ECLI:NL:RBDHA:2025:17584 - Rechtbank Den Haag - 25 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/690629 / FA RK 25-6439 Datum beschikking: 16 september 2025
Beschikking naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
hierna te noemen: cliënt, geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , [geboorteland] , wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de accommodatie [zorginstelling] , locatie [locatie] , afdeling [naam afdeling] te [plaats 1] , advocaat: mr. S.M. Hoogenraad te Zoetermeer.
Procesverloop
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 augustus 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
-
het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 24 januari 2025;
-
de aanvraag voor een opvolgende machtiging aan het CIZ van 8 augustus 2025;
-
de op 4 augustus 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
-
het zorgplan van 8 juli 2025.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 september 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
-
cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
-
de arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, [naam 2] ;
-
de specialist ouderengeneeskundige, [naam 3] ;
-
de echtgenote van cliënt, [naam 4] .
De advocaat van cliënt heeft voorafgaand aan de zitting naar voren gebracht dat cliënt alleen op vragen antwoord kan geven door te knikken. Cliënt is als gevolg van afasie niet in staat zich verbaal te uiten, waardoor hij gebruik maakt van een spraakcomputer. De spraakcomputer van cliënt werkt op dit moment niet naar behoren. De advocaat heeft het verzoek met haar cliënt kunnen bespreken en kan een mondeling standpunt innemen.
Standpunten ter zitting
Namens cliënt is naar voren gebracht dat hij terug wil keren naar zijn woning. De hulpverlening kan binnen het ambulante kader worden voortgezet. Ten opzichte van vorige zitting is er vooruitgang te zien ten aanzien van het gedrag van cliënt. De advocaat stelt zich primair op het standpunt dat de aanvraag te laat is ingediend. Op grond van het voorgaande dient het verzoek volgens de advocaat te worden afgewezen. Mocht de rechtbank toch besluiten om het verzoek toe te wijzen, wil de advocaat benadrukken dat er naar een passende vervolgplek moet worden gezocht. De huidige afdeling sluit niet aan bij de behoefte van cliënt.
De arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde heeft naar voren gebracht dat er bij cliënt sprake is van weinig ziekte-inzicht. Daarbij kan hij de gevolgen van zijn handelen niet goed overzien. De mogelijkheden voor een vervolgplek worden overwogen, maar hiervoor moet cliënt eerst aantonen dat hij goed met zijn vrijheden om kan gaan. Tot op heden heeft hij geen motivatie tot het uitvoeren van de opdrachten die hiervoor noodzakelijk worden geacht. Naast het niet aangeboren hersenletsel is er bij cliënt sprake van een depressieve stoornis. De specialist ouderengeneeskunde heeft hierop aangevuld dat er op dit moment wordt gezocht naar een NAH-afdeling waar cliënt met een rechtelijke machtiging naar overgeplaatst kan worden. Er wordt regionaal gekeken naar de mogelijkheden om een afdeling op te zetten. Tot op heden is er alleen een woonvorm in [plaats 2] beschikbaar waar cliënt op dit moment terecht kan.
Beoordeling
Op 5 maart 2025 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verleend tot en met 5 september 2025.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een met een psychogeriatrische aandoening gelijkgestelde stoornis, te weten niet aangeboren hersenletsel na herseninfarct met daarbij stoornissen in impulscontrole, oordeelvermogen, ziektebesef en -inzicht*.*
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit: – ernstig lichamelijk letsel; – ernstige psychische schade; – ernstige verwaarlozing; – de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat cliënt passief is en onvoldoende in staat is om voor zichzelf te zorgen. Hij is op geplande en ongeplande momenten afhankelijk van de hulp en begeleiding bij persoonlijke verzorging, toiletgang, medicatie en eten en drinken. Er is met regelmaat sprake van grensoverschrijdend seksueel gedrag. In de vaste structuur van de afdeling wordt cliënt hierop aangesproken, maar ondanks het bieden van de structuur en begrenzing blijft het gedrag bestaan. Er is gestart met medicamenteuze behandeling, wat tot op heden weinig effect laat zien. Alternatieven zijn niet direct voorhanden, omdat deze het risico op wederom een herseninfarct vergroten. De partner van cliënt heeft aangegeven de zorg thuis niet meer te kunnen bieden vanwege zijn gedrag. Ze is bang dat er zich opnieuw gewelddadige confrontaties zullen voordoen. Tevens zal terugkeer naar huis mogelijk weer tot escalaties met de thuiswonende (autistische) zoon leiden.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie. Cliënt toont nog altijd verzet tegen zijn verblijf in de accommodatie. Hij geeft aan terug te willen keren naar zijn eigen woning en acht voortzetting van zijn verblijf niet noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.
Op grond van artikel 25 lid 3 Wzd dient de aanvraag voor een opvolgende machtiging uiterlijk in de achtste of negende week voor het einde van de eerdere machtiging ingediend te worden bij het CIZ. In onderhavige kwestie is de aanvraag op 8 augustus 2025 ingediend bij het CIZ. Ondanks dat de aanvraag bij het CIZ te laat is ingediend, is dat geen reden om het verzoek af te wijzen, zoals de advocaat heeft gesteld. De wet heeft immers aan het niet tijdig indienen van de aanvraag niet een dergelijke consequentie verbonden. Cliënt verblijft reeds op grond van een machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie en het onderhavige verzoek is op 26 augustus 2025 bij de rechtbank ingediend, dat wil zeggen vóór de expiratiedatum van de vorige machtiging, te weten op 5 september 2025. Hoewel de rechtbank tijdig op het verzoek beslist, wordt de nieuwe machtiging verleend na de expiratiedatum van de eerdere machtiging. De rechtbank overweegt, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, dat ook wanneer de termijn van een eerdere machtiging is verstreken terwijl een cliënt nog in de accommodatie verblijft, een opvolgende rechterlijke machtiging kan worden verleend, waarbij de termijnoverschrijding in mindering moet worden gebracht op de geldigheidsduur van de machtiging. De einddatum van de nieuwe rechterlijke machtiging zal dan ook 5 maart 2026 zijn.
Tot slot wil de rechtbank opmerken dat er met zorg moet worden gekeken naar een vervolgplek voor cliënt, aangezien de huidige accommodatie geen passende locatie is voor cliënt en de hoop op een geschiktere woonplek ook in de vorige beschikking reeds door de rechtbank is uitgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:
[de cliënt] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 5 maart 2026.
wijst af het meer of anders verzochte.