Artikel 11. Vrijheid van vergadering en vereniging (Vrijheid van vergadering en vereniging)
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
Dit artikelonderdeel stelt dat elke persoon het recht heeft op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging. Dit omvat (met inbegrip van) het recht om samen met anderen vakverenigingen op te richten en zich aan te sluiten bij vakverenigingen ter bescherming van zijn of haar belangen.
2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.
- in het belang van de nationale veiligheid,
- de openbare veiligheid,
- het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten,
- voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden,
- of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Verder stelt dit artikel dat het niet verboden is om rechtmatige beperkingen op te leggen aan de uitoefening van deze rechten door specifieke groepen, namelijk leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.