ECLI:NL:RVS:2025:4154 - Raad van State - 3 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
202404529/3/R2.
Datum uitspraak: 3 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend in Roosendaal,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend in Roosendaal,
appellanten,
en
1. de raad van de gemeente Roosendaal,
2. het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "De Meeten 2" vastgesteld.
Bij besluit van 26 juni 2024 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan Cloetta Holland B.V. voor het oprichten van een snoepfabriek op het perceel gelegen in het gebied tussen de Rucphensebaan en het Spectrum in Roosendaal.
Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
Cloetta Holland B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 2 april 2025 heeft het college de omgevingsvergunning die was verleend op 26 juni 2024 ingetrokken.
[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen, de raad en het college, en Cloetta Holland B.V. hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
Het ontwerpplan is op 28 augustus 2023 ter inzage gelegd en de aanvraag voor de omgevingsvergunning is op 14 april 2023 gedaan. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo, zoals die golden vóór 1 januari 2024 van toepassing blijven.
2. De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van de artikelen 3.30 en 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Voor de mogelijkheid van beroep worden op grond van artikel 8.3, eerste lid, van de Wro de besluiten die tegelijk bekend zijn gemaakt als één besluit aangemerkt. Het plan en de vergunning zijn op 28 juni 2024 bekendgemaakt.
3. Op 2 april 2025 heeft het college de omgevingsvergunning van 26 juni 2024 ingetrokken, nadat Cloetta Holland B.V. het college op 18 maart 2025 had bericht dat zij geen gebruik meer zou maken van de vergunning. Bij brief van 1 mei 2025 hebben de raad en het college dit aan de Afdeling meegedeeld en de Afdeling verzocht om het bestemmingsplan "De Meeten 2" te vernietigen. Omdat de omgevingsvergunning één-op-één is ingepast in het bestemmingsplan, is volgens hen het bestemmingsplan niet meer uitvoerbaar.
4. De Afdeling merkt het besluit van 2 april 2025 aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. De beroepen dienen te worden geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
5. [appellant sub 2] en anderen hebben bij brief van 28 mei 2025 laten weten dat zij met het intrekkingsbesluit kunnen instemmen, omdat daarmee geen omgevingsvergunning meer bestaat voor de snoepfabriek. Zij stemmen ook in met het door het college en de raad gedane verzoek van 1 mei 2025 om het besluit van de raad van 16 mei 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Meeten 2" te vernietigen.
6. De reacties van [appellant sub 1] en anderen op het nader besluit van 5 mei 2025 en van 19 mei 2025 luiden anders en zijn gericht op enkele passages in het intrekkingsbesluit. Zij kunnen zich niet in de mogelijkheid vinden dat vermeld staat dat het intrekkingsbesluit voor bezwaar en beroep vatbaar is en ook niet dat vermeld staat dat voor nieuwe werkzaamheden een nieuwe aanvraag kan worden ingediend. Deze vermeldingen moeten volgens hen uit het besluit worden gehaald. Volgens hen moet het intrekkingsbesluit niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn en moet er geen mogelijkheid bestaan voor het indienen van een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning door Cloetta Holland B.V.
6.1. De Afdeling overweegt dat deze vermeldingen in het besluit van het college geen deel uitmaken van het besluit, maar verwijzen naar de regels over rechtsbescherming en het doen van aanvragen in de Awb. In dit besluit over een specifieke omgevingsvergunning, kunnen deze regels uit de Awb niet buiten werking worden gesteld. In zoverre treffen de betogen dus geen doel.
Verder stellen [appellant sub 1] en anderen dat de omgevingsvergunning niet kan vervallen of door het college kan worden ingetrokken los van het bestemmingsplan waarmee deze vergunning gecoördineerd is voorbereid. Hierover overweegt de Afdeling dat de Wet ruimtelijke ordening, noch de Awb aan de intrekking van een omgevingsvergunning in de weg staat nadat de vergunninghouder het bevoegd gezag heeft bericht dat van de vergunning geen gebruik meer zal worden gemaakt, los van wat het bestemmingsplan bepaalt. In dit verband wijst de Afdeling erop dat het bestuursorgaan dat de omgevingsvergunning heeft verleend en bevoegd is tot intrekking van die omgevingsvergunning een ander is dan het bestuursorgaan dat het bestemmingsplan heeft vastgesteld. Het betoog slaagt niet.
6.2. De Afdeling stelt vast dat materieel gezien alle partijen in deze zaak zich op het standpunt stellen dat de omgevingsvergunning niet in stand moet blijven. Dat blijkt uit het volgende.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen hebben beroep ingesteld met als oogmerk om de omgevingsvergunning te laten vernietigen door de Afdeling.
[appellant sub 2] en anderen hebben bij de hiervoor genoemde brief van 28 mei 2025 laten weten dat zij met het intrekkingsbesluit kunnen instemmen, omdat daarmee geen omgevingsvergunning meer bestaat voor de snoepfabriek.
Cloetta Holland B.V., de houder van de vergunning, heeft bij brief van 2 mei 2025, vermeld zich aan te sluiten bij de brief van het college en de raad van 1 mei 2025.
6.3. Gelet op het voorgaande zijn naar het oordeel van de Afdeling de met toepassing van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege ontstane beroepen tegen het besluit van 2 april 2025 over de intrekking van de omgevingsvergunning kennelijk ongegrond.
Dit heeft tot gevolg dat de omgevingsvergunning voor de snoepfabriek is en blijft ingetrokken, zodat er geen procesbelang meer bestaat bij de beroepen tegen de omgevingsvergunning zelf. Die beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Zoals verder blijkt uit de brief van 1 mei 2025, heeft de raad zich inmiddels gelet op de intrekking van de omgevingsvergunning op een ander standpunt gesteld over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en verzoekt ook de raad om vernietiging van dit plan. Cloetta Holland B.V. heeft zich aangesloten bij dit verzoek.
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit van de raad van 16 mei 2024 waarbij het bestemmingsplan werd vastgesteld in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De beroepen hiertegen zijn kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen in hun reacties verzoeken dat de Afdeling vaststelt dat voor de percelen aan De Meeten 2 een bestemming geldt voor bedrijvigheid met (maximaal) milieucategorie 1 en 2, overweegt de Afdeling dat een dergelijk verzoek gaat over een eventueel nieuw bestemmingsplan dat in deze zaak niet aan de orde is en daarom buiten de omvang van het geding valt.
8. Deze uitspraak betekent het volgende voor de besluiten in deze zaak. De van rechtswege ontstane beroepen tegen de intrekking van de omgevingsvergunning zijn ongegrond, zodat deze intrekking onherroepelijk wordt. Dit betekent dat er geen omgevingsvergunning meer is voor het oprichten van de snoepfabriek waar het in deze zaak over gaat.
Het bestemmingsplan waarmee de snoepfabriek op de locatie De Meeten 2 mogelijk word gemaakt en waarmee een bestaande locatie van het bedrijf snoepfabriek aan de Spoorstraat 51 in Roosendaal werd wegbestemd wordt vernietigd, zodat de voorgaande planologische regimes weer gelden.
Hiermee is deze procedure afgesloten. Gelet hierop ziet de Afdeling ook geen aanleiding om de STAB te vragen om deze zaak verder te behandelen, zoals [appellant sub 1] en anderen verzoeken.
9. De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen de gevolgen van deze uitspraak voor het bestemmingsplan binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening.
10. De raad het en het college moeten de proceskosten vergoeden van [appellant sub 2] en anderen in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De raad het en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden van de andere partijen: bij [appellant sub 1] en anderen is niet gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en voor Cloetta Holland B.V. geldt dat de bestuursorganen geheel tegemoet zijn gekomen aan hun verzoeken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal van 2 april 2025 tot intrekking van de omgevingsvergunning met registratienummer 2023-001444 voor het oprichten van een snoepfabriek op de locatie tussen de Rucphensebaan en het Spectrum in Roosendaal ongegrond;
II. verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het besluit van het college van 26 juni 2024 tot verlening van omgevingsvergunning voor het oprichten van een snoepfabriek op de locatie tussen de Rucphensebaan en het Spectrum in Roosendaal met registratienummer 2023-001444, niet-ontvankelijk;
III. verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Meeten 2" gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 16 mei 2024 van de raad van de gemeente Roosendaal, waarbij het bestemmingsplan "De Meeten 2" is vastgesteld;
V. draagt de raad van de gemeente Roosendaal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel IV wordt verwerkt op de landelijke voorziening;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Roosendaal, ieder voor de helft tot vergoeding van bij [appellant sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1360,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders en de raad van Roosendaal ieder voor de helft aan [appellant sub 2] en anderen het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en aan [appellant sub 1] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025
723
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
-
Verzet moet schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak worden gedaan.
-
In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met wat er in deze uitspraak staat.
-
Als de indiener over het verzet door de Afdeling wil worden gehoord, moet dit in het verzetschrift worden gevraagd. De zitting gaat dan alleen over de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak waartegen uw verzet is gericht.