Artikel 3.2.3
1 Het recht op zorg wordt op aanvraag van de verzekerde in een indicatiebesluit vastgesteld door het CIZ. Het recht op zorg dat wordt vastgesteld in het indicatiebesluit sluit aan bij de behoefte van de verzekerde.
2 Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan worden gedaan door familie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, indien de verzekerde wilsonbekwaam is:
a. en tegelijk met de aanvraag als bedoeld in het eerste lid voor deze verzekerde een aanvraag als bedoeld in artikel 21, eerste lid, of een aanvraag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten wordt ingediend, of
b. indien ten aanzien van deze verzekerde een besluit als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, is genomen, of een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten is afgegeven.
3 De verzekerde vermeldt bij de aanvraag zijn burgerservicenummer.
4 De verzekerde verstrekt op verzoek of uit eigen beweging alle informatie, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op zorg, en is verplicht mee te werken door zich te laten onderzoeken door het CIZ of door daartoe door het CIZ aangewezen personen.
5 Het CIZ wijst de verzekerde bij de aanvraag op het recht op cliëntondersteuning, bedoeld in artikel 2.2.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
6 Voor zover noodzakelijk kan het CIZ bij de behandeling van een aanvraag gebruikmaken van de informatie die aan haar is verstrekt voor de beoordeling van een aanvraag voor een besluit tot opname en verblijf, een verzoek om een rechterlijke machtiging of een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in de artikelen 21, 24 en 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, alsmede van de informatie die is opgenomen in een advies aan de officier van justitie als bedoeld in artikel 28a van diezelfde wet. Deze informatie kan bestaan uit persoonsgegevens, waaronder bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de indicatie tot stand komt en over de inrichting en geldigheidsduur van het indicatiebesluit.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:1582
ECLI:NL:HR:2020:1309 - Anticiperen op toekomstige wetgeving bij gedwongen zorg onder de Wzd
De Hoge Raad oordeelt dat een rechter mag anticiperen op een nog niet in werking getreden AMvB. Dit is toegestaan als de wet zelf de criteria al bevat en de wetswijziging officieel en op korte termijn is aangekondigd, waardoor deze voldoende voorzienbaar is.
ECLI:NL:HR:2020:1289 - Anticiperen op toekomstige wetgeving: Voorzienbaarheid onder de Wet Zorg en Dwang
De Hoge Raad oordeelt dat een rechter mag anticiperen op een nog niet-van-kracht-zijnde AMvB (Bzd) bij een Wzd-machtiging, mits de wet zelf duidelijke criteria stelt en de wetswijziging voldoende voorzienbaar was, conform de eisen van artikel 5 EVRM.