ECLI:NL:RVS:2025:4558 - Afwijzing snelheidsverlaging vernietigd wegens ondeugdelijke motivering - 24 september 2025
Uitspraak
Essentie
De Raad van State oordeelt dat een besluit tot afwijzing van een snelheidsverlaging ondeugdelijk gemotiveerd is. Het college baseerde zich op een niet-representatieve verkeerstelling en negeerde ten onrechte de eerdere opdracht van de rechtbank om relevante omstandigheden, zoals het doodlopende karakter van de weg, te betrekken.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
202403951/1/A2.
Datum uitspraak: 24 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Vereniging Park Midzomer (hierna: de vereniging), gevestigd in Diever, gemeente Westerveld,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2024 in zaak nr. 23/824 in het geding tussen:
de vereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Westerveld.
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2021 heeft het college het verzoek van de vereniging om met een verkeersbesluit de maximumsnelheid op een gedeelte van de Doldersummerweg in Diever te verlagen naar 30 km/u afgewezen.
Bij besluit van 27 december 2022 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vereniging ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 februari 2025, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en het college, vertegenwoordigd door J. van Meijeren en mr. J.G. Knoll, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Langs de wijk Midzomer in Diever loopt de Doldersummerweg. Dit is een geasfalteerde weg voor gemengd gebruik die doodloopt en overgaat in een fietspad. De vereniging wenst met het oog op de verkeersveiligheid dat op het gedeelte van de Doldersummerweg, vanaf de afslag van de N855, de maximumsnelheid wordt verlaagd naar 30 km/u. De reden hiervoor is dat de weg grenst aan een camping en wordt gebruikt door voetgangers en kleine kinderen. Bovendien is de snelheid in de aanliggende wijk Midzomer ook 30 km/u.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Besluitvorming
3. Het college heeft het verzoek bij besluit van 4 november 2021 afgewezen. Het college heeft deze afwijzing bij besluit op bezwaar van 29 maart 2022 gehandhaafd. De vereniging heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en bij mondelinge uitspraak van 16 september 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft overwogen dat het college in het besluit op bezwaar ten onrechte een advies van de adviescommissie heeft overgenomen waarin geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het college opgedragen bij het nieuwe besluit op bezwaar de verkeersintensiteit van de weg en de omstandigheid dat de weg doodloopt te betrekken alsook een advies van de korpschef in te winnen.
4. Bij besluit op bezwaar van 27 december 2022 heeft het college het bezwaar van de vereniging opnieuw ongegrond verklaard. Het college heeft in dit besluit het standpunt gehandhaafd dat het geen maximumsnelheid van 30 km/u op de Doldersummerweg wil invoeren, omdat deze weg buiten de bebouwde kom ligt en snelheidsverlagingen naar 30 km/u alleen binnen de bebouwde kom worden toegepast. Het college heeft verder aan het besluit ten grondslag gelegd dat het plaatsen van een verkeersbord met daarop een snelheidslimiet van 30 km/u slechts schijnveiligheid inhoudt en niet zonder meer leidt tot een lager gereden snelheid. Ook heeft het college een negatief advies van 1 december 2022 van de korpschef in het besluit betrokken. In dit advies heeft de korpschef uiteengezet dat zonder fysieke aanpassingen aan de weg de maximumsnelheid voor de politie niet handhaafbaar is.
Uitspraak van de rechtbank
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college tot de conclusie mocht komen dat een verlaging van de maximumsnelheid naar 30 km/u niet is vereist ter verzekering van de veiligheid op de weg of ter bescherming van weggebruikers en passagiers. De rechtbank heeft overwogen dat het college op basis van objectieve gegevens, zoals de ongevallen registratie, het advies van de korpschef en de verkeerstelling, deugdelijk heeft onderbouwd dat deze belangen niet in het geding zijn bij een maximumsnelheid van 60 km/u op de Doldersummerweg. Ook heeft het college zijn standpunt naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd door aan te geven dat de weg wat betreft uitstraling en omgevingskenmerken gelijk is aan andere wegen in de gemeente Westerveld waar ook een snelheidslimiet van 60 km/u geldt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vereniging geen objectieve gegevens overgelegd waaruit het tegendeel blijkt, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college de belangen van het verzekeren van de veiligheid op de weg en het beschermen van weggebruikers op onjuiste wijze heeft meegenomen in zijn belangenafweging. De rechtbank is verder van oordeel dat de vereniging ten aanzien van de verrichte verkeersmeting geen andere verkeersmeting heeft overgelegd en niet met andere objectieve gegevens onderbouwt dat de verkeerssituatie in de lente en zomer zodanig verschilt ten opzichte van de gemeten periode. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college ook gelet hierop kunnen komen tot handhaven van de nu geldende maximumsnelheid van 60 km/uur. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de Visie Duurzaam Veilig Wegverkeer 2018-2030 (hierna: de Visie) geen onderdeel uitmaakt van het Gemeentelijk verkeer en Vervoer plan en het college niet gehouden is aan de daarin genoemde uitgangspunten.
Hoger beroep
6. De vereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college deugdelijk onderbouwd heeft waarom het verlagen van de maximumsnelheid naar 30 km/u niet is vereist ter bescherming van - kort gezegd - de verkeersveiligheid.
De vereniging voert aan dat het college zijn besluit op een niet-representatieve verkeerstelling baseert. Zo is de telling uitgevoerd in de periode tussen 23 november en 7 december 2022. Dit is een periode dat de camping is gesloten en het fiets- en wandelverkeer bijna nihil is. Ook geldt de telling alleen ten aanzien van motorvoertuigen, terwijl met name fiets- en wandelverkeer op de Doldersummerweg in de zomer intensief is.
Verder voert de vereniging aan dat het advies van de korpschef, waar het college zijn besluit op baseert, gebrekkig is. Zo heeft de politie dit advies uitgebracht zonder kennis van de verkeerstelling, waaruit blijkt dat 85% van de auto’s niet 60 km/u rijdt maar 30 km/u. Vooral bezorgdiensten rijden onverantwoord hoge snelheden, aldus de vereniging. Dat de politie stelt niet te zullen handhaven bij een snelheidslimiet van 30 km/u, vormt geen reden om geen snelheidslimiet van 30 km/u in te stellen voor deze weg. Volgens de vereniging maakt de omstandigheid dat er geen ongevallen hebben plaatsgevonden op de Doldersummerweg ook geen voldoende motivering voor het standpunt van het college dat de noodzaak voor het verlagen van de maximumsnelheid ontbreekt. Gangbaar is om in verkeersveiligheidsstudies uit te gaan van een risico-analyse en niet (alleen) van ongevallenstatistieken. Volgens de vereniging heeft zij genoeg objectieve argumenten ingebracht om aan te tonen dat het goed voor de verkeersveiligheid zou zijn om deze 400 meter doodlopende weg op 30 km/u te zetten, zoals in de rest van de wijk. Dat geen sprake is van geregistreerde ongevallen doet hier niet aan af.
Bovendien miskent de rechtbank dat het college zich niet houdt aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Het concept Duurzaam Veilig geeft duidelijk richtlijnen om in het geval van de Doldersummerweg een maximum snelheid van 30 km/u vast te stellen.
Tot slot stelt de vereniging dat de rechtbank voorbij gaat aan het feit dat het een doodlopende weg betreft. Dit zou volgens de vereniging wel moeten worden meegenomen in de besluitvorming omdat dit betekent dat het college in de besluitvorming geen rekening hoeft te houden met de doorstroming van het gemotoriseerd verkeer. Al het verkeer op de Doldersummerweg is bestemmingsverkeer naar de rest van de wijk, de camping of de parkeerplaats voor wandelaars.
6.1. Vaststaat dat de verkeerstelling is uitgevoerd in de rustige wintermaanden, namelijk in de periode 23 november 2022 tot en met 7 december 2022, waarin de camping is gesloten. Bovendien zijn andere verkeersdeelnemers, zoals fietsers en voetgangers, niet in de verkeerstelling meegenomen. Het college heeft, ook op de zitting, niet kunnen toelichten dat de verkeerstelling, met de gekozen opzet en telperiode, een representatief beeld geeft van de verkeerssituatie op de Doldersummerweg en waarom deze opzet en telperiode zijn gekozen. De vereniging heeft daarentegen aannemelijk gemaakt dat de verkeerstelling niet representatief is, omdat juist de groep fietsers en voetgangers in de drukke lente- en zomermaanden in combinatie met automobilisten van belang is voor een adequate inschatting van de verkeersveiligheid. De Afdeling is daarom van oordeel dat het college de verkeerstelling niet aan het besluit ten grondslag heeft kunnen leggen.
6.2. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat buiten de bebouwde kom in beginsel geen 30 km/u-zones worden ingesteld. Maar de woonwijk die grenst aan de Doldersummerweg ligt buiten de bebouwde kom, en kent wel een snelheidslimiet van 30 km/u. Het college heeft op de zitting niet kunnen toelichten waarom die woonwijk wel een 30 km/u-zone is maar de direct daaraan grenzende Doldersummerweg niet, terwijl daar de camping en ook woningen liggen met een uitrit op de Doldersummerweg. Het besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd.
6.3. Daarnaast betoogt de vereniging terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de omstandigheid dat de Doldersummerweg doodloopt, niet heeft betrokken in het tweede besluit op bezwaar van 27 december 2022. Daarvoor overweegt de Afdeling als volgt.
In de mondelinge uitspraak van 16 september 2022 heeft de rechtbank uitdrukkelijk overwogen dat het college, naast de verkeersintensiteit van de weg, ook de omstandigheid moet betrekken dat de Doldersummerweg doodloopt. Het college heeft zich in het besluit van 27 december 2022 op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat de Doldersummerweg een doodlopende weg is, geen rol speelt bij de afweging welk snelheidsregime op deze weg geldt. Daarmee heeft het college een onjuiste invulling gegeven aan de door de rechtbank bij de uitspraak van 16 september 2022 gegeven opdracht. Het besluit is daarom op dit punt onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft dit in de uitspraak van 17 mei 2024 niet onderkend.
6.4. Het betoog slaagt.
Conclusie
7. Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling zal de aangevallen uitspraak vernietigen. De Afdeling zal doen wat de rechtbank had moeten doen en het beroep tegen het besluit van 27 december 2022 gegrond verklaren. Dat besluit wordt wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd. Dit betekent dat het college met inachtneming van deze uitspraak opnieuw moet beslissen op het bezwaar van de vereniging. Daarvoor zal de Afdeling een termijn stellen. Het college zal bij dit nieuwe besluit opnieuw moeten beoordelen of de snelheidslimiet op de Doldersummerweg moet worden aangepast van 60 km/u naar 30 km/u. Daarbij zal het college een nieuwe, representatieve verkeerstelling moeten uitvoeren. Ook zal het college bij de besluitvorming moeten betrekken dat de Doldersummerweg een doodlopende weg buiten de bebouwde kom is. Verder dient het college te motiveren waarom de Doldersummerweg geen maximumsnelheid van 30 km/u kent terwijl de aan deze weg grenzende woonwijk wel een 30 km/u-zone is, zowel de weg als de woonwijk buiten de bebouwde kom liggen, en aan de weg ook woningen liggen die een uitrit hierop hebben.
8. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
9. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2024 in zaak nr. LEE 23/824;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westerveld van 27 december 2022, kenmerk 328830;
V. draagt het college van burgemeester en wethouders van Westerveld op om binnen acht maanden na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI. bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westerveld tot vergoeding van bij [gemachtigde B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 67,01;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Westerveld aan de Vereniging Park Midzomer het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 559,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025
705-972
BIJLAGE
Wettelijk kader
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2
- De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
[…]
[…]
Artikel 15
- De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
[…]
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.