Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 5. Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen
Paragraaf 2. Vrijheidsontnemende maatregelen
Artikel 5.1a

Artikel 5.1a

Laatste versie

1. Een vreemdeling als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de Wet kan in bewaring worden gesteld op grond dat het belang van de openbare orde of nationale veiligheid zulks vordert, indien:

a. een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, of b. de vreemdeling de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.

2. Een vreemdeling als bedoeld in artikel 59b, eerste lid, van de Wet kan in bewaring worden gesteld omdat het belang van de openbare orde zulks vordert, indien een van de gronden als bedoeld in artikel 59b, eerste lid van de Wet zich voordoet. Artikel 5.1c is van toepassing.

3. Een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet wordt opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.

4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in geval van oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, zesde lid, van de Wet.

5. Met het oog op de overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat met inachtneming van artikel 28 van de Dublinverordening, kan een vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd of kan hij in bewaring worden gesteld, indien:

a. een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening; en b. een significant risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:9505 - Rechtbank Den Haag - 12 juni 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:950512 juni 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:13507 - Rechtbank Den Haag - 22 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1350722 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:13504 - Rechtbank Den Haag - 22 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1350422 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:10185 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:101851 juli 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:8867 - Rechtbank Den Haag - 3 juni 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:88673 juni 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:224 - Rechtbank Den Haag - 2 januari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:2242 januari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1548 - Raad van State - 16 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:154816 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:17457 - Rechtbank Den Haag - 24 oktober 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1745724 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:12307 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:123075 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:958 - Rechtbank Den Haag - 25 januari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:95825 januari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak