Artikel 3.106a
1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt slechts niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b of c, van de Wet indien, naar het oordeel van Onze Minister, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, de vreemdeling in het betrokken derde land overeenkomstig de volgende beginselen zal worden behandeld:
a. het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, en b. er bestaat geen risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet, en c. het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag wordt nageleefd, en d. het verbod op verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in het internationaal recht, wordt nageleefd, en e. de mogelijkheid bestaat om om de vluchtelingenstatus te verzoeken en, indien hij als vluchteling wordt erkend, bescherming te ontvangen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag.
2. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt slechts niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b of c, van de Wet indien de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan.
3. Bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste tot en met derde lid.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:18276 - Rechtbank Den Haag - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13525 - Rechtbank Den Haag - 11 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:11769 - Rechtbank Den Haag - 3 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16220 - Rechtbank Den Haag - 1 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12325 - Rechtbank Den Haag - 10 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13345 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4633 - Raad van State - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17790 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17723 - Interstatelijk vertrouwensbeginsel Roemenië: asielaanvraag terecht niet ontvankelijk verklaard - 26 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de minister een asielaanvraag terecht niet ontvankelijk heeft verklaard omdat de vreemdeling al internationale bescherming geniet in Roemenië. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Roemeense autoriteiten onverschillig zijn of dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op zeer verregaande materiële deprivatie.