ECLI:NL:HR:2025:1136 - Hoge Raad - 11 juli 2025
Arrest
Formele relaties
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02563 Datum11 juli 2025
ARREST
in de zaak van
[X] GMBH (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2022, nr. 21/00372
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Andringa, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
2.1 Belanghebbende is een in Duitsland gevestigde onderneming. Op 4 november 2013 en 4 december 2013 heeft een door belanghebbende in Nederland aangewezen vertegenwoordiger op naam en voor rekening van belanghebbende aangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van een partij fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium, postonderverdeling 8541 40 90 van de Gecombineerde Nomenclatuur, oftewel zonnepanelen. In de desbetreffende douaneaangiften is als de niet-preferentiële oorsprong van de zonnepanelen Taiwan vermeld.
2.2 Tijdens de hiervoor in 2.1 vermelde periode waren op grond van artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 513/2013 op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China
2.3 Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (hierna: OLAF) heeft in november 2014 in Taiwan onderzoek verricht naar de oorsprong van zonnepanelen die vanuit Taiwan werden ingevoerd in de Europese Unie en waarvan het vermoeden was gerezen dat die zonnepanelen ter ontduiking van de antidumpingrechten uit China via Taiwan (doorvoer) in de Europese Unie werden ingevoerd. In dat onderzoek zijn ook de hiervoor in 2.1 bedoelde partijen zonnepanelen van belanghebbende betrokken. OLAF heeft vastgesteld dat de door belanghebbende aangekochte zonnepanelen vanuit de Volksrepubliek China zijn binnengebracht in een zogenoemde free trade zone in Taiwan en dat diezelfde zonnepanelen na overlading zijn wederuitgevoerd van de free trade zone naar de Europese Unie.
2.4 Op basis van de bevindingen van OLAF heeft de Inspecteur bewezen geacht dat de door belanghebbende in het vrije verkeer gebrachte zonnepanelen niet van oorsprong uit Taiwan zijn maar van oorsprong uit China. Daarom zijn ter zake van die zonnepanelen uitnodigingen tot betaling aan belanghebbende uitgereikt voor definitieve antidumpingrechten.
3 Beoordeling van de middelen
3.1 Voor het Hof was niet in geschil dat de door belanghebbende aangekochte zonnepanelen zijn vervaardigd (geassembleerd) in China en dat zij via de hiervoor in de tweede alinea van 2.3 beschreven route via Taiwan naar Rotterdam zijn vervoerd. Wel was in geschil of de zonnepanelen van oorsprong uit China zijn dan wel vanuit China zijn vervoerd in de zin van Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1357/2013
3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat de door belanghebbende overgelegde documenten betreffende de aankoop door de Chinese producent van zonnecellen van een in Taiwan gevestigde leverancier geen duidelijkheid verschaffen over de oorsprong van de zonnecellen die in de zonnepanelen van belanghebbende zijn verwerkt. Die documenten bevatten geen enkele verwijzing naar of overeenkomst met die zonnepanelen. Omdat de zonnepanelen van belanghebbende in China zijn geassembleerd en niet aannemelijk is gemaakt dat daarbij gebruik is gemaakt van zonnecellen van niet-Chinese oorsprong, is het Hof ervan uitgegaan dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat tussen partijen niet langer in geschil is dat de zonnepanelen vanuit China naar Taiwan zijn vervoerd en dat de zonnepanelen bij aankomst in de free trade zone in Taiwan zijn aangegeven als van oorsprong China.
3.3 Middel I richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de door belanghebbende aangekochte zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Het middel betoogt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de niet-preferentiële oorsprong van zonnepanelen wordt bepaald door het land waar de zonnepanelen zijn geassembleerd, en dat het Hof ook ten onrechte heeft geoordeeld dat de bewijslast van de niet-preferentiële oorsprong van de zonnecellen, en daarmee van de panelen, op belanghebbende rust. Volgens het middel rust op de Inspecteur de last te bewijzen dat de zonnepanelen van de door hem gestelde oorsprong China zijn. Aangezien de antidumpingrechten niet alleen zijn ingesteld voor fotovoltaïsche panelen van Chinese niet-preferentiële oorsprong maar ook voor fotovoltaïsche panelen verzonden uit China, had het Hof moeten onderzoeken of de zonnepanelen vanuit China zijn verzonden, zulks in het licht van hetgeen de Commissie heeft gesteld over de vaststelling van het land waaruit de fotovoltaïsche panelen zijn verzonden.
3.4.1 Bij de behandeling van middel I wordt het volgende vooropgesteld.
3.4.2 Op grond van artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013
3.4.3 Artikel V van de GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) regelt de vrijheid van doorvoer (freedom of transit). Artikel V, lid 1, van de GATT luidt als volgt: “1. Goods (including baggage), and also vessels and other means of transport, shall be deemed to be in transit across the territory of a contracting party when the passage across such territory, with or without trans-shipment, warehousing, breaking bulk, or change in the mode of transport, is only a portion of a complete journey beginning and terminating beyond the frontier of the contracting party across whose territory the traffic passes. Traffic of this nature is termed in this article "traffic in transit".”
3.4.4 Met het bepaalde in artikel 1, lid 1, van Vo. 1238/2013 “(…) verzonden uit de Volksrepubliek China, tenzij het om goederen in doorvoer in de zin van artikel V van de GATT-overeenkomst gaat” heeft de Raad een bijzondere regeling ingevoerd die losstaat van de oorsprongsregels en die is gebaseerd op artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap
3.4.5 Artikel 1, lid 3, van de Basisverordening voorziet in de mogelijkheid af te wijken van het beginsel dat het land van uitvoer het land van oorsprong is. Omdat de Commissie al bij opening van het onderzoek naar dumping sterke aanwijzingen had dat niet alle fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen) die ten minste gedeeltelijk in China zijn geproduceerd, zouden worden geacht voor douanedoeleinden van oorsprong uit China te zijn, is het onderzoek dat heeft geleid tot het instellen van antidumpingrechten niet beperkt gebleven tot de hiervoor bedoelde goederen van oorsprong uit China maar heeft het zich ook uitgestrekt tot de hiervoor bedoelde goederen waarvoor China slechts een tussenland was. De door de Unie-instellingen uitgevoerde analyse van dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Unie heeft betrekking gehad op de productie van de hiervoor bedoelde goederen, ongeacht of het uitgevoerde eindproduct voor douanedoeleinden van oorsprong uit China was (zie overwegingen 50 tot en met 60 van Vo. 1238/2013).
3.4.6 Hetgeen hiervoor in 3.4.2 tot en met 3.4.5 is overwogen, brengt mee – naar redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is – dat wanneer de inspecteur aannemelijk maakt dat goederen waarop Vo. 1238/2013 betrekking heeft, zijn verzonden vanuit China met bestemming de Europese Unie, het bij Vo. 1238/2013 ingestelde antidumpingrecht geldt, tenzij de importeur bewijst dat die goederen in China slechts in doorvoer in de zin van artikel V van de GATT-overeenkomst hebben verbleven. Slaagt de importeur daarin niet, dan hoeven de douaneautoriteiten de douaneoorsprong van de betrokken onderdelen niet te bewijzen. Het strookt met de doelstelling en de opzet van de Basisverordening om de doeltreffendheid van het ingestelde antidumpingrecht in die zin te verzekeren dat in zo’n situatie een individuele onafhankelijke importeur in de Unie niet de gelegenheid krijgt voor de door hem ingevoerde goederen de niet-preferentiële oorsprong van een ander land dan China aannemelijk te maken, maar dat alleen producenten-exporteurs in China dat bewijs jegens de instelling van de Unie mogen leveren, omdat zij en niet de individuele onafhankelijke importeur in de Unie geacht worden daartoe het beste in staat te zijn.
3.5 In deze zaak heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de voor belanghebbende bestemde zonnepanelen vanuit China zijn verzonden met bestemming de Europese Unie, en heeft belanghebbende met haar stellingen over de assemblagewerkzaamheden in China in feite bevestigd dat die zonnepanelen niet in China in doorvoer in de zin van artikel V van de GATT-overeenkomst hebben verbleven. Dit een en ander heeft voor de Inspecteur kunnen volstaan om op grond van artikel 2, lid 2, van Vo. 1238/2013, in samenhang gelezen met artikel 1, lid 1, van Vo. 1238/2013, tot heffing van antidumpingrechten over te gaan. Voor de door het Hof uitgevoerde beoordeling van de stelling van belanghebbende dat de zonnepanelen de niet-preferentiële oorsprong Taiwan hebben, was dan ook geen plaats. Daarop stuit middel I af.
3.6 De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.
ECLI:NL:GHAMS:2022:1657.
Verordening (EU) nr. 513/2013 van de Commissie van 4 juni 2013 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2013 tot onderwerping van de invoer van deze goederen van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China aan registratie, PB 2013, L 152.
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1357/2013 van de Commissie van 17 december 2013 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, Pb 2013, L 341.
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, Pb 2013, L 325.
Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009, betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, Pb 2009, L 343.