzijds de bezwaarlijkheid van de eventueel door de curator te nemen voorzorgsmaatregelen. Bij dit laatste kan in het bijzonder worden gedacht aan het recht op bewegingsvrijheid van de curandus (zie bijvoorbeeld artikel 15 Grondwet en artikel 5 EVRM) en aan diens medisch-therapeutische belangen. Voorts moet het risico dat de curandus voor derden veroorzaakt voor de curator kenbaar zijn of behoren te zijn. Het gaat dan zowel om de gedragsproblemen van de curandus zelf als om de manier waarop die zich kunnen manifesteren.
6.18 De verplichtingen die [appellant 1] op zich heeft genomen als curator beperken zich niet tot Nederlands grondgebied; de door [appellant 1] in haar hoedanigheid van curator te betrachten zorgplicht geldt ook buiten Nederland.
4.6. Het eerste hof heeft daarop geconcludeerd dat artikel 923 GBW kan worden toegepast op een situatie waarin sprake is van een Nederlandse curatele. Voorts heeft het eerste hof beoordeeld of [appellant 1] haar zorgplicht heeft geschonden door [naam 2] zonder toezicht en voldoende medicatie in Griekenland achter te laten, en tevens of [appellant 1] de mishandeling had kunnen voorkomen. Daartoe heeft het eerste hof als volgt overwogen:
6.21 Het hof zal eerst beoordelen of [appellant 1] haar zorgplicht ten aanzien van [naam 2] heeft geschonden door hem zonder toezicht en voldoende medicatie in Griekenland achter te laten, zoals [geïntimeerden] hebben betoogd. De vraag is of [appellant 1] verweten kan worden dat zij het risico op gewelddadig optreden van [naam 2] als hij zonder haar toezicht in Griekenland zou achterblijven, had kunnen voorzien en of zij dit gewelddadig optreden had kunnen vermijden. Die vraag wordt door het hof ontkennend beantwoord. [appellant 1] heeft naar het oordeel van het hof de zorg betracht die in de concrete omstandigheden van het geval redelijkerwijs van haar kon worden verlangd.
6.22 Daartoe acht het hof het volgende redengevend. Tussen partijen staat vast dat [naam 2] een (lichte) vorm van autisme heeft, en tevens een beperkte borderline stoornis en een concentratiestoornis (ADHD). Geen van deze stoornissen brengt een verhoogd risico op gewelddadig gedrag mee. Daarnaast heeft [naam 2] een verstandelijke beperking, wat op zichzelf evenmin een verhoogd risico op gewelddadig gedrag vormt. [naam 2] gebruikte ten tijde van de mishandeling als medicatie al geruime tijd Concerta, met als werkzame stof methylfenidaat. Van deze stof is volgens de bijsluiter die [appellant 1] heeft overgelegd als bijwerking weliswaar bekend dat bij gebruik ervan sprake kan zijn van agressief gedrag, maar uit de bijsluiter volgt ook dat als het gebruik van het medicijn plotseling wordt gestaakt, zoals volgens [geïntimeerden] in dit geval is gebeurd, de symptomen van ADHD kunnen terugkomen of juist effecten als langdurige somberheid of depressie kunnen optreden. In de bijsluiter is niets vermeld over agressief gedrag wanneer het gebruik van het medicijn plotseling wordt gestaakt. [appellant 1] heeft onweersproken aangevoerd dat [naam 2] vóór de mishandeling, ook in de jaren na de periode van zijn behandeling in de instelling “Karakter” die in 2011 was afgerond, geen intensieve begeleiding in het dagelijkse leven kreeg. [naam 2] ging zelfstandig naar school en stage, ging zelfstandig met vrienden om en ging vaker zelfstandig met vakantie. Hij was in 2013 eerder met een vriendin in Griekenland met vakantie geweest, en daarbij hadden zich geen problemen voorgedaan die [appellant 1] tot het besef hadden moeten brengen dat zij [naam 2] niet in Griekenland kon achterlaten. Haar toenmalige echtgenoot, en de vader van [naam 2] , achtte [naam 2] ook in staat om zelfstandig in Griekenland te blijven. [appellant 1] heeft ten slotte onweersproken gesteld dat [naam 2] zich niet eerder aan gewelddadig gedrag schuldig had gemaakt. Het risico op mishandeling van [naam 3] , als [naam 2] zonder haar toezicht in Griekenland zou achterblijven, was daarom naar het oordeel van het hof niet voorzienbaar voor [appellant 1] .
6.23 Het hof acht verder door [appellant 1] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met (de staf en de directeur van) het hotel afspraken heeft gemaakt over het verblijf van [naam 2] , zijn medicatie en zijn werkzaamheden in het hotel. Van een 'aan zijn lot overlaten', als door [geïntimeerden] gesteld, is hier geen sprake geweest, althans is dat verwijt, tegenover de gemotiveerde betwisting ervan, onvoldoende onderbouwd. De medische achtergrond van [naam 2] was niet zodanig dat van [appellant 1] meer verwacht had mogen worden dan ze stelt te hebben gedaan. Weliswaar wordt door [geïntimeerden] - gedeeltelijk - betwist dat [appellant 1] de door haar gestelde afspraken met het hotel heeft gemaakt, maar die betwisting hebben [geïntimeerden] niet of onvoldoende nader onderbouwd. Als voldoende gemotiveerde betwisting kan niet gelden het aanhalen - uit niet door een beëdigde vertaler/tolk opgestelde vertalingen - van wat de leidinggevende van het animatieteam [naam 4] en de hotelmanager [naam 5] zouden hebben verklaard als getuige tijdens de strafzaken op Kreta. Tussen partijen staat bovendien niet ter discussie dat [appellant 1] aan medewerkers van het hotel heeft duidelijk gemaakt dat [naam 2] wegens zijn ondercuratelestelling niet handelingsbekwaam was, wat impliceert dat zij met hen gesproken zal hebben over de vereiste zorg en aandacht voor [naam 2] , die uitging boven wat normaliter verwacht mag worden van een werkgever ten aanzien van een buitenlandse, jongvolwassen medewerker.
6.24 Het hof acht bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat [appellant 1] de mishandeling van [naam 3] feitelijk ook niet had kunnen voorkomen als zij met [naam 2] in Griekenland zou zijn gebleven. Haar was immers onbekend dat [naam 2] zo extreem gewelddadig kon zijn, noch kende zij de aanleiding voor het in deze zaak gepleegde geweld. [appellant 1] heeft betwist dat haar bekend was dat [naam 2] op Kreta een mes had aangeschaft dat hij bij zich droeg. De mishandeling moet bovendien in zeer korte tijd gepleegd zijn. Uit niets blijkt verder dat [naam 2] niet gewelddadig was geworden wanneer [appellant 1] er dagelijks op had toegezien dat hij zijn medicatie innam. Voor zover [geïntimeerden] een ander standpunt aan de vordering ten grondslag hebben gelegd, hebben zij dat, tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door [appellant 1] , onvoldoende onderbouwd. Ook ontbreekt een gespecificeerd bewijsaanbod op dit punt.
6.25. Rekening houdend met het overwegend beschermende karakter van de ondercuratelestelling naar Nederlands recht, concludeert het hof dat [appellant 1] in haar rol van curator niet is tekortgeschoten en voldoende toezicht op [naam 2] heeft gehouden. [appellant 1] was niet gehouden tot het (persoonlijk) uitoefenen van permanent toezicht op [naam 2] . Voor haar was immers geenszins voorzienbaar dat [naam 2] zonder permanent toezicht (extreem)gevaarlijk gedrag zou - kunnen - vertonen. Het hof gaat daarom voorbij aan het citaat uit de legal opinion (blz. 9) van [naam 6] die [geïntimeerden] bij memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel appel hebben overgelegd als productie 5. [appellant 1] heeft door afspraken te maken met medewerkers van het hotel op Kreta over het verblijf van [naam 2] na haar eigen vertrek uit Griekenland voldoende gedaan om te voorzien in de zorg en aandacht die [naam 2] nodig had. Volgens het hof rustte op [appellant 1] in haar hoedanigheid van curator geen verplichting om [naam 2] te dwingen met haar terug te keren naar Nederland. De situatie en de achtergrond van [naam 2] gaven daartoe geen aanleiding. [appellant 1] heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd dat zij het gewelddadig optreden van [naam 2] evenmin had kunnen voorkomen wanneer zij met [naam 2] in Griekenland was achtergebleven. De conclusie is dus dat de in artikel 923 GBW bedoelde uitzondering - mocht die al gelden - zich voordoet. Het vorenstaande betekent dat [appellant 1] niet aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de mishandeling van [naam 3] door [naam 2] op grond van artikel 923 GBW.
Standpunt [geïntimeerden]
4.7. hebben tegen het eindarrest van het eerste hof cassatieberoep ingesteld en negen middelonderdelen aangevoerd. De Hoge Raad heeft een deel van de cassatieklachten gegrond bevonden. De Hoge Raad heeft overwogen dat partijen na de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel, waarbij [appellant 1] de bijsluiter van de door [naam 2] gebruikte medicatie als productie heeft overgelegd, geen proceshandelingen meer hebben verricht en dat het eerste hof vervolgens arrest heeft gewezen en aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd de inhoud van deze bijsluiter en hetgeen [appellant 1] daarover heeft gesteld (rov. 6.22). Volgens de Hoge Raad brengt het beginsel van hoor en wederhoor mee dat het hof niet mocht uitgaan van de juistheid van de stellingen van [appellant 1] en de inhoud van de bijsluiter, zonder [geïntimeerden] in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Voor zover de middelonderdelen 1A en 1C daarover klagen, slagen zij. Hierop voortbouwende klachten in middelonderdeel 2A en 3A slagen eveneens.
4.8. De Hoge Raad heeft voorts geoordeeld dat gegrondbevinding van deze klachten meebrengt dat niet in stand kunnen blijven de oordelen van het hof in het eindarrest dat [appellant 1] de zorg heeft betracht die in de concrete omstandigheden van het geval redelijkerwijs van haar kon worden verlangd (rov. 6.21) en dat het risico op mishandeling van [naam 3] niet voorzienbaar was voor [appellant 1] (rov. 6.22). Na verwijzing zullen deze kwesties opnieuw beoordeeld moeten worden, mede in het licht van de vraag of plotseling staken van medicatie een (voor [appellant 1] ) voorzienbaar risico op agressie gedrag meebracht. Tevens heeft de Hoge Raad overwogen dat voor zover de middelonderdelen 2A en 3A feitelijke vaststellingen bestrijden die het hof in rov. 6.22 heeft gedaan, deze klachten falen. Die feitelijke vaststellingen zijn dus uitgangspunt bij de beoordeling na verwijzing. Voorts heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, in het licht van het door het eerste hof in rov. 6.14 geciteerde bepaling 923 GBW, de overweging in rov. 6.24 onbegrijpelijk is omdat het eerste hof daarmee klaarblijkelijk ervan is uitgegaan dat het op grond van artikel 923 GBW aan [geïntimeerden] is om te stellen, en zo nodig bewijzen, dat de mishandeling voorkomen had kunnen worden. Middelonderdeel 5C slaagt daarmee. De overige klachten kunnen volgens de Hoge Raad niet tot cassatie leiden.
4.9. In de memorie na verwijzing hebben [geïntimeerden] - kort samengevat - gewezen op de volgende passage in de bijsluiter van Concerta, op p. 6:
Als u of uw kind stopt met het gebruik van dit medicijn
Als u of uw kind plotseling stopt met dit medicijn kunnen de symptomen van ADHD terugkomen of er kunnen ongewenste effecten zoals langdurige somberheid (depressie) optreden. Het kan zijn dat uw arts de hoeveel medicijn die elke dag wordt ingenomen geleidelijk wil verminderen alvorens er volledig mee te stoppen. Spreek met uw arts voordat u stopt met Concerta.
Vervolgens hebben zij verwezen naar de samenvatting over Concerta op apotheek.nl en verdere uitleg over het medicijn op die website. Ook hebben zij verwezen naar een uitgebreidere samenvatting van de productkenmerken van Concerta van 3 oktober 2022 en naar de richtlijn ADHD bij volwassenen van de Federatie medisch specialisten van 8 juli 2015. Deze documenten zijn na verwijzing in het geding gebracht.
4.10. [geïntimeerden] concluderen dat de samenvatting en richtlijnen spreken van een supervisietraject in verband met het risico op agressief, verwarrend (het hof begrijpt: verward) of heftig gedrag bij staken van medicatie, met name bij ADHD patiënten, zoals [naam 2] . Zij stellen dat [appellant 1] nooit met de voorschrijvend arts heeft overlegd voordat zij [naam 2] in Griekenland achterliet, terwijl dat wel in de bijsluiter wordt aanbevolen bij staken van gebruik. Zij constateren voorts dat [appellant 1] in hoger beroep niet heeft geklaagd over vaststellingen van de rechtbank in het eindvonnis, rov. 2.5 (het hof begrijpt: 2.25) en 2.27, zodat (onder meer) vaststaat dat de medicatie bijna op was toen [appellant 1] naar Nederland vertrok en dat zij aan het management heeft verklaard dat [naam 2] zijn medicijnen nodig had om het rustig te houden in zijn hoofd. Als [appellant 1] overleg had gepleegd met de arts of zich had verdiept in de risico’s had zij als redelijk handelend curator [naam 2] niet zonder toezicht en zonder voldoende medicatie in Griekenland achter mogen laten, aldus [geïntimeerden] Volgens [geïntimeerden] blijkt bovendien uit de eigen verklaringen van [appellant 1] dat zij zich bewust was van de noodzaak van het blijven innemen van de medicatie door [naam 2] en dat zij wist dat het staken daarvan agressie of onrust bij hem kon veroorzaken. Ter ondersteuning van hun stelling dat het - ongecontroleerd - staken van Concerta kan leiden tot agressie verwijzen zij naar een na verwijzing in het geding gebrachte verklaring van een Duitse kinderarts uit [plaats 2] . Voorts verwijzen zij naar de verklaring van een Nederlandse psychiater die zegt dat hij [appellant 1] uitgebreid naar de voorgeschiedenis zou hebben gevraagd op het moment dat zij van plan was [naam 2] alleen in het buitenland achter te laten. Verder zou hij haar geadviseerd hebben erop toe te zien dat [naam 2] gedurende zijn verblijf in het buitenland voldoende medicatie op voorraad zou hebben.
4.11. Verder stellen [geïntimeerden] dat in de bijsluiter wordt gewaarschuwd voor het onjuist gebruik van Concerta of gebruik in combinatie met alcohol. Afwijkend gebruik kan tot afwijkend gedrag leiden en alcohol kan de bijwerkingen van het medicijn verergeren. Vast staat dat [naam 2] op de bewuste avond teveel alcohol had gebruikt. Het is een feit van algemene bekendheid dat jong volwassenen uit de band kunnen springen wanneer zij (voor het eerst) alleen op vakantie gaan, en ook dat alcohol tot geweld kan leiden. Dat het alleen laten van [naam 2] tot alcoholgebruik zou leiden was voor [appellant 1] daarom voorzienbaar.
4.12. Tot slot stellen [geïntimeerden] dat [appellant 1] bekend was met de obsessie van [naam 2] met het zware geweldsmisdrijf dat door zijn broer was gepleegd. Zij stellen daartoe dat [naam 2] een afbeelding van een agressieve straatbende op zijn rug had laten tatoeëren, dat hij zich bezig hield met gewelddadig oorlogsspelletjes, zelfmoordpogingen heeft ondernomen en stemmen hoorde.
4.13. Volgens [geïntimeerden] leiden al deze omstandigheden tot de conclusie dat [appellant 1] niet heeft voldaan aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 923 GBW, door [naam 2] alleen en zonder controle op zijn medicatie achter te laten in Griekenland. Wat het eerste hof heeft overwogen in rov 6.23 over vermeende afspraken met een ander hotel maakt dat volgens hen niet anders, omdat [appellant 1] naar Grieks recht de plicht had haar eigen duty of supervision uit te oefenen. [geïntimeerden] wijzen daarbij tevens op de beslissing van de Griekse strafrechter die oordeelde dat [appellant 1] [naam 2] onverantwoord toestond in Griekenland te blijven. En verder stellen zij dat - volgens de door hen overgelegde legal opinion van [naam 7] - uit een vergelijkbare zaak van het hof van [naam 8] volgt dat het zorgdragen van de benodigde medicatie naar Grieks recht valt onder de plichten van een toezichthouder.
Standpunt [appellant 1]
4.14. [appellant 1] stelt voorop dat de vereisten van artikel 923 GBW zo moeten worden begrepen dat de mate van toezicht mede wordt bepaald door de voorzienbaarheid voor [appellant 1] van de mishandeling, in het licht van het plotseling staken van het gebruik van de medicatie. Zij betwist dat zij wist dat [naam 2] gewelddadig was, ook omdat hij zich nooit eerder aan gewelddadig gedrag schuldig had gemaakt. Zij wijst er daarbij op dat onherroepelijk door de rechtbank is geoordeeld dat [appellant 1] alles wat in haar macht lag zou hebben gedaan om te voorkomen dat [naam 2] iemand iets zou aandoen als zij had vermoed dat [naam 2] gewelddadig zou worden. De feitelijke vaststellingen van het eerste hof in rov 6.22 dienen als uitgangspunt. De stelling dat ADHD het risico op gewelddadig gedrag met zich brengt is niet eerder ingenomen en is daarmee ontoelaatbaar.
4.15. [appellant 1] benadrukt dat het gaat om de vraag of zij het gewelddadig gedrag kon voorzien en vermijden. Zij is onbekend met de richtlijn ADHD van de Federatie Medisch Specialisten en hoefde daarmee ook niet bekend te zijn. Datzelfde geldt voor de productkenmerken. Bovendien volgt uit die richtlijn niet meer dan dat agressiviteit deel kán uitmaken van ADHD-symptomen en een bijwerking kán zijn van (het uitwerken van) medicatie. [naam 2] had niet eerder agressief gedrag vertoond, waaruit blijkt dat het voor hem geen bijwerking was van Concerta. Ook volgens de richtlijn zijn er geen aanwijzingen dat stimulantia bij niet-agressieve patiënten plotseling tot ernstige agressie kunnen leiden. [naam 2] was eerder al eens een maand gestopt met Concerta, en ook toen is niet gebleken van agressief of gewelddadig gedrag.
4.16. [appellant 1] handhaaft haar stelling dat uit de bijsluiter niet blijkt dat het plotseling staken van het gebruik van Concerta leidt tot gewelddadig gedrag. Daaruit volgt helemaal niets op grond waarvan [appellant 1] kon afleiden dat [naam 2] zich zodanig gewelddadig zou gaan gedragen als het geval is geweest. Zij betwist dat zij enige aanleiding had om aan te nemen dat hij zijn medicatie niet gebruikte, gelet op de dagelijkse contacten die zij met hem onderhield. Ten aanzien van de waarschuwing dat alcohol wordt ontraden in combinatie met Concerta merkt zij op dat dit wordt afgeraden omdat het de bijwerkingen kan verergeren. [naam 2] had in al die jaren echter nooit als bijwerking van Concerta ervaren dat hij agressief werd tegen anderen. Dat het gebruik van alcohol wordt ontraden bij het staken van Concerta volgt niet uit de bijsluiter. [appellant 1] betwist voorts dat het een feit van algemene bekendheid zou zijn dat alcoholgebruik zou leiden tot een geweldsdaad als zich hier heeft voorgedaan. Zij betwist dat voor haar voorzienbaar zou zijn geweest dat [naam 2] excessief alcohol zou gaan gebruiken. [naam 2] was nooit eerder door overmatig alcohol uit de band gesprongen en agressief geworden. Dat [naam 2] geobsedeerd zou zijn met geweld wordt door [appellant 1] betwist. Ook wist zij niet dat hij een mes had. [appellant 1] stelt voorts dat het staken van Concerta het geweld niet verklaart.
4.17. [appellant 1] meent dat zij voldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen door voor haar zoon te regelen dat hij in een animatieteam zou werken en dat goed op hem gelet zou worden. [naam 2] was niet eerder agressief geweest tegen anderen. Dat [naam 2] [naam 3] zo zou mishandelen was voor haar niet te voorzien. Zij verwijst naar de opmerking van de Griekse psychiater dat [naam 2] [appellant 1] dagelijks informeerde hoe blij hij was met zijn baan en onafhankelijkheid en dat niets wees op gevoelens van frustratie, irritatie, bedreigingen door derden of andere fricties. Ook de hotelmanager verklaarde dat [naam 2] geen afwijkingen vertoonde en normaal werkte. De Griekse psychiater heeft de mishandeling bestempeld als opportunistisch, gedreven door toevallige omstandigheden en een denkstoornis. De misdaad vond plaats in een kort tijdsbestek. [appellant 1] concludeert dat zij haar zorgplicht niet heeft geschonden door [naam 2] onder de gegeven omstandigheden achter te laten in het hotel.
Beoordeling hof
4.18. Het hof zal allereerst vaststellen wat de omvang van het geschil is dat na verwijzing voorligt. Daartoe overweegt het hof als volgt. Het oordeel van de Hoge Raad brengt allereerst mee dat [geïntimeerden] na verwijzing alsnog in de gelegenheid dienen te worden gesteld om te reageren op de in het geding gebrachte bijsluiter en de daarop gebaseerde stellingen van [appellant 1] . Naar de Hoge Raad heeft overwogen heeft gegrondbevinding van de onderdelen 1A en 1C voorts tot gevolg dat de oordelen van het eerste hof, dat [appellant 1] de zorg heeft betracht die in de concrete omstandigheden van het geval redelijkerwijs van haar kon worden verlangd en dat het risico op mishandeling van [naam 3] , als [naam 2] zonder het toezicht van [appellant 1] in Griekenland zou achterblijven, niet voorzienbaar was voor [appellant 1] , niet in stand kunnen blijven. Het hof zal zich hierover dus opnieuw een oordeel moeten vormen, mede in het licht van de vraag of plotseling staken van medicatie een (voor [appellant 1] ) voorzienbaar risico op agressief gedrag meebrengt. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat het cassatiemiddel dat is gericht tegen de feitelijke vaststellingen in rov 6.22 van het bestreden arrest falen, zodat die feitelijke vaststellingen bij de beoordeling als uitgangspunt gelden.
4.19. Tevens brengt de gegrondbevinding van onderdeel 5C mee dat de vraag of [appellant 1] de mishandeling van [naam 3] niet had kunnen voorkomen als zij haar zorgplicht correct had uitgevoerd, opnieuw moet worden beoordeeld met inachtneming van de juiste bewijslastverdeling. Het hof overweegt voorts dat beslissingen van het eerste hof, die in cassatie niet of tevergeefs zijn bestreden, in het verdere verloop van het geding vaststaan. Bovendien is het partijen niet toegestaan om in deze fase nieuwe feitelijke stellingen of nieuwe gronden of weren aan te voeren, maar mogen zij de zaak na verwijzing wel nader instrueren. Daartoe kunnen zij ook producties overleggen, voor zover die betrekking hebben op voor de cassatie instantie ingenomen stellingen. Die producties mogen de eerdere stellingen preciseren en nader onderbouwen.
Uitleg Grieks recht
4.20. In het licht van het vorenstaande staat vast dat Grieks recht van toepassing is op de vordering in geding. In rechtsoverwegingen 6.14 tot en met 6.18 van het eindarrest heeft het eerste hof uitleg gegeven aan het Griekse recht voor zover van toepassing op deze zaak. Die uitleg komt er, kort gezegd, op neer dat artikel 923 GBW van toepassing is op curatele naar Nederlands recht. Die rechtsfiguur is primair gericht op het behartigen van de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van de curandus. Van de curator kan, in het kader van die belangenafweging, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, ook wel enig feitelijk toezicht op het doen en laten van de curandus worden verwacht. Voorts overweegt het eerste hof dat de omvang van de zorgplicht van de curator als toezichthouder enerzijds wordt bepaald door het risico dat de curandus, gezien de aard van zijn stoornis, voor derden veroorzaakt en anderzijds de bezwaarlijkheid van de eventueel door de curator te nemen voorzorgsmaatregelen, waarbij gedacht kan worden aan de bewegingsvrijheid van de curandus en zijn medisch-therapeutische belangen. Ook overweegt het eerste hof dat het risico dat de curandus voor derden veroorzaakt voor de curator kenbaar moet zijn of behoren te zijn. In middelonderdeel 6A in cassatie klagen [geïntimeerden] erover dat het eerste hof bij de uitleg van artikel 923 GBW ten onrechte rekening heeft gehouden met Nederlands recht. Dit onderdeel is echter in cassatie tevergeefs voorgesteld, zodat voormelde uitleg in het vervolg van de procedure als uitgangspunt heeft te gelden.
4.21. [geïntimeerden] betogen dat het hof bij de beoordeling naar Grieks recht tevens acht moet slaan op een arrest van het hof van [naam 8] in een gelijksoortige zaak. Deze uitspraak is als bijlage bij het IJI-rapport in eerste aanleg in het geding gebracht. Het hof overweegt dat uit die uitspraak niet volgt dat bovenstaande uitleg niet juist zou zijn, maar slechts dat de Griekse rechter in dat concrete geval heeft geoordeeld dat aan de zorgplicht niet was voldaan. Het hof zal de voorliggende zaak op zijn eigen merites beoordelen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Beoordeling verwijzingshof
4.22. Het hof zal met inachtneming van voormelde uitleg en met de in rov 6.22 van het arrest van het eerste hof vastgestelde feiten opnieuw beoordelen of [appellant 1] de zorgplicht heeft betracht die in de concrete omstandigheden van het geval van haar konden worden verlangd en, in dat kader, of het risico van de mishandeling van [naam 3] voor [appellant 1] redelijkerwijs voorzienbaar was.
Staken medicatie
4.23. Het hof komt, op basis van hetgeen [geïntimeerden] na verwijzing hebben aangevoerd ten aanzien van de bijsluiter, tot de conclusie dat daaruit niet kan worden afgeleid dat het (abrupt) staken van Concerta zou leiden tot agressief gedrag van [naam 2] jegens derden. Uit de in rov. 4.9 geciteerde tekst blijkt dat het staken van de medicatie kan leiden tot somberheid en tot het terugkeren van de symptomen van ADHD. Zoals door het eerste hof in rov. 6.22 van zijn arrest vastgesteld, was bij [naam 2] niet eerder gewelddadig gedrag jegens derden gezien. Daaruit leidt het hof af dat geweld tegen derden geen symptoom van ADHD was dat zich bij [naam 2] had geuit. [appellant 1] hoefde er om die reden dus niet op bedacht te zijn dat gewelddadig gedrag zich bij [naam 2] zou voordoen als hij het gebruik van Concerta zou staken. Zij heeft in dat verband - onbetwist - gesteld dat [naam 2] eerder een maand was gestopt met het gebruik van Concerta en dat hij zich toen niet agressief of gewelddadig heeft gedragen. Dat mogelijk optredende somberheid op zichzelf het risico in zich droeg op gewelddadig gedrag ten opzichte van derden is niet gesteld en ook niet anderszins gebleken.
Alcoholgebruik 4.24. Tevens stelt het hof vast dat in de bijsluiter weliswaar gewaarschuwd wordt voor het innemen van alcohol tijdens het gebruik van Concerta, maar dat daaruit niet kan worden afgeleid dat [appellant 1] zich bewust had moeten zijn van het risico op de mishandeling zoals die heeft plaatsgevonden. Daartoe overweegt het hof dat de waarschuwing betrekking heeft op het risico dat door alcohol de bijwerkingen van Concerta kunnen worden verergerd. Zoals zojuist aangehaald heeft [naam 2] in het verleden nimmer agressief gedrag tegen derden vertoond. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat, hoewel agressief gedrag kán voorkomen als bijwerking van Concerta, die bijwerking zich bij [naam 2] niet voordeed. Daar komt bij dat uit de door [geïntimeerden] gestelde feiten nu juist volgt dat het alcoholgebruik plaatsvond in een periode dat [naam 2] geen Concerta gebruikte.
4.25. Voor zover [geïntimeerden] betogen dat [appellant 1] , los van de risico’s verbonden aan de medicatie, het risico had moeten onderkennen dat [naam 2] zonder haar toezicht, overmatig alcohol zou gaan gebruiken, met excessief geweld als gevolg, hebben zij daarvoor onvoldoende gesteld. Niet is gesteld of gebleken dat [naam 2] zich eerder, al of niet als hij zonder toezicht verkeerde, te buiten ging aan overmatig alcoholgebruik en daardoor gewelddadig werd. Bovendien kan in het algemeen niet worden aangenomen dat overmatig alcoholgebruik (voorzienbaar) leidt tot het excessieve geweld dat [naam 2] heeft gepleegd tegen [naam 3] .
Raadplegen arts en risico’s
4.26. [geïntimeerden] voeren verder aan dat in de bijsluiter wordt aangeraden om, bij het staken van Concerta, contact op te nemen met een arts en zij verwijten [appellant 1] dat zij dat niet heeft gedaan. Het hof overweegt dat het advies om een arts te raadplegen in de bijsluiter is geplaatst in de context van de risico’s op somberheid en het terugkeren van de symptomen van ADHD. [appellant 1] heeft niet de bedoeling gehad dat [naam 2] met de medicatie zou stoppen, zodat er voor haar geen aanleiding was om daarover advies in te winnen bij een arts. De stelling van [geïntimeerden] dat [appellant 1] wettelijk verplicht was om een medicijnverklaring mee te nemen en daartoe overleg had moeten plegen met een arts, is niet eerder in de procedure naar voren gebracht en zal wegens strijd met de tweeconclusieregel buiten bespreking blijven.
4.27. [geïntimeerden] hebben, ter ondersteuning van hun stellingen voorts verwezen naar de samenvatting over Concerta op apotheek.nl en naar productkenmerken op de website van het Farmacotherapeutisch Kompas. Daaruit volgt - kort weergegeven - dat na het beëindigen van Concerta supervisie van een arts noodzakelijk is omdat de behandeling met het medicijn mogelijk depressie en chronische overactiviteit heeft gemaskeerd. Verder verwijzen zij naar de richtlijn ADHD bij volwassenen van de Federatie medisch specialisten, waaruit volgt dat agressief gedrag deel kan uitmaken van de symptomen van ADHD maar ook een bijwerking kan zijn van de medicatie. Hun conclusie luidt dat deze documenten spreken van een supervisietraject in verband met het risico op agressief, verward of heftig gedrag bij het staken van medicatie, met name bij ADHD-patiënten als [naam 2] .
4.28. Het hof volgt [geïntimeerden] niet in dit betoog en stelt voorop dat [appellant 1] niet bekend kan worden verondersteld met de gedetailleerde medicatiekenmerken zoals beschreven in het Farmacotherapeutisch Kompas of op de website apotheek.nl. Dat geldt ook voor de richtlijn die is gericht aan medisch specialisten. Bovendien volgt de door [geïntimeerden] getrokken conclusie niet uit de genoemde documenten. Ook in deze documenten wordt beschreven dat het risico van het staken van de medicatie is gelegen in het optreden van somberheid en depressie, alsook in het terugkeren van door de medicatie gemaskeerde symptomen (rebound). Dat agressie als gevolg van dat staken zich ook zou voordoen bij patiënten die eerder geen agressief gedrag vertoonden, kan daaruit niet worden afgeleid. Sterker nog, in de richtlijn is met zoveel woorden vermeld dat er geen aanwijzingen zijn dat stimulantia bij niet-agressieve patiënten plotseling tot ernstige agressie kunnen leiden.
4.29. De overgelegde medische verklaringen van een Duitse kinderarts en een Nederlandse psychiater kunnen in dit verband geen gewicht in de schaal leggen. De enkele verklaring van de Duitse arts dat het ongecontroleerd stoppen met Concerta kan leiden tot agressie is onvoldoende specifiek om iets toe te voegen aan hetgeen hiervoor is besproken. Aan haar stelling dat het aannemelijk is dat het stoppen met Concerta heeft bijgedragen aan het gewelddadig gedrag, kan daarbij geen doorslaggevende betekenis wordt gehecht, nu deze arts [naam 2] niet zelf heeft onderzocht en deze conclusie bovendien in strijd is met de conclusie van de Griekse psychiater die [naam 2] in het kader van de strafprocedure heeft onderzocht. Deze tegenstrijdigheid wordt niet nader toegelicht. Bovendien geldt ook voor deze verklaring dat niet is toegelicht waarom [appellant 1] , gelet op de inhoud van de bijsluiter, zich van dit risico bewust had moeten zijn. Ook uit de verklaring van de Nederlandse psychiater kan niet worden afgeleid dat het staken van de medicatie in het specifieke geval van [naam 2] tot geweld tegen derden zou kunnen leiden. Het hof kent tot slot geen betekenis toe aan de resultaten van raadpleging van ChatGPT, reeds omdat niet controleerbaar is wat de bron is van de door ChatGPT gegeven informatie. Bovendien is de vraag niet toegespitst op de specifieke casus van [naam 2] , van wie vast staat dat hij nimmer agressief gedrag jegens derden had laten zien.
Obsessie met geweld
4.30. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat [appellant 1] bekend was met het feit dat [naam 2] geobsedeerd was door het zware geweldsmisdrijf dat zijn oudere broer in Amerika heeft gepleegd. Het hof begrijpt het standpunt van [geïntimeerden] aldus dat als gevolg daarvan voor [appellant 1] voorzienbaar was dat ook [naam 2] tot excessief geweld zou overgaan. Dat [naam 2] geobsedeerd was door het geweldsmisdrijf van zijn broer, hetgeen door [appellant 1] wordt betwist, is door [geïntimeerden] onvoldoende onderbouwd. Een en ander volgt niet uit het verslag van de jeugdinstelling Karakter, waar [naam 2] na de gebeurtenissen in Amerika enige tijd heeft verbleven. Van enig risico op gewelddadig gedrag wordt daarin geen melding gemaakt, laat staan in relatie tot obsessie met het delict van zijn broer. Evenmin kan een dergelijke conclusie worden gelezen in het rapport van de Griekse psychiater. De stelling wordt dan ook verworpen. Afweging omstandigheden
4.31. Het hof komt, alle omstandigheden van het geval afwegend, tot de conclusie dat [appellant 1] de zorg heeft betracht die in de concrete omstandigheden van het geval redelijkerwijs van haar kon worden verlangd en dat het risico op mishandeling van [naam 3] zoals door [naam 2] gepleegd niet redelijkerwijs voorzienbaar was voor [appellant 1] . Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de zorgplicht moet worden beoordeeld in het kader van de curatele naar Nederlands recht, die een voornamelijk beschermend karakter heeft. Tevens is in aanmerking genomen dat [naam 2] , voorafgaande aan de vakantie, geen intensieve begeleiding in het dagelijks leven had. Hij was een volwassen jongeman die, zoals het eerste hof (in cassatie tevergeefs bestreden) heeft vastgesteld (rov. 6.22) ook al eerder zonder toezicht van [appellant 1] naar het buitenland op vakantie was geweest, waarbij zich geen problemen hadden voorgedaan.
4.32. Weliswaar had [appellant 1] zich gerealiseerd dat de voorraad Concerta bijna op was, maar zij had daarover afspraken gemaakt met het hotelpersoneel, die via een aanwezige arts zou zorgen voor aanvulling daarvan. Zij heeft ook afspraken gemaakt over zijn verblijf en werkzaamheden en de vereiste zorg en aandacht. Zie de vaststelling van het eerste hof in rov. 6.23, die eveneens in cassatie tevergeefs is bestreden. Bovendien volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat het voor [appellant 1] niet voorzienbaar was dat het onverhoopt staken van Concerta zou kunnen leiden tot het gewelddadig gedrag waartoe [naam 2] later is overgegaan. [naam 2] was in het verleden nooit gewelddadig geweest naar derden. Dat [appellant 1] niet heeft gecontroleerd of het hotel de toezegging om medicijnen toe te dienen correct was nagekomen, leidt in dat licht niet tot een ander oordeel.
4.33. Aan het voorgaande doet niet af dat [appellant 1] in de strafprocedure heeft verklaard dat [naam 2] zijn medicijnen nodig had om hem rustig te houden in zijn hoofd en dat zij er bij het hotelpersoneel op had aangedrongen dat hij niet onder druk gezet moest worden. Uit deze verklaringen kan niet worden afgeleid dat [appellant 1] zich bewust was van het risico dat [naam 2] tot gewelddadig gedrag zou overgaan. Datzelfde geldt voor de verklaring van de zus van [naam 2] dat hij onder stress niet weet hoe hij moet reageren en denkt dat hij niet begrepen wordt.
4.34. De verwijzing van [geïntimeerden] naar de overwegingen van de Griekse strafrechter leidt evenmin tot een ander oordeel. [geïntimeerden] hebben - terecht - niet gesteld dat die overwegingen tussen partijen bindende kracht zouden hebben of dat het hof anderszins aan die overwegingen gebonden zou zijn.
4.35. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een van de uitzonderingen, genoemd in artikel 923 GBW, zich voordoet. [appellant 1] kan om die reden niet op grond van dat artikel aansprakelijk worden gehouden voor de schade die [geïntimeerden] lijden als gevolg van het handelen van [naam 2] . Daarmee kan verder onbesproken kan blijven of [appellant 1] de schade had kunnen voorkomen.
4.36. [geïntimeerden] hebben geen concrete feiten of omstandigheden aangeboden te bewijzen, die tot een ander oordeel aanleiding zouden kunnen geven, zodat het hof aan bewijslevering niet toekomt.
4.37. Dit betekent dat het principaal appel slaagt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, de vorderingen van [geïntimeerden] zullen worden afgewezen en [geïntimeerden] zullen worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen krachtens het bestreden vonnis is voldaan, vermeerderd met rente. Tevens zullen zij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg. Het hof begroot deze kosten op € 1.844. Als de in het ongelijk gestelde partij dienen [geïntimeerden] voorts de kosten van het principaal appel te dragen, zowel bij het eerste hof als bij dit hof. Deze kosten worden begroot € 338 aan verschotten en € 2.228 aan salaris advocaat voor de procedure bij het eerste hof en op € 2.428 aan salaris advocaat bij dit hof. Het totale bedrag in hoger beroep komt daarmee op € 4.994. Tevens zullen de nakosten worden begroot. Deze veroordelingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4 Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van 27 januari 2021 van de rechtbank Den Haag waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende;
wijst af de vorderingen van [geïntimeerden] ;
veroordeelt [geïntimeerden] tot terugbetaling aan [appellant 1] van hetgeen door [appellant 1] krachtens het bestreden vonnis is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling.
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [appellant 1] vastgesteld op € 1.844 voor de eerste aanleg, € 4.994 voor het principaal hoger beroep en op € 178 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, J.W. Hoekzema en M.E.M.G. Peletier en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.