Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 5. De verblijfsvergunning asiel
Paragraaf 1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
Artikel 3.106a

Artikel 3.106a

Laatste versie

1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt slechts niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b of c, van de Wet indien, naar het oordeel van Onze Minister, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, de vreemdeling in het betrokken derde land overeenkomstig de volgende beginselen zal worden behandeld:

a. het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, en b. er bestaat geen risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet, en c. het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag wordt nageleefd, en d. het verbod op verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in het internationaal recht, wordt nageleefd, en e. de mogelijkheid bestaat om om de vluchtelingenstatus te verzoeken en, indien hij als vluchteling wordt erkend, bescherming te ontvangen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag.

2. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt slechts niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b of c, van de Wet indien de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan.

3. Bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste tot en met derde lid.

Gerelateerde rechtspraak

Raad van State17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:740 - Raad van State - 21 februari 2024

ECLI:NL:RVS:2024:74021 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2023:4685 - Raad van State - 14 december 2023

ECLI:NL:RVS:2023:468514 december 2023Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:326 - Raad van State - 31 januari 2024

ECLI:NL:RVS:2024:32631 januari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:6809 - Rechtbank Den Haag - 25 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:680925 april 2024Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:11246 - Rechtbank Den Haag - 18 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1124618 juli 2024Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:13277 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1327717 juli 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:8586 - Rechtbank Den Haag - 3 juni 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:85863 juni 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:8233 - Rechtbank Den Haag - 28 mei 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:823328 mei 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:8396 - Rechtbank Den Haag - 30 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:839630 april 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2023:19843 - Rechtbank Den Haag - 13 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:1984313 december 2023Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak