Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5553 - Verkoop echtelijke woning na verstrijken termijn voor overname - 12 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:555312 september 2025

Essentie

De voorzieningenrechter oordeelt dat een vrouw moet meewerken aan de verkoop van de gezamenlijke woning. De in een eerdere beschikking overeengekomen termijn van twee jaar om de woning over te nemen is ruimschoots verstreken, waardoor het belang van de man bij verkoop zwaarder weegt.

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer: C/08/332463 / KG ZA 25-85

Vonnis in kort geding van 12 september 2025

in de zaak van

[de man], te [woonplaats 1], eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen: de man, advocaat: mr. A.S.M. Oude Breuil,

tegen

[de vrouw], te [woonplaats 2], gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen: de vrouw, advocaat: mr. W. Geersen-Janssen.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met producties,- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en eis in voorwaardelijke reconventie, met productie,- de mondelinge behandeling van 16 juni 2025, waar partijen, bijgestaan door hun advocaten zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt tijdens de mondelinge behandeling.

1.2. Aan het eind van de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn door de griffier vastgelegd en met partijen op 16 juni 2025 gedeeld in het DWD[1]. De afspraken luiden, kort gezegd:

  • De vrouw schakelt een NVM-makelaar in die een taxatie van de voormalige echtelijke woning[2] zal maken. De vrouw draagt de kosten van deze taxatie.

1.3. Bij bericht van 18 augustus 2025 heeft (de advocaat van) de vrouw de voorzieningenrechter geïnformeerd over de mogelijkheden om de woning en de daarop gevestigde hypothecaire lening over te nemen en op haar naam te krijgen. Daarbij zijn enkele stukken ingediend. In dit bericht wordt verzocht om de zaak voor een periode van zes weken aan te houden. De (advocaat van de) man heeft bij bericht van 21 augustus 2025 gereageerd op dit verzoek en de voorzieningenrechter meegedeeld dat daarmee niet wordt ingestemd.

1.4. Bij bericht van 21 augustus 2025 heeft de griffie van de rechtbank aan de (advocaten van) partijen meegedeeld dat de voorzieningenrechter het verzoek tot aanhouding niet honoreert en dat er op 12 september 2025 vonnis zal worden gewezen.

1.5. Na het bericht van de griffie van de rechtbank heeft de advocaat van de vrouw op 21 augustus 2025 nog een bericht met enkele producties geüpload in DWD. Bij bericht van 22 augustus 2025 heeft de griffie van de rechtbank aan de (advocaten van) partijen meegedeeld dat de voorzieningenrechter haar beslissing handhaaft en dat de aanvullende stukken niet bij de beoordeling worden betrokken.

2 Samenvatting

Partijen zijn gescheiden. Zij hebben nog een gezamenlijke woning, waar de vrouw met hun twee (op dit moment minderjarige) kinderen in woont. Uit een beschikking van deze rechtbank van 8 maart 2023 volgt dat partijen zijn overeengekomen dat de vrouw twee jaar de tijd krijgt om de woning en de daarop rustende hypothecaire lening over te nemen tegen een bepaalde waarde en dat als dat niet lukt de woning verkocht moet worden. De twee jaar zijn inmiddels verstreken, maar het is de vrouw nog niet gelukt om de financiering voor de woning rond te krijgen. De man vordert in deze procedure onder andere dat de vrouw veroordeeld wordt om mee te werken aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning en een machtiging om de woning zelf te kunnen verkopen voor het geval de vrouw dat nalaat. De vrouw voert verweer en stelt zich op het standpunt dat haar nog tijd moet worden gegund om te proberen de woning en de daarop rustende hypotheek op naam te verkrijgen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man grotendeels toe. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3 De feiten

3.1. Partijen zijn op 28 mei 2010 te Enschede met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij zijn ouders van twee (op dit moment minderjarige) kinderen.

3.2. Bij beschikking van deze rechtbank, locatie Almelo, van 31 oktober 2022[3] is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In deze beschikking heeft de rechtbank de beslissing met betrekking tot de verdeling aangehouden. De echtscheidingsbeschikking is op 1 december 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3.3. In de (verdelings)beschikking van 8 maart 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de huwelijksgoederen-gemeenschap. Met betrekking tot de woning is onder de beslissing van deze beschikking het volgende opgenomen:

In het geval de vrouw in staat is om de woning en de daarop rustende hypotheek over te nemen, zal de woning aan de vrouw worden toegescheiden. Tot en met 31 december 2022 heeft de man de hypotheeklasten van de woning voldaan. Vanaf 1 januari 2023 voldoet de vrouw de hypotheeklasten (rente en aflossing) van de echtelijke woning en alle overige bijkomende lasten. Uitgaande van een bindend getaxeerde waarde van € 225.000,- en een hypothecaire schuld van € 130.836,84 per 31 december 2022, bedraagt de overwaarde van de woning € 94.164,-. De helft van dit bedrag, € 47.082,-, komt toe aan de man. In de situatie dat de vrouw over twee jaar niet in staat blijkt te zijn om de echtelijke woning over te nemen, zal de woning worden verkocht, waarbij aan de man in ieder geval toekomt het bedrag van € 47.082,-. Mocht de woning na verloop van twee jaar meer in waarde zijn gestegen en meer waard zijn dan € 225.000,- dan heeft de man recht op de helft van de meerwaarde van dit bedrag. In dat geval dient er wel een verrekening plaats te vinden van de aflossingstermijnen (thans € 307,78 per maand) die de vrouw vanaf 1 januari 2023 voor haar rekening neemt.

3.4. De vrouw is met de kinderen in de woning blijven wonen. De vrouw ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet.

3.5. Bij e-mailbericht van 12 februari 2025 heeft (de advocaat van) de man (de advocaat van) de vrouw meegedeeld (kort gezegd) dat de woning thans verkocht moet worden en wordt de vrouw verzocht om binnen zeven dagen mee te delen of zij hieraan haar medewerking verleent.

3.6. Nadien hebben de (advocaten van) partijen met elkaar gecorrespondeerd.

4 Het geschil in conventie en in (deels voorwaardelijke) reconventie

4.1. Het door de man gevorderde in conventie strekt (heel kort gezegd) ertoe dat de vrouw wordt veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning (met bepaling dat de overwaarde wordt verdeeld) en de woning te ontruimen en ontruimd te houden (waarbij op specifieke onderdelen een dwangsom wordt gevorderd), met bepaling dat als de vrouw niet op eerste verzoek meewerkt aan de in het petitum van de dagvaarding (onder I en II) gevorderde (onderdelen ter zake de) medewerking aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning, de man wordt gemachtigd de handelingen te verrichten die leiden tot de verkoop en de verdeling van de netto-opbrengst van de woning, waaronder mede wordt verstaan de door de vrouw te verrichten handelingen. Ten slotte wordt gevorderd om de vrouw te veroordelen in de proceskosten.

4.2. De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

in reconventie: bepaalt dat de vrouw tenminste een periode van zes maanden de gelegenheid krijgt om de woning en de daarop gevestigde hypotheek over te nemen.

in voorwaardelijke reconventie: bepaalt dat de vrouw (primair) tenminste een 1 jaar, althans (subsidiair) een in goede justitie te bepalen termijn, de gelegenheid krijgt om vervangende woonruimte te verkrijgen.

4.3. Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5 De beoordeling

Procedureel

5.1. Van de zijde van de vrouw is op 16 juni 2025, voorafgaand aan de mondelinge behandeling een conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie en eis in voorwaardelijke reconventie, met een productie, ingediend. Van de zijde van de man is tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat er geen bezwaar bestaat tegen meenemen van de conclusie van antwoord (in conventie) en de ingediende productie bij de beoordeling. Anders ligt dit voor de eis in reconventie en de voorwaardelijke eis in reconventie. Deze zijn volgens de man te laat ingesteld.

5.2. Op grond van artikel 6.2 van het toepasselijk Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken moet een eis in reconventie uiterlijk 24 uur (één werkdag) voor de mondelinge behandeling aan de wederpartij en de kortgedingrechter worden gestuurd. Nu de eis in reconventie en de eis in voorwaardelijke reconventie pas enkele uren voor de mondelinge behandeling zijn geüpload in DWD is dit te laat en in strijd met de goede procesorde. De voorzieningenrechter zal de eis in reconventie en de voorwaardelijke eis in reconventie dan ook buiten beschouwing laten. De conclusie van antwoord (in conventie) en de overgelegde productie zullen wel bij de beoordeling worden betrokken, nu van de zijde van de man daartegen geen bezwaar bestaat.

5.3. Het voorgaande betekent dat dat wat hierna zal worden overwogen alleen betrekking heeft op het door de man in conventie gevorderde en het daartegen gevoerde verweer.

Spoedeisend belang

5.4. Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of de man bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. De vrouw heeft betwist dat de man spoedeisend belang heeft bij het door hem gevorderde.

5.5. Het spoedeisend belang van de man volgt naar het oordeel van de voorzieningen-rechter voldoende uit zijn stellingen. De in de beschikking van 8 maart 2023 genoemde termijn van twee jaar is op 8 maart 2025 verstreken, maar de vrouw is er tot op heden niet in geslaagd om de woning over te nemen en de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De man kan hierdoor niet beschikken over zijn aandeel in de overwaarde. De vrouw stelt weliswaar dat zij heeft voorgesteld om de overwaarde ten gunste van de man al aan hem te voldoen, maar, zoals de man ook naar voren heeft gebracht, blijft hij ook in dat geval (hoofdelijk) aansprakelijk voor de hypothecaire lening. Daardoor blijft de man beperkt in zijn mogelijkheden om een andere woning te kopen. Hij huurt nu noodgedwongen een woonruimte bij zijn ouders.

Medewerking aan verkoop en overdracht van de woning en de daarmee samenhangende vorderingen

5.6. Uit de beschikking van 8 maart 2023 volgt dat de vrouw twee jaar de tijd heeft gekregen om de woning over te nemen tegen een waarde van € 225.000,-, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de (hoofdelijke) aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Het is de vrouw echter niet gelukt om in die tijd de financiering voor de woning rond te krijgen en de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.

5.7. Zoals hiervoor al onder het procesverloop is opgenomen, hebben partijen aan het eind van de mondelinge behandeling afspraken gemaakt. Deze afspraken komen er feitelijk op neer dat de vrouw vanaf dat moment nog een termijn van (ongeveer) twee maanden heeft gekregen om de woning en de daarbij behorende hypothecaire lening over te nemen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw ook in die tijd daarin niet is geslaagd. Uit het bericht van de advocaat van de vrouw van 18 augustus 2025 en de daarbij overgelegde e-mailberichten kan ook niet worden afgeleid dat de ABN-AMRO bereid is om de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Uit deze stukken blijkt immers dat er nog de nodige stappen moeten worden ondernomen voordat ABN-AMRO deze vraag kan beantwoorden. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot verdere aanhouding, waarmee de man niet instemt, niet gehonoreerd.

5.8. Hoewel de voorzieningenrechter oog heeft voor de gezondheidssituatie van de vrouw en deze ingrijpend voor haar is, kan er niet aan voorbij worden gegaan dat, zoals de man ook naar voren heeft gebracht, de vrouw ten tijde van het uitspreken van de echtscheiding hier ook aandacht voor heeft gevraagd.[4] In de periode dat partijen afspraken hebben gemaakt over de (toedeling van de) woning was dit (dus) bekend. In zoverre is er dan ook geen sprake van een situatie die haar pas is overkomen nadat partijen afspraken hebben gemaakt, waarbij de voorzieningenrechter zich wel realiseert dat de gezondheids-situatie van de vrouw wisselend is (geweest), ook vanwege de ondergane operaties. Dat neemt echter niet weg dat partijen hebben afgesproken dat de vrouw twee jaar de tijd zou krijgen om de woning en de daarop rustende hypothecaire lening over te nemen. Dat is een (relatief) lange periode. Bovendien hebben partijen destijds ook afgesproken dat de woning zou worden verkocht als het de vrouw niet zou lukken binnen twee jaar. De vrouw was dus bekend met de consequenties als de woning niet aan haar zou kunnen worden toegedeeld.

5.9. De vrouw stelt dat zij meerdere keren contact heeft gehad met ABN-AMRO en de gemeente, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat de overgelegde stukken dateren van na 8 maart 2025. Niet is gebleken dat de vrouw direct of kort na de beschikking van 8 maart 2023 of in ieder geval ruim voor 8 maart 2025 concreet actie(s) heeft ondernomen om de woning en de hypothecaire lening over te nemen, terwijl dit wel van haar verwacht mocht worden. Zo zij daartoe, gezien haar gezondheidssituatie, niet zelf in staat was, had zij zich kunnen laten bijstaan door familie/derden. Dat de vrouw stelt dat zij in de afgelopen twee jaar geprobeerd heeft werk te vinden, maar dat dit nog geen resultaat heeft gehad maakt het voorgaande niet anders.

5.10. Gelet op het vorenstaande staat geenszins vast dat de vrouw (financieel) in staat is om de woning en de bijbehorende hypothecaire lening (op zeer korte termijn) over te nemen. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de man bij verkoop van de woning zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij behoud van de woning. Van de man kan niet worden verlangd dat de onverdeeldheid langer zal duren, terwijl het onzeker is of de vrouw in staat zal zijn om de woning over te nemen en de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vrouw heeft met de overeengekomen twee jaar, en de aanvullende afspraken waardoor zij feitelijk tot 18 augustus 2025, dus bijna tweeëneenhalf jaar, ruimschoots de tijd gehad om de financiering van de woning te regelen. Dat haar dit niet is gelukt is, moet voor haar rekening en risico blijven.

5.11. Het voorgaande brengt met zich dat de woning moet worden verkocht conform de beschikking van 8 maart 2023. De vrouw zal worden veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning, waarbij de voorzieningenrechter aanleiding ziet om (voor zover nodig als het mindere van het gevorderde) het volgende te bepalen:

a. de man zal binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis per brief van zijn advocaat drie NVM-makelaars met als werkgebied (mede) Enschede voorstellen aan de advocaat van de vrouw, waarna de vrouw de mogelijkheid heeft om één van deze makelaars te kiezen die de verkoop van de woning ter hand zal nemen, welke keuze zij uiterlijk binnen één week na ontvangst van de brief van de advocaat van de man per brief van haar advocaat aan de advocaat van de man kenbaar moet maken; indien de vrouw haar keuze niet binnen voornoemde termijn kenbaar maakt, staat het de man vrij om zelf een NVM-makelaar met als werkgebied (mede) Enschede aan te wijzen;

b. binnen één week nadat de vrouw haar keuze heeft bekendgemaakt aan de advocaat van de man of binnen één week nadat de man een NVM-makelaar heeft aangewezen omdat de vrouw haar keuze niet (tijdig) kenbaar heeft gemaakt aan de advocaat van de man, moet de vrouw haar medewerking verlenen aan de opdracht aan de makelaar om de woning te verkopen, waarbij de makelaar op basis van zijn vakmanschap een reële marktconforme vraag- en verkoopprijs (en eventuele bijstelling daarvan) vaststelt;

c. indien door de makelaar een koper is gevonden, moet de vrouw binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de makelaar haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking verlenen aan de verkoop van de woning;

d. nadat de koopovereenkomst is ondertekend, moet de vrouw - onder de voorwaarde dat de notaris die met de eigendomsoverdracht/levering van de woning is belast haar daartoe tenminste één week voor het door hem vastgestelde tijdstip voor de ondertekening van de notariële akte van levering van de woning schriftelijk heeft uitgenodigd en bij deze uitnodiging het ontwerp van de notariële akte van levering en de afrekening heeft gevoegd - uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip volledig en onvoorwaardelijk haar medewerking verlenen aan de eigendomsoverdracht/levering van de woning bij de notaris,

e. bij de verkoop en eigendomsoverdracht/levering van de woning moet rekening worden gehouden met een leveringstermijn van tenminste drie maanden.

5.12. De bepaling onder (a.) wordt opgenomen omdat de vrouw niet instemt met het door de man in de dagvaarding vermelde Makelaarskantoor Vera Welker. De voorzieningen-rechter zal niet zelf een onafhankelijke makelaar aanwijzen, zoals de vrouw wenst. Los van de omstandigheid dat een kort geding zich daarvoor naar het oordeel van de voorzieningen-rechter niet goed leent, zijn het partijen die aan de makelaar de opdracht moeten verlenen en de kosten van de makelaar moeten betalen. Door de opgenomen bepaling hebben partijen nog (enige) invloed op de in te schakelen makelaar en kunnen zij ook rekening houden met het kostenaspect. De bepaling staat er overigens niet aan in de weg dat partijen gezamenlijk tot een keuze van een makelaar komen. De voorzieningenrechter geeft partijen dit (onder andere vanuit een het oogpunt van de kosten) in overweging omdat er (mogelijk) al één of meerdere makelaars betrokken zijn geweest in het kader van een taxatie/waardering van de woning.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om (voorshands) een “vanaf vraagprijs” van € 311.000, te hanteren, zoals door de man gevorderd. Het is aan de makelaar om een reële marktconforme vraag- en verkoopprijs (en eventuele bijstelling daarvan) vast te stellen.

5.13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de verkoop en levering van de woning rekening moet worden gehouden met een leveringstermijn van ten minste drie maanden (bepaling onder e). Zij overweegt dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt er belang bij te hebben dat zij niet op een korte termijn wordt verplicht de woning te verlaten. Daarbij wordt haar gezondheidssituatie in aanmerking genomen. Bovendien woont zij samen met de minderjarige kinderen van partijen in de woning. Een termijn van drie maanden doet enerzijds recht aan de situatie van de vrouw en is anderzijds niet zodanig lang dat daardoor (potentiële) kopers zullen worden afgeschrikt. De vrouw stelt weliswaar dat zij thans geen vooruitzicht heeft op een vervangende woonruimte, maar zij heeft dit niet (voldoende) geconcretiseerd en onderbouwd. Met drie maanden acht de voorzieningen-rechter het aannemelijk dat de vrouw en de kinderen voldoende tijd te hebben om elders geschikte woonruimte te vinden.

5.14. De voorzieningenrechter zal de vrouw, als bewoonster van de woning, daarnaast veroordelen de instructies/adviezen van de makelaar om (feitelijk) tot verkoop van de woning te komen, op te volgen. Daarbij valt te denken aan de gelegenheid bieden om foto’s en een omschrijving van de woning te maken, het verkoop-klaar/toonbaar maken van de woning, tuin, ondergrond en toebehoren en de gelegenheid bieden aan de makelaar om de woning te bezichtigen met potentiële kopers (door onder andere de sleutels af te geven). De makelaar moet (een) bezichtiging(en) wel tenminste 48 uur van tevoren per e-mailbericht aankondigen bij de vrouw en haar advocaat. Het is gebruikelijk dat een eigenaar van de woning (in dit geval de man en de vrouw) niet aanwezig is tijdens een bezichtiging. In dit geval is dat ook niet wenselijk, zodat het gevorderde op dat onderdeel zal worden toegewezen, zij het dat zal worden bepaald dat de vrouw uiterlijk één uur voor een bezichtiging de woning moet hebben verlaten. De in dat verband gevorderde dwangsom door de man zal ook worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden beperkt en gemaximeerd op een wijze zoals in de beslissing is verwoord.

Machtiging op grond van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW)

5.15. Voor het geval de vrouw nalaat om haar medewerking aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning te verlenen, zal de voorzieningenrechter de man machtigen om zelfstandig al datgene te bewerkstelligen dat leidt tot verkoop en eigendomsoverdracht van de woning. De voorzieningenrechter ziet daarbij wel aanleiding te bepalen dat de makelaar, een reële marktconforme vraag- en verkoopprijs zal moeten vaststellen en dat bij de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning rekening moet worden gehouden met een leveringstermijn van ten minste drie maanden.

De opbrengst van de woning

5.16. Het gevorderde onder I. sub f en V. in het petitum van de dagvaarding ziet op de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning en het door de vrouw (kort gezegd) medewerking verlenen aan deze verdeling door samen met de man daartoe opdracht te geven aan de notaris, zodat hij deze verdeling tot stand kan brengen.

5.17. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil dat van de opbrengst van de woning (waarbij rekening is gehouden met de hypothecaire schuld in die zin dat dat deze in mindering is gebracht) aan de man in ieder geval toekomt het bedrag van € 47.082,- en dat de meerwaarde van de opbrengst boven het bedrag van € 225.000,- bij helfte moet worden verdeeld tussen partijen, waarbij in dat laatste geval wel een verrekening moet plaatsvinden van de aflossingstermijnen (thans € 307,78 per maand) die de vrouw vanaf 1 januari 2023 voor haar rekening neemt (conform de beschikking van 8 maart 2023). De voorzieningenrechter acht het redelijk en billijk dat de kosten die worden gemaakt voor de verkoop en levering van de woning (waaronder de kosten van de makelaar en notaris) bij helfte worden gedragen door de man en de vrouw. Gesteld noch gebleken is dat partijen daarover andere afspraken hebben gemaakt.

5.18. Nu er geen geschil bestaat tussen partijen over de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het gevorderde onder I. sub f in het petitum van de dagvaarding afzonderlijk toe te wijzen. Het voorgaande betekent dat het gevorderde onder V. in het petitum van de dagvaarding op na te melden wijze zal worden toegewezen.

De vordering op grond van artikel 3:300 BW

5.19. Met het gevorderde onder II. in het petitum van de dagvaarding doet de man een beroep op artikel 3:300 BW. Omdat er al ruim twee jaar geen of weinig concrete stappen zijn ondernomen door de vrouw om de woning en de hypothecaire lening over te nemen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om op grond van artikel 3:300 BW te bepalen dat, als de vrouw niet meewerkt aan de verkoop en levering van de woning, dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw die nodig is voor het op advies van de makelaar accepteren van een bod op de woning, de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte. De voorzieningenrechter verbindt hieraan de voorwaarde dat de verkoop-overeenkomst en de notariële akte geen bepalingen mogen hebben die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de makelaar en/of de notaris ten overstaan van wie de betreffende akte gepasseerd wordt. Deze vordering van de man zal dan ook op na te melden wijze worden toegewezen.

De gevorderde ontruiming

5.20. De gevorderde veroordeling van de vrouw tot ontruiming van de woning zal ook worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter een termijn zal hanteren van uiterlijk zeven dagen voor levering van de woning. Een langere termijn zou naar het oordeel van de voorzieningenrechter te veel afbreuk doen aan de leveringstermijn van tenminste drie maanden waarmee bij de verkoop en eigendomsoverdracht rekening moet worden gehouden (zie rechtsoverwegingen 5.11, 5.13 en 5.15).

5.21. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) overbodig is.

5.22. De door de man in dat kader gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming heeft de man reeds een titel om zelf, via de weg van reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan. De man heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is.

Proceskosten

5.23. In hetgeen de man naar voren heeft gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in familierechtelijke zaken de kosten worden gecompenseerd. Omdat partijen gehuwd zijn geweest en dit geschil daarmee verband houdt, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6 De beslissing

De voorzieningenrechter

6.1. veroordeelt de vrouw om haar medewerking aan de verkoop en eigendoms-overdracht van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] (hierna: de woning) aan (een) derde(n) te verlenen, met inachtneming van het navolgende:

a. de man zal binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis per brief van zijn advocaat drie NVM-makelaars met als werkgebied (mede) Enschede voorstellen aan de advocaat van de vrouw, waarna de vrouw de mogelijkheid heeft om één van deze makelaars te kiezen die de verkoop van de woning ter hand zal nemen, welke keuze zij uiterlijk binnen één week na ontvangst van de brief van de advocaat van de man per brief van haar advocaat aan de advocaat van de man kenbaar moet maken; indien de vrouw haar keuze niet binnen voornoemde termijn kenbaar maakt, staat het de man vrij om zelf een NVM-makelaar met als werkgebied (mede) Enschede aan te wijzen;

b. binnen één week nadat de vrouw haar keuze heeft bekendgemaakt aan de advocaat van de man of binnen één week nadat de man een NVM-makelaar heeft aangewezen omdat de vrouw haar keuze niet (tijdig) kenbaar heeft gemaakt aan de advocaat van de man, moet de vrouw haar medewerking verlenen aan de opdracht aan de makelaar om de woning te verkopen, waarbij de makelaar op basis van zijn vakmanschap een reële marktconforme vraag- en verkoopprijs (en eventuele bijstelling daarvan) vaststelt;

c. indien door de makelaar een koper is gevonden, moet de vrouw binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de makelaar haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking verlenen aan de verkoop van de woning;

d. nadat de koopovereenkomst is ondertekend, moet de vrouw - onder de voorwaarde dat de notaris die met de eigendomsoverdracht/levering van de woning is belast haar daartoe tenminste één week voor het door hem vastgestelde tijdstip voor de ondertekening van de notariële akte van levering van de woning schriftelijk heeft uitgenodigd en bij deze uitnodiging het ontwerp van de notariële akte van levering en de afrekening heeft gevoegd - uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip volledig en onvoorwaardelijk haar medewerking verlenen aan de eigendomsoverdracht/levering van de woning bij de notaris,

e. bij de verkoop en eigendomsoverdracht/levering van de woning moet rekening worden gehouden met een leveringstermijn van tenminste drie maanden;

6.2. veroordeelt de vrouw, als bewoonster van de woning, daarnaast de instructies/ adviezen van de makelaar om (feitelijk) tot verkoop van de woning te komen, op te volgen, waarbij te denken valt aan de gelegenheid bieden om foto’s en een omschrijving van de woning te maken, het verkoop-klaar/toonbaar maken van de woning, tuin, ondergrond en toebehoren en de gelegenheid bieden aan de makelaar om de woning te bezichtigen met potentiële kopers (zie ook dictumonderdeel 6.3., waarin nadere bepalingen/voorwaarden zijn opgenomen met betrekking tot het bezichtigen van de woning);

6.3. bepaalt dat de vrouw niet aanwezig mag zijn bij de bezichtiging(en) van de woning door potentiële kopers met de makelaar en dat de vrouw uiterlijk één (1) uur voor aanvang van een bezichtiging de woning moet hebben verlaten en de sleutels ter beschikking moet hebben gesteld aan de makelaar, onder de voorwaarde dat een bezichtiging minimaal 48 uur voor het moment van de bezichtiging wordt aangekondigd per e-mailbericht aan de vrouw en haar advocaat;

6.4. veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat zij niet aan het bepaalde in dictumonderdeel 6.3. voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;

6.5. machtigt de man om zelfstandig al datgene te bewerkstelligen dat leidt tot verkoop eigendomsoverdracht van de woning tegen een door de makelaar te bepalen marktconforme prijs en met inachtneming van een leveringstermijn van tenminste drie maanden als de vrouw weigerachtig is aan het in dictumonderdeel 6.1. bepaalde te voldoen;

6.6. bepaalt dat, in geval de vrouw de in het dictumonderdeel 6.1. opgedragen medewerking aan verkoop en levering van de woning niet (volledig) verleent, dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw die nodig is voor het op advies van de makelaar accepteren van een bod op de woning, de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte, mits die verkoopovereen-komst en/of notariële akte geen bepalingen inhoudt/inhouden die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de betreffende makelaar en/of de notaris ten overstaan van wie de betreffende akte gepasseerd wordt;

6.7. bepaalt dat van de verkoopopbrengst na aftrek van de (resterende) hypothecaire schuld bij de ABN-AMRO alsmede na aftrek van alle kosten verband houdende met de verkoop en levering van de woning (waaronder begrepen makelaarskosten en notariskosten) aan de man een bedrag van € 47.082,- toekomt en dat de dan nog resterende verkoopopbrengst/ overwaarde bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld, met dien verstande dat er in dat geval wel een verrekening moet plaatsvinden van de aflossingstermijnen die de vrouw vanaf 1 januari 2023 voor haar rekening neemt, een en ander conform de beschikking van 8 maart 2023;

6.8. veroordeelt de vrouw tot ontruiming en ontruimd houden van de woning met inlevering van alle sleutels van de woning uiterlijk zeven dagen voor de levering van de woning;

6.9. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.10. compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

6.11. wijst af het meer over anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.

Het digitaal werkdossier.

Deze woning is gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). Partijen zijn samen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van deze woning.

Deze beschikking is geregistreerd onder de zaaknummers C/08/275251 / ES RK 21-7449 (echtscheiding) en C/08/285323 / ES RK 22/4532 (verdeling).

Zie randnummer 6.38 en verder en randnummer 7.5 van de beschikking van 31 oktober 2022.


Voetnoten

Het digitaal werkdossier.

Deze woning is gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). Partijen zijn samen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van deze woning.

Deze beschikking is geregistreerd onder de zaaknummers C/08/275251 / ES RK 21-7449 (echtscheiding) en C/08/285323 / ES RK 22/4532 (verdeling).

Zie randnummer 6.38 en verder en randnummer 7.5 van de beschikking van 31 oktober 2022.