Douane en Invoerrechten

OLAF mag onderzoek doen in een derde land zonder formeel samenwerkingsverdrag, mits dat land zich juridisch heeft verbonden bijstand te verlenen. Een concrete toezegging van de autoriteiten volstaat. Het zo verkregen bewijs is rechtmatig en mag worden gebruikt voor de heffing van douanerechten.

Een direct vertegenwoordiger die de douaneschuld van zijn opdrachtgever wil voldoen, wordt niet rechtstreeks geraakt door de aan de opdrachtgever gerichte uitnodiging tot betaling. Artikel 231 CDW biedt slechts een mogelijkheid tot betaling door een derde, maar creëert geen afdwingbare betalingsverplichting voor die derde.

Een eerdere veroordeling voor witwassen staat niet in de weg aan een vervolging voor het niet doen van aangifte van datzelfde geld. De Hoge Raad oordeelt dat dit, ondanks de feitelijke samenhang, niet 'hetzelfde feit' is in de zin van artikel 68 Sr.

De verplichting om liquide middelen boven €10.000 aan te geven ontstaat vóórdat men de buitengrens van de EU daadwerkelijk overschrijdt. Een passagier bij de security op Schiphol voor een vlucht naar buiten de EU, wordt al geacht de Gemeenschap te verlaten.

De Hoge Raad komt terug op eerdere jurisprudentie en oordeelt, in navolging van het HvJ-arrest Pfeifer & Langen, dat herziening van de persoon van de aangever in een douaneaangifte op grond van artikel 78 CDW mogelijk is, mits aan strenge voorwaarden wordt voldaan.

Schending van het verdedigingsbeginsel in de voorfase leidt niet automatisch tot vernietiging. Voor de verlengde navorderingstermijn is voorwaardelijk opzet vereist: het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op ontduiking. De vaststelling 'had moeten beseffen' is daarvoor onvoldoende.

De omstandigheid dat op een voertuig naast een douanebeslag ook een strafvorderlijk beslag rust, staat niet in de weg aan de toekenning van een geldelijke tegemoetkoming. De rechter moet beoordelen of de eigenaar onevenredig wordt getroffen door het verval aan de Staat.

Het bestaan van een strafvorderlijk beslag neemt niet het belang weg bij een klaagschrift tegen een gelijktijdig douanebeslag. De redenering dat het voorwerp dan niet aan de Staat vervalt onder de douanewet, en er dus geen belang is, berust op een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de temporele werking van de opschorting van de verjaringstermijn in het Douanewetboek van de Unie (DWU) voor een douaneschuld die is ontstaan onder het oude Communautair Douanewetboek (CDW).

De Hoge Raad twijfelt of een preferentieel douanetarief, dat gold bij plaatsing van goederen onder actieve veredeling, nog van toepassing is als dat tarief is geschorst op het moment van brengen in het vrije verkeer. De Raad legt hierover een prejudiciële vraag voor aan het Hof van Justitie.

De Hoge Raad betwijfelt de geldigheid van een EU-antidumpingverordening (Vo. 91/2009) en schorst de zaak. Wegens onduidelijkheid over de juiste uitleg van EU-recht, met name de berekening van dumpingmarges, worden prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De Hoge Raad oordeelt dat een kunstmatige transactiestructuur misbruik van recht oplevert, maar vernietigt de naheffingen. De vaststelling van misbruik van recht bewijst niet automatisch het voor de verlengde navorderingstermijn vereiste ontduikingsoogmerk. Ook leidt schending van het verdedigingsbeginsel tot vernietiging.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of grote LCD-schermen, die niet geschikt zijn voor 'werk op korte afstand', daarom alleen al buiten de douanerechtvrije post voor computermonitors vallen, of dat andere objectieve kenmerken ook moeten worden meegewogen.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een aangever na een correctie van de douane alsnog een andere, lagere transactieprijs mag kiezen. Tevens wordt gevraagd of de verjaringstermijn voor een douaneschuld stuit door verzending of door ontvangst van de uitnodiging tot betaling.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing over de heffing van aanvullende invoerrechten op pluimveevlees. Centraal staat of doorverkoop met verlies automatisch betekent dat de opgegeven CIF-invoerprijs onjuist is en aanvullende rechten verschuldigd zijn.

Het niet vooraf horen van een belanghebbende bij het uitreiken van een uitnodiging tot betaling schendt de rechten van de verdediging, tenzij gerechtvaardigd. Uitstel van betaling is geen rechtvaardiging. Het zonder kennisgeving vernietigen van een douanemonster kan bewijsrechtelijke gevolgen voor de inspecteur hebben.

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de omvang van rechterlijke toetsing van EU-antidumpingverordeningen. Centraal staan het recht op effectieve rechtsbescherming (art. 47 Handvest), de informatiepositie van justitiabelen en de informatieverplichting van EU-instellingen jegens de nationale rechter.

De douanetariefindeling van een scheepscasco hangt af van de objectieve kenmerken en eigenschappen ten tijde van de invoer. Het moet kunnen dienen als romp voor een zeeschip. Een beroep op een 'vergissing' van de douane slaagt niet snel bij ervaren marktdeelnemers.

Voor de douane-indeling van een scheepscasco is niet het uiteindelijke gebruik, maar zijn de objectieve kenmerken ten tijde van de invoer doorslaggevend. Een casco is een zeeschip als het is ontworpen en gebouwd om als romp te dienen voor een schip dat op volle zee kan varen.

Het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel vereist dat de douane de belanghebbende informeert over de documenten waarover zij beschikt vóórdat zij een bezwarend besluit neemt. De douane is niet verplicht te wachten op een definitief OLAF-rapport of om informatie te verstrekken waarover zij nog niet beschikt.

De Hoge Raad bevestigt dat de aanvullende aantekening in de Gecombineerde Nomenclatuur, die een zoutgehalte van minimaal 1,2% vereist om vlees als 'gezouten' te classificeren, rechtsgeldig en bindend is. Deze aantekening is een geoorloofde verduidelijking en geen wijziging van de tariefpost.

Los ingevoerde onderdelen voor een overheaddeur moeten voor de douanetarieven worden geclassificeerd op basis van hun eigen kenmerken ten tijde van de invoer. Het is onjuist om uit te gaan van de classificatie van de complete, gemonteerde overheaddeur als 'constructiewerk'.

Schending van het hoorrecht leidt tot vernietiging als de procedure anders had kunnen aflopen. Voor een beroep op artikel 220 CDW volstaat het dat een aangever onjuiste gegevens te goeder trouw heeft verstrekt, waarbij eerdere, niet-gecorrigeerde controles een rol spelen.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing over de vraag of de opslag voor kosten en winst van een expediteur moet worden meegerekend in de "kosten van vervoer" voor de vaststelling van de douanewaarde.