Uitspraak inhoud

202202336/1/A3.

Datum uitspraak: 13 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Stichting Viruswaarheid.nl (thans: Stichting voor Waarheid; hierna: de Stichting), gevestigd in Rotterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 maart 2022 in zaak nr. 21/317 in het geding tussen:

de Stichting

en

de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden (hierna: de voorzitter).

Procesverloop

Bij besluiten van 19 juni 2020 en 26 juni 2020 heeft de voorzitter de demonstraties verboden.

Bij besluit van 10 december 2020 heeft de voorzitter het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 maart 2022 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld.

De voorzitter heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Stichting heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 7 mei 2025, waar de Stichting, via videoverbinding vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.S. Pols, rechtsbijstandverlener in Vogelenzang, en de voorzitter, vertegenwoordigd door mr. J.V. de Kort en mr. B.S. Jaasma, advocaten in Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De Stichting heeft kennisgevingen gedaan voor demonstraties op het Malieveld in Den Haag op 21 juni 2020 en 28 juni 2020. De demonstraties waren gericht tegen de maatregelen van de regering rondom het coronavirus. De voorzitter heeft de demonstraties op grond van artikel 5 van de Wet openbare manifestaties (hierna: Wom) verboden ter bescherming van de volksgezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden. Volgens de voorzitter was het door de grote verwachte opkomst onwaarschijnlijk dat de demonstranten de vereiste 1,5 m afstand zouden kunnen bewaren. Ook vond de voorzitter het aannemelijk dat verschillende groepen naar de demonstraties zouden komen die in het verleden voor wanordelijkheden hebben gezorgd. Ondanks het demonstratieverbod zijn op 21 juni 2020 ongeveer 4000 personen en op 28 juni enkele honderden personen naar het Malieveld gegaan. De voorzitter heeft op 21 juni alsnog toestemming voor een demonstratie van een half uur gegeven, omdat de toeloop naar het Malieveld niet kon worden gestopt en het volgens hem mogelijk was voor de demonstranten om 1,5 m afstand te houden.

Uitspraak van de rechtbank

2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorzitter de demonstraties kon verbieden ter bescherming van de volksgezondheid. De voorzitter mocht zijn besluitvorming baseren op rapporten en conclusies van het Outbreak Management Team (hierna: OMT), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM), de Wereldgezondheidsorganisatie (hierna: WHO) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (hierna: ECDE). De Stichting heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de voorzitter de stand van de wetenschap en praktijk omtrent het COVID-19 virus onjuist heeft begrepen. Verder is de door de voorzitter vereiste 1,5 m afstand evenredig met het beoogde doel de volksgezondheid te beschermen, aldus de rechtbank.

COVID-19 crisis

3.       Voorafgaand aan het bespreken van de hogerberoepsgronden benadrukt de Afdeling dat de besluiten zijn genomen tijdens de COVID-19 crisis, in een uitzonderlijke situatie die daarvan het gevolg was. Dit was een lastige en onzekere tijd voor de Nederlandse samenleving. Dat gold niet alleen voor burgers en organisaties zoals de Stichting, maar ook voor bestuursorganen - zoals de voorzitter - die zich voor de moeilijke taak gesteld zagen om de COVID-19 crisis te bestrijden en in dat kader vaak onder tijdsdruk lastige afwegingen te maken en ingrijpende besluiten te nemen die burgers en ondernemers sterk raakten.

Hoger beroep

Was de voorzitter bevoegd de demonstraties te verbieden?

4.       De Afdeling neemt kennis van alle betogen van de Stichting en beperkt zich tot de kern. De Stichting betoogt dat de voorzitter de demonstraties niet mocht verbieden. Hij heeft ten onrechte een gewijzigd demonstratieregime gehanteerd waar demonstraties te gemakkelijk worden verboden, aldus de Stichting.

4.1.    In de Wom staan bevoegdheden van de burgemeester om beperkingen aan demonstraties te stellen. Deze bevoegdheden van de burgemeester gaan op grond van artikel 39, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) naar de regiovoorzitter over, in het geval van een ramp of crisis die de gemeente overstijgen of als ernstige vrees daarvoor bestaat. Artikel 5, eerste lid, van de Wom geeft de voorzitter de bevoegdheid om voorschriften en beperkingen te stellen aan een demonstratie of om een verbod op te leggen. Artikel 2 van de Wom noemt de doelen waarvoor die bevoegdheid ingezet mag worden: ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding van wanordelijkheden.

4.2.    De voorzitter heeft de besluiten van 19 en 26 juni 2020 gebaseerd op de hierboven genoemde artikelen van de Wom en Wvr. Hij heeft zich niet op een uitzonderingstoestand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden beroepen. Anders dan de Stichting betoogt, is daarom niet van belang dat geen noodtoestand als bedoeld in die wet was afgekondigd.

4.3.    De Afdeling is van oordeel dat de voorzitter bevoegd was de demonstraties te verbieden. De voorzitter kon redelijkerwijs bepalen dat de in artikel 2 van de Wom genoemde belangen - de bescherming van de volksgezondheid en de voorkoming van wanordelijkheden - hier aan de orde waren. Het standpunt van de Stichting dat de voorzitter discriminerend heeft opgetreden door demonstraties tegen het coronabeleid als hoog risico in te schatten, volgt de Afdeling niet. De voorzitter heeft zijn besluiten op de volgende omstandigheden gebaseerd.

4.4.    Het was de voorzitter uit informatie van de politie bekend dat verschillende groepen aanwezig zouden zijn bij de demonstraties. Bij eerdere demonstraties waren met deze groepen wanordelijkheden ontstaan. De voorzitter mocht dit meewegen bij zijn beoordeling of bij deze nieuwe demonstraties wanordelijkheden zouden ontstaan. Daar komt bij dat de voorzitter op 14 juni 2020 ook een kennisgeving van een andere organisator voor een demonstratie bij de Hofvijver in Den Haag ontving voor hetzelfde tijdstip op 21 juni 2020. Daar werden 100.000 mensen verwacht. De demonstratie van de Stichting van 21 juni 2020 is in wanordelijkheden ontaard, met 425 arrestaties als gevolg. De voorzitter mocht hier voor zijn verbod van de demonstratie van 28 juni 2020 veel gewicht aan hechten.

4.5.    Verder kon de voorzitter zich redelijkerwijs op het standpunt stellen dat bij beide demonstraties de volksgezondheid in het geding was, omdat het niet mogelijk zou zijn voor de demonstranten om 1,5 m afstand te houden. De ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie en Veiligheid hebben naar aanleiding van adviezen van onder andere het OMT aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s de opdracht gegeven noodverordeningen op te stellen met onder andere een verbod op samenkomsten. De aanwijzingen van de minister(s) vonden plaats omdat het coronavirus was aangemerkt als behorende tot groep A van de infectieziektes, als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Wet publieke gezondheid. Eén van de belangrijkste voorschriften uit de noodverordening was dat mensen 1,5 m afstand van elkaar moesten houden om verspreiding van het coronavirus te voorkomen. De noodverordening is niet, zoals de Stichting stelt, de wettelijke basis voor de verboden, maar is door de voorzitter meegewogen in zijn beoordeling of de demonstraties de volksgezondheid in gevaar konden brengen. De voorzitter mocht zich voor zijn oordeel dat de volksgezondheid in geding was baseren op het advies van deskundigen, waaronder het OMT. Op basis van de aan hem beschikbare informatie achtte de voorzitter het waarschijnlijk dat bij de demonstratie van 21 juni 2020 ten minste 10.000 personen en bij de demonstratie van 28 juni 2020 tussen de 20.000 en 50.000 personen aanwezig zouden zijn. Bij de demonstraties zouden ook diverse bekende sprekers aanwezig zijn en artiesten op podia optreden. De voorzitter heeft aannemelijk gemaakt dat het onder deze omstandigheden onwaarschijnlijk was dat de demonstranten 1,5 m afstand konden houden. Het betoog slaagt niet.

Mocht de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid de demonstraties te verbieden?

5.       De Stichting betoogt dat de inperking van het demonstratierecht hier onvoldoende is gemotiveerd en niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 11 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Voor het verbieden van demonstraties gelden hogere eisen dan het stellen van beperkingen. De voorzitter had hier met een minder ingrijpend maatregel kunnen volstaan. Daarnaast heeft de voorzitter volgens de Stichting onvoldoende onderbouwd waarom 1,5 m afstand een effectieve maatregel is en heeft hij onvoldoende gemotiveerd waarom nieuwe besmettingen tot een overbelasting van de zorg en ic-capaciteit zouden leiden. Het is daarnaast niet evenredig om vele mensen te verbieden te demonstreren om zo slechts een enkele besmetting te voorkomen. Uit de BLM-demonstratie van 2 juni 2020 en demonstraties in Berlijn in augustus 2020 blijkt dat demonstraties niet veel besmettingen opleveren, aldus de Stichting.

5.1.    Zoals onder 4.3 tot en met 4.5 is overwogen, was de voorzitter bevoegd de demonstraties te verbieden in het belang van de volksgezondheid en het voorkomen van wanordelijkheden. Door de demonstraties te verbieden heeft de voorzitter het in artikel 9, eerste lid, van de Grondwet en artikel 11 van het EVRM gegarandeerde recht tot vergadering en betoging beperkt. Het recht op vergadering en betoging is een grondrecht, wat betekent dat de voorzitter deugdelijk moet motiveren dat het verbieden van de demonstraties hier een noodzakelijk en evenwichtig middel was.

5.2.    De Afdeling is van oordeel dat de voorzitter op basis van de aan hem beschikbare informatie redelijkerwijs kon concluderen dat het verbinden van voorschriften aan de demonstraties hier onvoldoende zou zijn om de mogelijke wanordelijkheden en gevaren voor de volksgezondheid te voorkomen. De Afdeling overweegt daarover het volgende.

5.3.    De politie Eenheid Den Haag heeft vanaf 10 juni 2020 met de Stichting gesprekken gevoerd over de beoogde demonstraties om de mogelijke gevaren in kaart te brengen. De politie heeft aan de voorzitter medegedeeld dat de Stichting wisselende berichten gaf over de verwachte opkomst en optredende artiesten. Uit informatie van de politie volgde dat verschillende groepen bij de demonstraties werden verwacht, waaronder groepen die bij eerdere demonstraties voor wanordelijkheden hebben gezorgd. Ook zou een andere demonstratie plaatsvinden op 21 juni 2020, waar naar verwachting 100.000 mensen aanwezig zouden zijn. Daarnaast zouden bij de demonstraties verschillende sprekers komen en bekende artiesten optreden, waar mogelijk veel mensen op af zouden komen. De voorzitter heeft toegelicht dat voor grote evenementen meestal een uitgebreide procedure wordt gevolgd, waarbij de organisator plannen dient op te stellen op het gebied van beveiliging, ‘crowd control’, mobiliteit en sanitair. De kennisgeving voor de demonstratie op 21 juni 2020 is gedaan op 10 juni en de kennisgeving voor de demonstratie op 28 juni 2020 is gedaan op 24 juni. Hierdoor had de voorzitter weinig tijd de nodige veiligheids- en gezondheidsmaatregelen te treffen. Uit eerdere ervaringen met demonstraties van de Stichting wist de voorzitter bovendien dat de Stichting zich niet altijd houdt aan de voorschriften van de demonstratie of de opdrachten van de politie. Op 21 juni 2020 heeft [gemachtigde] namens de Stichting, nadat de demonstraties waren verboden, in een filmpje op Twitter gezegd niet te zullen demonstreren, maar dat "we [je] niet kunnen tegenhouden op de zondag". Het was door de omvang van de demonstraties, de beperkte tijd om veiligheidsmaatregelen te treffen, de aanwezigheid van mogelijk opruiende groepen en de aanzuigende werking van bekende artiesten aannemelijk dat onvoldoende politiecapaciteit beschikbaar zou zijn. Gelet op het voorgaande was het verbieden van de demonstraties een noodzakelijk middel om de mogelijke wanordelijkheden en gevaren voor de volksgezondheid te voorkomen. Het verbieden van de demonstraties was daarnaast een evenwichtig middel om het in de Wom vermelde belang van de volksgezondheid te waarborgen. De voorzitter mocht zich daarbij baseren op de adviezen van deskundigen, waaronder het OMT, waaruit bleek dat 1,5 m afstand nodig was om besmettingen te voorkomen. De voorzitter heeft voldoende toegelicht dat het onwaarschijnlijk was dat de demonstranten deze afstand konden behouden. Het betoog slaagt niet.

5.4.    De Stichting heeft de Afdeling verzocht voormalig burgemeester Johan Remkes, voormalig politiechef Paul van Musscher en officier van justitie Zwinkels als getuigen op te roepen. De Afdeling ziet geen aanleiding deze personen als getuigen te horen, omdat dit redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak (zie artikel 8:63, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). De voormalig burgemeester was op het moment van het besluit van 19 juni 2020 de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden. De voorzitter is op de zitting bij de Afdeling vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, zodat het oproepen van de voormalig burgemeester redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De overige functionarissen hebben de voorzitter wel inlichtingen verstrekt maar zijn niet rechtstreeks bij de besluitvorming betrokken geweest.

Slotsom

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

7.       De voorzitter hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.C. Bus, griffier.

w.g. Drop

voorzitter

w.g. Bus

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025

1013