ECLI:NL:RBROT:2025:10413 - Rechtbank Rotterdam - 1 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/684457 / FA RK 24-6154
Beschikking van 1 augustus 2025 over machtiging te gelde maken
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man, wonende te [woonplaats] , advocaat mr. R.A. Remport Urban te Maastricht-Airport.
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw, wonende te [woonplaats] , advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 juni 2025. Daarbij zijn verschenen:
1.3. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog het bericht van de man van 9 juli 2025 ontvangen. In dit bericht staat dat tussen partijen nog geen algehele overeenstemming tot stand is gekomen.
2 De vaststaande feiten
2.1. Partijen zijn ieder voor de helft eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning), welke woning is belast met een hypotheek bij de Rabobank (hierna: de bank). Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze hypotheekschuld.
2.2. Partijen wonen samen in de woning. Tot op heden is de woning niet te koop gezet of verkocht.
2.3. Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] in Tatabánya, Hongarije. De rechtbank van Tatabánya, Hongarije, heeft het huwelijk van partijen ontbonden door zijn beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan (onherroepelijk is geworden) op 25 mei 2023. Deze beslissing is niet in Nederland ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4. Partijen staan volgens de BRP sinds 22 juli 2011 ingeschreven in Nederland. Blijkens het vonnis van de rechtbank van Tatabánya, Hongarije, leven partijen sinds 29 oktober 2010 in Nederland.
2.5. Partijen hebben allebei de Hongaarse nationaliteit.
3 De beoordeling
Verzoeken
3.1. De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: I. overneming van het aandeel van de vrouw in de woning te bevelen tegen een aankoopwaarde van € 230.000,-; II. waarbij op het aandeel van de vrouw in de overwaarde een bedrag van € 21.062,52 in mindering wordt gebracht, zijnde de helft van de schuld aan Warmtefonds alsmede de kosten die de man in plaats van de vrouw betaald heeft; III. en tevens te bepalen dat de te geven beschikking in de plaats komt van de rechtshandelingen van de vrouw, waaronder de eigendomsoverdracht inclusief alle noodzakelijke toestemmingen zoals handtekeningen bij de door de man aan te wijzen notaris voor de levering van het aandeel van de vrouw aan hem.
3.2. De vrouw voert gemotiveerd verweer. Zij verzoekt primair:
- de verzoeken van de man af te wijzen;
en bij wijze van zelfstandig verzoek:
En subsidiair, bij wijze van zelfstandig verzoek:
- de man te bevelen zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en alle handelingen te verrichten die samenhangen met de verkoophandelingen van de woning, waaronder:
o samen met de vrouw een verkoopopdracht geven aan een samen gekozen makelaar; o invullen en ondertekenen van de door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop; o aanleveren van de door de makelaar verzochte documenten binnen vijf dagen na verzending door de makelaar; o leveren van een set sleutels aan de makelaar, binnen vijf dagen na ondertekenen verkoopopdracht / overeenkomst; o meewerken aan het bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, binnen twee weken na ondertekenen verkoopopdracht / overeenkomst; o meewerken aan geplande bezichtigingen; o zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging; o alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen verzochte termijnen; o het tekenen van de koopovereenkomst binnen twee weken na opmaak; o het meewerken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte binnen de door de koper verzochte termijn.
- de wijze van verdeling te gelasten bij verkoop van een woning aan een derde waarbij de hypotheek wordt ingelost met de verkoopprijs, de verkoopkosten worden voldaan en waarbij partijen de helft van de resterende overwaarde toekomt.
Machtiging te gelde maken
Rechtsmacht
3.3. Omdat partijen de Hongaarse nationaliteit hebben zal de rechtbank zich eerst ambtshalve uitlaten over de vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is ten aanzien van de verzoeken van de man onder I) en III). Daarbij is van belang te bepalen welk type verzoek is gedaan. Dit is nodig om de toepasselijke IPR-rechtsbron te kunnen bepalen.
3.4. Deze verzoeken van de man strekken tot een machtiging om de woning te kunnen verkopen met indeplaatsstelling door middel van de beschikking (reële executie). De man wil daarmee verdeling van de woning bewerkstelligen. De verzoeken strekkende tot reële executie schaart de rechtbank onder zakelijke rechten.
3.5. Geschillen over zakelijke rechten vallen onder de werking van artikel 24 lid 1 Brussel I bis Verordening. In dit artikel is bepaald dat, ongeacht de woonplaats van partijen, bij zakelijke rechten op onroerende goederen de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is bij uitsluiting bevoegd zijn. De Nederlandse rechter heeft ten aanzien van de verzoeken van de man onder I) en III) rechtsmacht, omdat de woning in Nederland ligt.
Toepasselijk recht
3.6. Er is geen internationale regeling die het toepasselijk recht aanwijst. Artikel 10:127 lid 1 BW bepaalt dat het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een zaak wordt beheerst door het recht van de staat op welk grondgebied de zaak zich bevindt. Daarom is op de verzoeken strekkende tot reële executie Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijk
3.7. Op grond van het bepaalde in artikel 3:174 lid 1 en 2 BW kan een partij – bij verzoekschrift – de rechtbank verzoeken om hem te machtigen om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken in verband met de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen. De noodzaak om tot een behoorlijke verdeling te geraken, hoe begrijpelijk die noodzaak op zichzelf ook kan zijn, kan volgens de wetgever uitdrukkelijk niet als een gewichtige reden in de zin van artikel 3:174 BW worden beschouwd. Wat de man ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht – namelijk dat hij uit de onverdeeldheid wil geraken – kan dan ook geen grond voor toewijzing van zijn verzoek zijn. Omdat er geen sprake is van een gewichtige reden zal de rechtbank de verzoeken van de man onder I) en III) afwijzen.
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
3.8. Gelet op de resterende verzoeken van partijen ligt aan de rechtbank allereerst de vraag voor of de beslissing van de rechtbank van Tatabánya, Hongarije inzake de ontbinding van het huwelijk van partijen voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
3.9. Op grond van artikel 10:57 BW wordt een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk of scheiding van tafel en bed in Nederland erkend, indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter of andere autoriteit en indien aan die rechter of andere autoriteit daartoe rechtsmacht toekwam. Op grond van artikel 10:59 BW wordt aan een in het buitenland tot stand gekomen ontbinding van het huwelijk erkenning onthouden indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
3.10. Uit de door de man overgelegde vertaling van het proces-verbaal en het vonnis volgt dat de Hongaarse rechter de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken op grond van duurzame ontwrichting. De Hongaarse rechter kwam rechtsmacht toe, omdat beide partijen de Hongaarse nationaliteit hebben. In Hongarije heeft verder een procedure op tegenspraak plaatsgevonden, waarbij de vrouw is bijgestaan door een advocaat. De Hongaarse echtscheidingsbeslissing kan in Nederland kan worden erkend, omdat sprake is geweest van een na behoorlijke rechtspleging verkregen beslissing en gesteld noch gebleken is dat erkenning kennelijk onverenigbaar met de openbare orde zou zijn.
Rechtsmach t
3.11. Niet in geschil is dat de Hongaarse rechtbank geen beslissing heeft genomen over de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime. Omdat de laatste gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevindt en partijen nog in Nederland verblijven, heeft de rechtbank rechtsmacht ten aanzien van het verzoek van de man onder II) en de zelfstandige verzoeken van de vrouw op grond van artikel 6 van de Verordening Huwelijksvermogensstelsels.
3.12. Er is wel een ander procedureel probleem. Procedures tot het (gelasten van de wijze van) verdelen van een woning en daarmee verband houdende verrekenvorderingen kunnen slechts worden ingeleid via een verzoekschrift als die verzoeken gedaan worden als nevenverzoek bij echtscheiding, zie artikel 827 Rv. Van een scheidingszaak is in dit geval geen sprake, zodat die weg niet openstaat. Het verzoek van de man onder II) en de zelfstandige verzoeken van de vrouw hadden dan ook bij dagvaarding moeten worden ingediend.
3.13. De rechtbank zal op grond van artikel 69 Rv bevelen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure bij de handelskamer van deze rechtbank. Partijen worden desgewenst in de gelegenheid gesteld hun stellingen aan de toepasselijke procesregels aan te passen.
4 De beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst af de verzoeken van de man onder I) en III);
4.2. beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure bij de handelskamer van deze rechtbank;
4.3. stelt partijen in de gelegenheid hun stellingen aan de toepasselijke regels voor de dagvaardingsprocedure aan te passen;
4.4. verwijst de zaak naar de rolzitting van de handelskamer van deze rechtbank van woensdag 27 augustus 2025;
4.5. verzoekt de griffier de processtukken en een afschrift van deze beschikking tijdig voor genoemde rolzitting te doen toekomen aan de griffier van de handelskamer.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat. Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.