Burgerlijk Wetboek Boek 3

1. De rechter die ter zake van een vordering tot verdeling bevoegd zou zijn of voor wie een zodanige vordering reeds aanhangig is kan een deelgenoot op diens verzoek ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen machtigen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed. Indien een deelgenoot voor wie een te verkopen goed een bijzondere waarde heeft, bereid is het goed tegen vergoeding van de geschatte waarde over te nemen, kan de voormelde rechter deze overneming bevelen.

Dit lid bepaalt het volgende: De rechter die bevoegd zou zijn inzake een vordering tot verdeling, of de rechter voor wie een dergelijke vordering al in behandeling is (reeds aanhangig is), kan een deelgenoot op diens verzoek machtigen om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken. Deze machtiging kan worden verleend ten behoeve van de voldoening van een schuld die voor rekening van de gemeenschap komt, of om andere gewichtige redenen. Als een deelgenoot voor wie een te verkopen goed een bijzondere waarde heeft, bereid is dat goed over te nemen tegen vergoeding van de geschatte waarde, dan kan de eerdergenoemde rechter deze overneming bevelen.

2. De in lid 1 bedoelde rechter kan een deelgenoot op diens verzoek machtigen een gemeenschappelijk goed te bezwaren met een recht van pand of hypotheek tot zekerheid voor de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld die reeds bestaat of waarvan het aangaan geboden is voor het behoud van een goed der gemeenschap.

Dit lid stelt dat de rechter die in lid 1 is genoemd, een deelgenoot op diens verzoek kan machtigen om een gemeenschappelijk goed te bezwaren met een recht van pand of een recht van hypotheek. Deze bezwaring dient tot zekerheid voor de voldoening van een schuld die voor rekening van de gemeenschap komt en die reeds bestaat, of waarvan het aangaan geboden is voor het behoud van een goed van de gemeenschap.