Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17612 - Rechtbank Den Haag - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1761222 september 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtGezondheidsrecht

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Team Jeugd- en Zorgrecht

Zaak-/rekestnr.: C/09/691005 / FA RK 25-6650 Datum beschikking: 22 september 2025

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

hierna te noemen: cliënt, geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de accommodatie [instelling] , advocaat: mr. J.W.F. Noot te Dordrecht.

ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 03 september 2025.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:

  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 27 februari 2025;

  • de aanvraag voor een opvolgende machtiging aan het CIZ van 19 augustus 2025;

  • de op 12 augustus 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 2] , die cliënt met het oog op de machtiging kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was;

  • het zorgplan van 18 augustus 2025.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op zijn. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:

  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;

  • de specialist ouderengeneeskunde, [naam 3] .

Standpunten ter zitting

Cliënt heeft aangegeven terug te willen keren naar zijn woning en zijn vrouw. Hij vindt dat hij ten onrechte is opgenomen en ziet niet in waarom de rechtelijke machtiging zo lang moet voortduren. Cliënt heeft het gevoel dat hij is weggestopt in het verpleegtehuis. De advocaat pleit namens cliënt primair voor afwijzing van het verzoek. Cliënt beseft zich dagelijks dat hij is gedwongen is opgenomen. Achter de opname zit een wereld van leed. Cliënt voelt zich niet thuis en wil terugkeren naar zijn woning. De advocaat pleit subsidiair voor toewijzing van het verzoek voor kortere duur. Cliënt is al geruime tijd met een rechtelijke machtiging opgenomen. De rechtelijke machtiging is altijd conform het verzoek afgegeven voor de duur van zes maanden. De motivering ten aanzien van een toewijzing van het verzoek voor de duur van twee jaar ontbreekt. Eerder werd er getracht om cliënt perspectief te geven, maar hiervan wordt nu afgeweken. Cliënt zou onrustig worden wanneer de rechtelijke machtiging op zijn einde loopt, maar hij geeft voortdurend aan te willen terugkeren naar huis. Een toetsing over zes maanden geeft cliënt perspectief en is passend.

De specialist ouderengeneeskunde heeft naar voren gebracht dat cliënt consistent blijft aangeven terug te willen keren naar zijn huis. Cliënt lijdt aan een progressieve ziekte. Het ziekte-inzicht ontbreekt en cliënt ziet niet in dat zijn gedrag belastend is voor zijn omgeving. Op aandringen van cliënt is er een second opinion afgenomen. Tijdens dit onderzoek is de diagnose dementie bevestigd en is er geconstateerd dat hij cognitief verder achteruitgaat. De verwachting is dat het verzet niet zal afnemen en hierom is er verzocht om de rechtelijke machtiging toe te wijzen voor de duur van twee jaar. Wanneer de rechtelijke machtiging op zijn einde loopt neemt de onrust verder toe. De vorige keren is er gekozen om de rechtelijke machtiging toe te wijzen voor zes maanden, maar gebleken is dat dit niet het gehoopte perspectief voor cliënt heeft geboden.

Beoordeling

Op 9 april 2025 is door de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verleend tot en met 9 oktober 2025.

Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat cliënt niet in staat is om zelfstandig te functioneren. Hij is volledig afhankelijk van derden voor zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zonder sturing en toezicht is er een aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Cliënt leeft sterk in zijn eigen belevingswereld en overziet de consequenties van zijn gedrag niet. Hij heeft intensieve structuur en begeleiding nodig om zijn ontremde gedrag te reguleren en conflicten met zijn omgeving te voorkomen. Hierbij moet hij begrenst worden in zijn gedrag. Cliënt toont weinig empathisch vermogen en kan verbaal fel en boos reageren op zijn omgeving. Hij houdt vast aan zijn eigen overtuigingen en handelt daar ook naar, zonder rekening te houden met anderen. Cliënt vertoont tevens ontremd eetgedrag, wat leidt tot snelle gewichtstoename. In de thuissituatie was er sprake van aanzienlijke financiële schade doordat cliënt grote bedragen uitgaf en schulden heeft opgebouwd. Zijn echtgenote raakte door de zorg voor cliënt ernstig overbelast en de thuissituatie werd uiteindelijk onveilig voor haar. Dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten fronto-temporale dementie, staat dan ook vast.

Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit: – ernstig lichamelijk letsel; – ernstige psychische schade; – ernstige financiële schade; – ernstige verwaarlozing; – maatschappelijke teloorgang; – de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.

Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf in een accommodatie. Cliënt geeft dagelijks duidelijk aan dat hij terug naar huis wil. Vanwege zijn aandoening, in combinatie met ontremd gedrag, is terugkeer naar huis echter niet haalbaar. Cliënt blijft aangeven dat er niets met hem aan de hand is en dat de rechterlijke machtiging opgeheven kan worden, zodat hij met ontslag kan. Onder deze omstandigheden is de voortzetting van het verblijf in een accommodatie noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.

Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De rechtbank wijkt af van het verzoek en zal de machtiging verlenen voor de duur van een jaar. In het verleden is de rechtelijke machtiging toegewezen voor de duur van zes maanden om cliënt perspectief te bieden. De rechtbank is van oordeel dat de stap van zes maanden naar twee jaar op dit moment te groot is.

Beslissing

De rechtbank:

verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[naam 1] ,

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] ,

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 september 2026;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, rechter, bijgestaan door P.S.R. Nieman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 september 2025.