douane en invoerrechten

Tariefindeling van multifunctionele apparaten moet rekening houden met na-invoer te activeren, latente functies. Aantekening 5D op hoofdstuk 84 GN sluit een apparaat niet uit van post 8471 als het naast printer/kopieerfuncties ook een zelfstandige dataverwerkingsfunctie heeft.

Het overleggen van een vervalst certificaat van oorsprong (Formulier A) leidt tot het weigeren van een tariefpreferentie, ook als de goederen feitelijk wel de preferentiële oorsprong hebben. Een later overgelegd, correct certificaat kan dit niet herstellen.

Een ongegrond cassatieberoep, afgedaan met artikel 81 RO, kan toch leiden tot een veroordeling van de Staat tot vergoeding van immateriële schade, proceskosten en griffierecht. Dit gebeurt wanneer de redelijke termijn voor de behandeling in de cassatiefase is overschreden en de belanghebbende hierom heeft verzocht.

Een gerechtshof moet als hogerberoepsrechter oordelen op basis van de wetgeving die geldt ten tijde van zijn uitspraak, inclusief wetgeving met terugwerkende kracht. Een met retroactieve reparatiewetgeving herstelde rechtsgrondslag kan een oorspronkelijke, ongeldige heffing alsnog valideren zonder dat een nieuwe mededeling vereist is.

Antidumpingrechten geheven op basis van een later ongeldig verklaarde EU-verordening hoeven niet te worden terugbetaald, indien de Commissie de onwettigheid met terugwerkende kracht heeft hersteld via nieuwe verordeningen. De rechten worden dan geacht alsnog "wettelijk verschuldigd" te zijn.

Artikel 22 Wet OB biedt een rechtsgrond om rente op achterstallen (art. 114 lid 2 DWU) te heffen over nagevorderde btw bij invoer. Het recht op aftrek van die btw door de importeur doet hier niet aan af.

Voor de indeling van een laserapparaat onder post 9018 van de Gecombineerde Nomenclatuur (geneeskunde) is het gebruik doorslaggevend. Een apparaat dat hoofdzakelijk dient voor esthetische verfraaiing, zoals ontharing, kwalificeert niet als geneeskundig, ook al kan het psychische klachten verlichten of heeft het een CE-markering.

OLAF mag onderzoek doen in een derde land zonder formeel samenwerkingsverdrag, mits dat land zich juridisch heeft verbonden bijstand te verlenen. Een concrete toezegging van de autoriteiten volstaat. Het zo verkregen bewijs is rechtmatig en mag worden gebruikt voor de heffing van douanerechten.

Een print van een elektronische douaneaangifte uit een derde land geldt als kopie en niet als origineel bewijsstuk. Om de regeling douanevervoer te zuiveren, moet deze kopie gewaarmerkt zijn door de douaneautoriteiten van dat land, conform artikel 366, lid 3, UCDW.

Een direct vertegenwoordiger die de douaneschuld van zijn opdrachtgever wil voldoen, wordt niet rechtstreeks geraakt door de aan de opdrachtgever gerichte uitnodiging tot betaling. Artikel 231 CDW biedt slechts een mogelijkheid tot betaling door een derde, maar creëert geen afdwingbare betalingsverplichting voor die derde.

Voor vrijstelling van antidumping- en compenserende rechten moet een geldig verbinteniscertificaat voor uitvoer worden overgelegd. Het beslissende moment is de datum van aanvaarding van de douaneaangifte, niet de datum waarop de goederen bij de douane zijn aangebracht. Een na deze aanvaardingsdatum verlopen certificaat geeft geen recht op vrijstelling.

Een eerdere veroordeling voor witwassen staat niet in de weg aan een vervolging voor het niet doen van aangifte van datzelfde geld. De Hoge Raad oordeelt dat dit, ondanks de feitelijke samenhang, niet 'hetzelfde feit' is in de zin van artikel 68 Sr.

De verplichting om liquide middelen boven €10.000 aan te geven ontstaat vóórdat men de buitengrens van de EU daadwerkelijk overschrijdt. Een passagier bij de security op Schiphol voor een vlucht naar buiten de EU, wordt al geacht de Gemeenschap te verlaten.

De Hoge Raad komt terug op eerdere jurisprudentie en oordeelt, in navolging van het HvJ-arrest Pfeifer & Langen, dat herziening van de persoon van de aangever in een douaneaangifte op grond van artikel 78 CDW mogelijk is, mits aan strenge voorwaarden wordt voldaan.

Schending van het verdedigingsbeginsel in de voorfase leidt niet automatisch tot vernietiging. Voor de verlengde navorderingstermijn is voorwaardelijk opzet vereist: het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op ontduiking. De vaststelling 'had moeten beseffen' is daarvoor onvoldoende.

De omstandigheid dat op een voertuig naast een douanebeslag ook een strafvorderlijk beslag rust, staat niet in de weg aan de toekenning van een geldelijke tegemoetkoming. De rechter moet beoordelen of de eigenaar onevenredig wordt getroffen door het verval aan de Staat.

Het bestaan van een strafvorderlijk beslag neemt niet het belang weg bij een klaagschrift tegen een gelijktijdig douanebeslag. De redenering dat het voorwerp dan niet aan de Staat vervalt onder de douanewet, en er dus geen belang is, berust op een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de temporele werking van de opschorting van de verjaringstermijn in het Douanewetboek van de Unie (DWU) voor een douaneschuld die is ontstaan onder het oude Communautair Douanewetboek (CDW).

De Hoge Raad twijfelt of een preferentieel douanetarief, dat gold bij plaatsing van goederen onder actieve veredeling, nog van toepassing is als dat tarief is geschorst op het moment van brengen in het vrije verkeer. De Raad legt hierover een prejudiciële vraag voor aan het Hof van Justitie.

De Hoge Raad betwijfelt de geldigheid van een EU-antidumpingverordening (Vo. 91/2009) en schorst de zaak. Wegens onduidelijkheid over de juiste uitleg van EU-recht, met name de berekening van dumpingmarges, worden prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De Hoge Raad oordeelt dat een kunstmatige transactiestructuur misbruik van recht oplevert, maar vernietigt de naheffingen. De vaststelling van misbruik van recht bewijst niet automatisch het voor de verlengde navorderingstermijn vereiste ontduikingsoogmerk. Ook leidt schending van het verdedigingsbeginsel tot vernietiging.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of grote LCD-schermen, die niet geschikt zijn voor 'werk op korte afstand', daarom alleen al buiten de douanerechtvrije post voor computermonitors vallen, of dat andere objectieve kenmerken ook moeten worden meegewogen.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een aangever na een correctie van de douane alsnog een andere, lagere transactieprijs mag kiezen. Tevens wordt gevraagd of de verjaringstermijn voor een douaneschuld stuit door verzending of door ontvangst van de uitnodiging tot betaling.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing over de heffing van aanvullende invoerrechten op pluimveevlees. Centraal staat of doorverkoop met verlies automatisch betekent dat de opgegeven CIF-invoerprijs onjuist is en aanvullende rechten verschuldigd zijn.

Het niet vooraf horen van een belanghebbende bij het uitreiken van een uitnodiging tot betaling schendt de rechten van de verdediging, tenzij gerechtvaardigd. Uitstel van betaling is geen rechtvaardiging. Het zonder kennisgeving vernietigen van een douanemonster kan bewijsrechtelijke gevolgen voor de inspecteur hebben.

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de omvang van rechterlijke toetsing van EU-antidumpingverordeningen. Centraal staan het recht op effectieve rechtsbescherming (art. 47 Handvest), de informatiepositie van justitiabelen en de informatieverplichting van EU-instellingen jegens de nationale rechter.

De douanetariefindeling van een scheepscasco hangt af van de objectieve kenmerken en eigenschappen ten tijde van de invoer. Het moet kunnen dienen als romp voor een zeeschip. Een beroep op een 'vergissing' van de douane slaagt niet snel bij ervaren marktdeelnemers.

Voor de douane-indeling van een scheepscasco is niet het uiteindelijke gebruik, maar zijn de objectieve kenmerken ten tijde van de invoer doorslaggevend. Een casco is een zeeschip als het is ontworpen en gebouwd om als romp te dienen voor een schip dat op volle zee kan varen.

Het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel vereist dat de douane de belanghebbende informeert over de documenten waarover zij beschikt vóórdat zij een bezwarend besluit neemt. De douane is niet verplicht te wachten op een definitief OLAF-rapport of om informatie te verstrekken waarover zij nog niet beschikt.

De Hoge Raad bevestigt dat de aanvullende aantekening in de Gecombineerde Nomenclatuur, die een zoutgehalte van minimaal 1,2% vereist om vlees als 'gezouten' te classificeren, rechtsgeldig en bindend is. Deze aantekening is een geoorloofde verduidelijking en geen wijziging van de tariefpost.

Schending van het hoorrecht leidt tot vernietiging als de procedure anders had kunnen aflopen. Voor een beroep op artikel 220 CDW volstaat het dat een aangever onjuiste gegevens te goeder trouw heeft verstrekt, waarbij eerdere, niet-gecorrigeerde controles een rol spelen.

Los ingevoerde onderdelen voor een overheaddeur moeten voor de douanetarieven worden geclassificeerd op basis van hun eigen kenmerken ten tijde van de invoer. Het is onjuist om uit te gaan van de classificatie van de complete, gemonteerde overheaddeur als 'constructiewerk'.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing over de vraag of de opslag voor kosten en winst van een expediteur moet worden meegerekend in de "kosten van vervoer" voor de vaststelling van de douanewaarde.

De rechter mag een niet-controleerbaar deskundigenrapport gebruiken, mits hij de betrouwbaarheid ervan deugdelijk motiveert. Als de wederpartij de resultaten gemotiveerd betwist, moet de rechter inzichtelijk maken hoe hij de argumenten voor en tegen de bewijskracht heeft gewogen, vooral wanneer de onderliggende gegevens ontbreken.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een prijsvermindering na een preventieve terugroepactie onder het begrip 'gebreken' (art. 145 UCDW) valt. Daarnaast wordt gevraagd of de twaalfmaandentermijn voor prijswijzigingen wegens garantiegevallen (art. 145 UCDW) verenigbaar is met de algemene driejaarstermijn voor terugbetaling (art. 236 CDW).

Een aquarium met verlichtingskap wordt douanerechtelijk ingedeeld als glaswerk (post 7013 GN) omdat de glazen bak het wezenlijke karakter bepaalt. Een uitnodiging tot betaling (UTB) die meerdere douaneschulden omvat, kan partieel worden vernietigd zonder dat de gehele UTB vervalt voor de overige, correcte schulden.

De Hoge Raad analyseert de indelingsproblematiek van een samengestelde LED-lamp binnen de Gecombineerde Nomenclatuur. Vanwege onduidelijkheid over de toepasselijkheid van post 8539, 8541, 8543 of 8548, besluit de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het Unierechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging vereist dat een belanghebbende expliciet en tijdig wordt uitgenodigd om te worden gehoord vóórdat een bezwarend besluit, zoals een uitnodiging tot betaling, wordt genomen. Kennis van het onderzoek is daartoe onvoldoende.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie om uitleg van de Gecombineerde Nomenclatuur. Centraal staat de vraag of een bewerkt soja-eiwitconcentraat moet worden ingedeeld als 'afval' van oliewinning (post 2304), als een 'bereiding' voor diervoeder (post 2309), of als een 'bijproduct' (post 2308).

De Hoge Raad is onzeker over de juiste tariefindeling van een videomultiplexer binnen een beveiligingssysteem. Omdat het apparaat functies van opname (post 8521), signalering (post 8531) en andere functies (post 8543) combineert, wordt het Hof van Justitie EU verzocht te bepalen welke GN-post van toepassing is.

De identiteit van de aangever, vastgesteld op basis van artikel 5 lid 4 CDW, is definitief. Het is niet mogelijk om na aanvaarding van de aangifte via een herzieningsverzoek (artikel 78 CDW) de persoon van de aangever te wijzigen. Dit zou neerkomen op een nieuwe aangifte.

De Hoge Raad analyseert de tariefindeling van een streaming luidspreker ([A]) die digitale geluidsbestanden ontvangt en direct afspeelt. Vanwege onduidelijkheid of het apparaat valt onder post 8517, 8518, 8519, 8527 of de restpost 8543, stelt de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over de douanerechtelijke indeling van 'screenplays'. De kernvraag is of deze apparaten, met zowel dataopslag- als videoweergavefuncties, moeten worden ingedeeld als hardeschijfeenheid (post 8471) of als videoweergave-apparaat (post 8521) op basis van hun hoofdfunctie.

De Hoge Raad legt een prejudiciële vraag voor aan het Hof van Justitie. De vraag is of het begrip 'communautaire veredelaars' in artikel 148, letter c, CDW, uitsluitend producenten van het eindproduct omvat, of ook de producenten van de niet-communautaire grondstoffen die in het proces worden gebruikt.

De Hoge Raad oordeelt dat bij een beklag tegen douanebeslag op een vervoermiddel, een verzoek om een geldelijke tegemoetkoming onvoldoende is gemotiveerd als niet wordt ingegaan op de onevenredige benadeling van de eigenaar, die eerder strafrechtelijk is vrijgesproken voor het feit waarvoor het beslag is gelegd.

Enkele termijnoverschrijding bij douanevervoer leidt tot een douaneschuld op grond van art. 204 CDW (verzuim), niet art. 203 CDW (onttrekking). Ook bij een dergelijke schuld is BTW bij invoer verschuldigd. Of de douaneschuld vervalt wegens een verzuim zonder werkelijke gevolgen, vereist een feitelijke beoordeling.

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De kernvraag is of een persoon tegelijk een normale verblijfplaats in de EU en een derde land kan hebben voor douanevrijstellingen (Verordening 1186/2009) en welke criteria gelden als de verblijfplaats onduidelijk is.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie EU om uitleg van de Gecombineerde Nomenclatuur. Centraal staat de vraag of een neutrale, door gisting verkregen drank (basisdrank) en de daarvan vervaardigde eindproducten zonder gedistilleerde alcohol moeten worden ingedeeld als 'andere gegiste dranken' of als 'ethylalcohol'.

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie om uitleg van de Gecombineerde Nomenclatuur. Het is onduidelijk of een drank, waarin gegiste alcohol overheerst maar die organoleptische kenmerken van een likeur heeft, moet worden ingedeeld onder post 2206 (gegiste dranken) of 2208 (likeuren).

Een 'vergissing' van de douane die navordering uitsluit, kan bestaan uit meerdere actieve gedragingen die in samenhang worden bezien. Een eenmalige terugbetaling, een eerdere controle bij de importeur, en bindende tariefinlichtingen voor derden, kunnen gezamenlijk het gewettigd vertrouwen wekken bij de beroepsaangever.