Uitspraak inhoud

202405123/1/A2.

Datum uitspraak: 13 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend in [woonplaats] (Frankrijk),

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 26 juni 2024 in zaak nr. 23/4793 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Belastingdienst/Toeslagen (nu en hierna: de Dienst Toeslagen).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2023 heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag van [appellante] voor het jaar 2023 opnieuw berekend en op € 0,00 vastgesteld.

Bij besluit van 6 september 2023 heeft de Dienst Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 juni 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

Bij besluit van 24 juni 2025 heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag van [appellante] voor het jaar 2023 opnieuw berekend en op € 1.596,00 vastgesteld.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 30 juni 2025, waar [appellante], vergezeld door haar zoon, via een videoverbinding, en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellante] woont sinds 2005 in Frankrijk. Bij besluit van 28 december 2022 heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag voor [appellante] voor 2023 vastgesteld op € 1.596,00. Op 13 mei 2023 heeft de Dienst Toeslagen een melding van Vecozo gekregen dat [appellante] per 1 januari 2021 geen verzekerde meer is in de zin van de Wet op de zorgtoeslag. Dit heeft geleid tot het besluit van 23 juni 2023. Verder heeft de Dienst Toeslagen [appellante] op 1 juni 2023 laten weten dat zij € 798,00 aan teveel ontvangen voorschotten zorgtoeslag over 2023 moet terugbetalen. De Dienst Toeslagen heeft in aanmerking genomen dat [appellante] mogelijk alsnog recht op zorgtoeslag heeft. Daarvoor is een registratie als verdragsgerechtigde bij het Centraal Administratie Kantoor (hierna: het CAK) van belang. [appellante] was echter niet als zodanig geregistreerd. De Dienst Toeslagen heeft verder op zitting bij de rechtbank bevestigd dat de ten onrechte betaalde voorschotten tot en met 2021 niet worden teruggevorderd omdat die jaren fiscaal afgerond zijn. In de door [appellante] aangevoerde omstandigheden heeft de Dienst Toeslagen geen aanleiding gezien om de terugvordering voor het overige geheel of gedeeltelijk te matigen.

2.       Op 29 januari 2025 heeft de Dienst Toeslagen een melding ontvangen dat [appellante] met terugwerkende kracht als verdragsgerechtigde is geregistreerd door het CAK. Naar aanleiding hiervan heeft de Dienst Toeslagen het recht op zorgtoeslag opnieuw berekend en bij besluit van 24 juni 2025 vastgesteld op € 1.596,00. [appellante] hoeft niets terug te betalen en krijgt de resterende € 798,00 aan zorgtoeslag uitbetaald.

Beoordeling van het hoger beroep

3.       De uitspraak van de rechtbank ziet op het beroep van [appellante] tegen het besluit op bezwaar van 6 september 2023, waarin het besluit van 23 juni 2023 is gehandhaafd. Uit rechtsoverweging 2 volgt dat het besluit van 6 september 2023 door de Dienst Toeslagen is vervangen door het besluit van 24 juni 2025. Daarom heeft [appellante] geen belang meer bij een uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank over het besluit van 6 september 2023.

3.1.    Het hoger beroep is niet‑ontvankelijk.

3.2.    De Dienst Toeslagen heeft op de zitting toegezegd het door [appellante] betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep aan haar te vergoeden.

Het besluit van 24 juni 2025

4.       De Afdeling stelt naar aanleiding van wat op de zitting is besproken vast dat het [appellante] niet gaat om de in het besluit van 24 juni 2025 vastgestelde zorgtoeslag. Met het besluit van 24 juni 2025 is de Dienst Toeslagen aan het bezwaar van [appellante] tegemoetgekomen. Ook de terugvordering over 2023 van € 798,00 is komen te vervallen.

4.1.    Gelet op artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), is er, vanwege het ontbreken van belang daarbij, geen beroep van rechtswege ontstaan tegen het besluit van 24 juni 2025.

Verzoek om schadevergoeding

5.       [appellante] vraagt om schadevergoeding. Zij betoogt dat het aan haar inzet te danken is dat de registraties bij het CAK en het Franse equivalent daarvan zijn gecorrigeerd. Dit heeft haar veel stress gegeven. Zij noemt in dit verband de mentale aantijgingen door medewerkers aan de telefoon, die, naar haar zeggen, alles beter weten. Zij stelt hierdoor kosten te hebben moeten maken voor extra medicatie. Ook noemt zij een bedrag aan onkosten en de onkosten van het telefoneren en postzegels.

5.1.    De Afdeling kan zich voorstellen dat [appellante] veel stress heeft ondervonden. Dit neemt niet weg dat, nu het besluit van 24 juni 2025 is genomen na correctie van de registraties bij het CAK en het Franse equivalent daarvan, niet vaststaat dat de eerdere besluitvorming onrechtmatig was. De Afdeling wijst het verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb daarom af.

6.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;

II.       wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.

w.g. Drop

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. De Vink

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025

154-1043