Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
afdeeling Derde . Inbeslagneming
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 94a

Artikel 94a (Conservatoir beslag geldboete voordeelontneming schadevergoeding)

Laatste versie

1. In geval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete.

2. In geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen in beslag genomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een naar aanleiding van dat misdrijf op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

3. Ingeval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen in beslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

4. Voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie, in het in het eerste lid bedoelde geval, de geldboete kan worden opgelegd of degene aan wie, in het in het tweede lid bedoelde geval, het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen, of degene aan wie, in het in het derde lid bedoelde geval, de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgelegd, kunnen in beslag worden genomen indien voldoende aanwijzingen bestaan dat deze voorwerpen geheel of ten dele aan die ander zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen, en die ander dit wist of redelijkerwijze kon vermoeden.

5. In het geval, bedoeld in het vierde lid, kunnen tevens andere aan de betrokken persoon toebehorende voorwerpen in beslag worden genomen, tot ten hoogste de waarde van de in het vierde lid bedoelde voorwerpen.

6. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.

Uitleg in duidelijke taal

1. In geval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete.

Dit lid bepaalt dat indien er een verdenking bestaat van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, voorwerpen inbeslaggenomen kunnen worden. Het doel hiervan is het veiligstellen van het recht tot verhaal voor een geldboete die eventueel ter zake van dat misdrijf zal worden opgelegd.

2. In geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen in beslag genomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een naar aanleiding van dat misdrijf op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Dit lid stelt dat in het geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, voorwerpen in beslag genomen mogen worden. Dit dient ter bewaring van het recht tot verhaal voor een eventueel op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dat naar aanleiding van dat misdrijf is ontstaan.

3. Ingeval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen in beslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Dit lid geeft aan dat bij verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd, voorwerpen in beslaggenomen kunnen worden. Dit gebeurt ter bewaring van het recht tot verhaal voor een maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (schadevergoedingsmaatregel) die ter zake van dat misdrijf kan worden opgelegd.

4. Voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie, in het in het eerste lid bedoelde geval, de geldboete kan worden opgelegd of degene aan wie, in het in het tweede lid bedoelde geval, het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen, of degene aan wie, in het in het derde lid bedoelde geval, de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgelegd, kunnen in beslag worden genomen indien voldoende aanwijzingen bestaan dat deze voorwerpen geheel of ten dele aan die ander zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen, en die ander dit wist of redelijkerwijze kon vermoeden.

Dit lid regelt dat voorwerpen die toebehoren aan een ander dan de persoon aan wie (zoals genoemd in lid 1, 2, of 3) de geldboete, de ontnemingsmaatregel, of de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd, ook in beslag kunnen worden genomen. Dit is mogelijk indien er voldoende aanwijzingen bestaan dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk aan die ander zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel om de uitwinning (het te gelde maken) van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen. Bovendien moet die ander dit geweten hebben of redelijkerwijze hebben kunnen vermoeden.

5. In het geval, bedoeld in het vierde lid, kunnen tevens andere aan de betrokken persoon toebehorende voorwerpen in beslag worden genomen, tot ten hoogste de waarde van de in het vierde lid bedoelde voorwerpen.

Dit lid bepaalt dat in de situatie beschreven in het vierde lid (waarbij voorwerpen van een derde in beslag zijn genomen), tevens andere voorwerpen die aan de betrokken persoon (de derde) toebehoren, in beslag mogen worden genomen. De totale waarde van deze aanvullend in beslag genomen voorwerpen mag echter niet hoger zijn dan de waarde van de voorwerpen die oorspronkelijk in het vierde lid bedoeld werden.

6. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.

Dit lid definieert dat onder 'voorwerpen' in dit artikel alle zaken (fysieke objecten) en alle vermogensrechten (rechten die op geld waardeerbaar zijn) worden verstaan.