Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummers: NL25.9859 en NL25.9861

V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2],

mede namens hun minderjarige zoon

V-nummer: [V-nummer 3], (gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),

en

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Eisers hebben op 19 april 2024 asielaanvragen voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de twee bestreden besluiten van 24 februari 2025 deze aanvragen in de verlengde procedure niet-onvankelijk verklaard.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.

De rechtbank heeft de beroepen op 21 mei 2025 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

De termijn voor het doen van een uitspraak is eenmaal verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [datum 1] 1984 en [datum 2] 1980. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij zijn geboren in Nagorno-Karabach. Zij hebben daar gewoond en gewerkt tot eind september 2023. Op 27 of 28 september 2023 zijn zij vanwege de oorlog gevlucht naar Armenië. In Armenië werden zij gediscrimineerd. Daarnaast ondervond eiser problemen op zijn werk. Vanwege die problemen hebben zij op 5 april 2024 Armenië verlaten.

2. Bij twee afzonderlijke besluiten van 12 juni 2024 heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. In de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 augustus 2024[1] zijn de daartegen door eisers ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd, en is verweerder opgedragen om opnieuw te beoordelen wat het land van herkomst is van eisers en of eisers vervolging te vrezen hebben in hun land van herkomst, dan wel of zij daar een reëel risico lopen op ernstige schade.

3. Verweerder heeft met de bestreden besluiten de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.[2] Verweerder is van oordeel dat Armenië voor eisers kan worden beschouwd als een veilig derde land. Hij overweegt daartoe dat eisers een zodanige band hebben met Armenië, dat het voor hen redelijk is om naar dat land te gaan. Verweerder stelt zich daarnaast op het standpunt dat het aannemelijk is dat eisers opnieuw tot Armenië worden toegelaten. De problemen die eisers hebben ondervonden op hun werk in Jerevan acht verweerder niet geloofwaardig. De discriminatie vanwege de herkomst van eisers uit Nagorno-Karabach acht verweerder deels geloofwaardig.

4. Eisers voeren hiertegen het volgende aan. Verweerder heeft niet met inachtneming van de uitspraak van 30 augustus 2024 een nieuwe beslissing op hun asielaanvragen genomen. Eisers hebben in hun zienswijze op rechtsoverweging 11 van die uitspraak verwezen. Eisers stellen dat zij in een verslechterde rechtspositie zijn gekomen door hun asielaanvragen alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. Eisers stellen vast dat verweerder in de besluiten overweegt dat het land van nationaliteit niet wordt getoetst. Verweerder handelt hiermee in strijd met de uitspraak. De besluiten behoren reeds hierom te worden vernietigd. Voorts stellen eisers dat verweerder, gelet op de uitspraak van de Afdeling[3] van 27 februari 2025[4], eerst expliciet een standpunt behoort in te nemen over hun land van herkomst en nationaliteit. De tegenwerping van het concept veilig derde land ‘impliceert’ immers dat eisers niet veilig kunnen terugkeren naar Nagorno-Karabach. Verder voeren eisers aan dat tegenwerping van Armenië als een veilig derde land niet meer mogelijk is, omdat verweerder hun asielaanvragen reeds inhoudelijk heeft beoordeeld. Eisers verwijzen hierbij naar artikel 38, derde lid, van de Procedurerichtlijn.[5] Voorts voeren eisers aan dat het beroep op de Duitse jurisprudentie in de zienswijze deel uitmaakt van de redelijkheidstoets. Subsidiair voeren eisers aan dat Armenië voor hen geen veilig derde land is. Zij stellen daarbij dat geen sprake is van een band met Armenië en dat zij geen toegang zullen krijgen tot Armenië. Uit de landeninformatie waarnaar eisers in hun zienswijze hebben verwezen blijkt dat sprake is van een zeer vijandige en discriminatoire houding van de Armeense autoriteiten en bevolking tegenover de vluchtelingen uit Nagorno-Karabach. Verweerder is daar onvoldoende gemotiveerd op ingegaan. Eisers stellen dat verweerder niet in voldoende mate en op inzichtelijke wijze gebruik heeft gemaakt van informatiebronnen in de zin van artikel 3.37e van het VV[6] om aannemelijk te maken dat Armenië een veilig derde land is. De landeninformatiebronnen waar verweerder middels een Armenië factsheet[7] naar verwijst, bevat geen informatie over de positie en situatie van de gevluchte etnische Armeniërs uit Nagorno-Karabach. Eisers stellen dat op verweerder een onderzoeksplicht rust. Tot slot voeren eisers aan dat in de besluiten niet, dan wel in onvoldoende mate een redelijkheidstoets heeft plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Beoordeling land van herkomst

5.  De rechtbank stelt vast dat de eerdere besluiten zijn vernietigd, waarna verweerder opnieuw naar de asielaanvragen van eisers heeft gekeken. Zoals blijkt uit de uitspraak van de rechtbank, staat het niet vast dat eisers de Armeense nationaliteit bezitten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de nieuwe beoordeling toetsing naar de situatie in het land van herkomst achterwege mocht laten en om te beoordelen of Armenië voor eisers een veilig derde land is, omdat eisers eerder in Armenië hebben verbleven. Hierbij gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder impliciet heeft aangenomen dat Nagorno-Karabach c.q. Azerbeidzjan geen veilig land van herkomst is voor eisers. In zoverre volgt de rechtbank het standpunt van eisers. Verweerder heeft dan ook voldaan aan de eerdere uitspraak van de rechtbank.

6. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw een aanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard als een derde land voor die vreemdeling als veilig derde land kan worden beschouwd. Anders dan bij veilige landen van herkomst, is hiervoor niet vereist dat verweerder een derde land aanwijst en opneemt in een lijst. Verweerder kan in een concreet geval beoordelen of een land voor de specifieke vreemdeling een veilig derde land is. Aan die tegenwerping moet gedegen onderzoek ten grondslag liggen. Uit dit onderzoek moet blijken dat een vreemdeling in het derde land overeenkomstig de beginselen, genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb[8] zal worden behandeld. Als verweerder aan de hand van zorgvuldig onderzoek deugdelijk heeft gemotiveerd dat een vreemdeling in het derde land volgens de hiervoor bedoelde beginselen wordt behandeld, kan hij dit slechts tegenwerpen indien die vreemdeling een zodanige band heeft met dat land dat het voor die vreemdeling redelijk zou zijn daar naartoe te gaan. Dit kan het geval zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond, maar kan ook worden afgeleid uit andere individuele omstandigheden, zoals het hebben van een partner of andere familie in dat land. Verweerder kan slechts tegenwerpen dat een derde land voor een specifieke vreemdeling een veilig derde land is, indien die vreemdeling wordt toegelaten tot dat land.

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers een zodanige band hebben met Armenië, dat het voor hen redelijk zou zijn om daar naartoe te gaan. Zij hebben in Armenië gewoond en gewerkt. Bovendien zijn eisers in bezit van reisdocumenten afgegeven door de Armeense autoriteiten en geldig tot 8 maart 2032. Daarnaast hebben eisers verklaard dat zij de Armeense etniciteit hebben, afkomstig uit Nagorno-Karabach. Ook heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat eisers Armeens staatsburgerschap kunnen aanvragen op basis van hun Armeense reisdocumenten en etniciteit. Gelet hierop heeft verweerder ook voldoende gemotiveerd dat eisers toegelaten zullen worden tot Armenië. Op basis van hun reisdocumenten zijn eisers eerder legaal in- en uitgereisd in Armenië en hebben eisers op basis van hun Armeense reisdocumenten een Grieks visum verkregen. Gelet hierop wordt voldaan aan de voorwaarde dat eisers toegang hebben tot Armenië.

8. Nu verweerder terecht heeft vastgesteld dat eisers een band hebben met Armenië en dat het aannemelijk is dat eisers worden toegelaten tot Armenië, moet verweerder volgens de jurisprudentie van de Afdeling inhoudelijk beoordelen wat de situatie is in Armenië. Uit artikel 3.37e van het VV volgt dat de beoordeling of een derde land een veilig derde land is, dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het EASO[9], de UNHCR[10], de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.

9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder Armenië ten onrechte heeft aangemerkt als veilig derde land voor eisers. Niet in geschil is dat eisers afkomstig zijn uit Nagorno-Karabach en dat zij op 27 of 28 september 2023 vanwege de oorlog zijn gevlucht naar Armenië. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder in de besluitvorming heeft verwezen naar een Armenië factsheet ter beoordeling of Armenië voor eisers als veilig derde land kan worden aangemerkt. Deze factsheet dateert van 28 december 2022. Uit de factsheet blijkt verder dat de onderzoekswerkzaamheden zijn afgesloten op 6 december 2022 en dat daarna verschenen informatie er niet in is verwerkt. Uit de factsheet blijkt dus niet wat de huidige situatie (sinds 6 december 2022) is van etnische Armeniërs uit Nagorno-Karabach. In september 2023 heeft immers een aanval door Azerbeidzjan op Nagorno-Karabach plaatsgevonden. Dit leidde tot een grote uitstroom van etnische Armeniërs uit Nagorno-Karabach, zoals ook eisers. Verder is door verweerder geloofwaardig geacht dat niet uitgesloten kan worden dat eisers zijn beledigd door andere Armeense burgers vanwege hun herkomst uit Nagorno-Karabach. Eisers hebben ook verklaard dat zij van de Armeense bevolking het verwijt kregen dat zij onvoldoende weerstand hebben geboden in Nagorno-Karabach tegen Azerbeidzjan. Hierbij hebben eisers verwezen naar verschillende nieuwsberichten. Dit suggereert dat na de oorlog de situatie in Armenië is verslechterd voor etnische Armeniërs uit Nagorno-Karabach. Gelet op de gedeelde bewijslast had verweerder moeten onderzoeken wat de huidige situatie is van etnische Armeniërs uit Nagorno-Karabach. Verweerder had daarbij de in artikel 3.37e van het VV genoemde informatiebronnen moeten raadplegen. Uit pagina vier van de Armenië factsheet blijkt ook dat verweerder TOELT[11] had kunnen inschakelen indien bepaalde gebeurtenissen, personen of organisaties niet in dit factsheet zijn genoemd. Niet is gebleken dat verweerder dit heeft gedaan. Verweerder had bijvoorbeeld ook een individueel ambtsbericht kunnen uitbrengen. Ook dit heeft verweerder nagelaten.

Conclusie

10. Verweerder heeft de aanvragen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn gegrond. De bestreden besluiten worden vernietigd omdat deze zijn gebaseerd op onvoldoende onderzoek en motivering. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.[12] Dit betekent dat eisers gelijk krijgen. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het ligt nu namelijk op de weg van verweerder om, met inachtneming van deze uitspraak, opnieuw te beoordelen of Armenië een veilig derde land is voor eisers. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.

11. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor twaalf weken.

12. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (twee samenhangende zaken, dus 1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart de beroepen gegrond;

  • vernietigt de bestreden besluiten van 24 februari 2025;

  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak

nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;

  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (

achttienhonderdenveertien euro) aan proceskosten aan eisers.

Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

ECLI:NL:RBDHA:2024:14000.

Vreemdelingenwet 2000.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

ECLI:NL:RVS:2025:724.

Richtlijn 2013/32/EU.

Voorschrift Vreemdelingen 2000.

Armenië factsheet: informatie ter beoordeling van ‘veilig derde land’ van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), 28 december 2022.

Vreemdelingenbesluit 2000.

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, tegenwoordig genaamd: EUAA (European Union Agency for Asylum).

United Nations High Commissioner for Refugees.

Het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal van verweerder.

Algemene wet bestuursrecht.


Voetnoten

ECLI:NL:RBDHA:2024:14000.

Vreemdelingenwet 2000.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

ECLI:NL:RVS:2025:724.

Richtlijn 2013/32/EU.

Voorschrift Vreemdelingen 2000.

Armenië factsheet: informatie ter beoordeling van ‘veilig derde land’ van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), 28 december 2022.

Vreemdelingenbesluit 2000.

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, tegenwoordig genaamd: EUAA (European Union Agency for Asylum).

United Nations High Commissioner for Refugees.

Het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal van verweerder.

Algemene wet bestuursrecht.