Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 23/10587

uitspraak van 12 september 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Joosen,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.

1.1. Het UWV heeft met het besluit van 2 februari 2023 (primair besluit) geweigerd per 1 december 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.

Met het bestreden besluit van 14 september 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is de weigering van de WIA-uitkering in stand gelaten.

1.2. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde. Namens het UWV was niemand aanwezig, omdat geen uitnodiging was ontvangen. Het onderzoek ter zitting is geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen te reageren op het aanvullend beroepschrift en hetgeen ter zitting is besproken.

1.4. Het onderzoek is per brief van 27 juni 2025 gesloten.

1.5. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid beroep 2. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiseres ontvankelijk is in haar beroep.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken[1]. Deze termijn gaat in op de dag nadat het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt[2]. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen, of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen[3].

Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als die overschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook als sprake is van een andere reden die tot die overschrijding heeft geleid. Bij de beoordeling of hiervan sprake is worden alle omstandigheden van het geval in hun samenhang bezien.

Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.[4]

2.1. Het bestreden besluit is van 14 september 2023. In dit geval liep de termijn voor het indienen van beroep van 15 september 2023 tot en met 26 oktober 2023. Eiseres heeft zelf op 27 oktober 2023 om 11:37 uur digitaal beroep ingesteld. Eiseres heeft op de zitting erkend dat zij het besluit heeft ontvangen en dat zij één dag te laat beroep heeft ingesteld.

2.2. Eiseres stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die haar hebben verhinderd om tijdig beroep in te stellen. Zij wijst op haar dossier, waaruit blijkt dat zij onder meer kampt met ernstige vermoeidheidsklachten en hoofdpijnklachten en concentratieproblemen als gevolg van postcovid. Hierdoor overziet zij zaken niet en dat is de reden dat zij het beroep te laat heeft ingesteld. Eiseres is vanuit deze positie tijdens ziekte geconfronteerd met administratieve verplichtingen met financiële consequenties. Onder deze omstandigheden en in dit specifieke geval is er volgens eiseres sprake van geringe verwijtbaarheid aan haar zijde. Gelet op de recente rechtspraak vindt eiseres dat zij in haar beroep ontvankelijk moet worden verklaard. Het beroep is door haar zelf ingesteld en daarbij is sprake van een slechts zeer geringe termijnoverschrijding.

2.3. Gelet op hetgeen eiseres heeft aangevoerd bestaat er aanleiding haar het voordeel van de twijfel te geven. Daarbij betrekt de rechtbank dat zij geen rechtsbijstand of andere ondersteuning had, er in dit geval slechts sprake is van een zeer beperkte termijnoverschrijding en het een twee partijengeschil betreft. De rechtbank acht de termijnoverschrijding verschoonbaar.

Inhoudelijke beoordeling

  1. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 1 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.

  1. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 1 december 2021.

Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.1. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.2. Eiseres is werkzaam geweest als telefoniste klantenservice. Voor dat werk is zij op 2 december 2019 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten.

De medische beoordeling 5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts (mede ondertekend door een verzekeringsarts) en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.

5.1. De primaire arts heeft eiseres op 3 mei 2022 op het spreekuur gezien en psychisch onderzocht en heeft daarnaast dossieronderzoek verricht. In de rapportage van 26 september 2022 wordt vermeld dat sprake is van plausibele postcovidklachten. Eiseres claimt verminderde energetische mogelijkheden en ongeschiktheid voor zware fysieke inspanningen. De bevindingen zijn objectief, consistent en reproduceerbaar. Er zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. Daarnaast is een urenbeperking aangenomen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 september 2022.

5.2. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht, was aanwezig bij de hoorzitting op 22 augustus 2023 en heeft aansluitend eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. In de rapportage van 22 augustus 2023 staat vermeld dat eiseres in bezwaar medische informatie heeft ingebracht (een brief van de longarts d.d. 28 juli 2021), maar dat de primaire verzekeringsarts al is uitgegaan van de gestelde diagnose en op de hoogte was van het behandelvoorstel. Eiseres is van mening dat de klachten zouden moeten leiden tot meer en/of zwaardere beperkingen, maar objectieve argumenten om deze aan te nemen ontbreken. Daarnaast is het volgens de verzekeringsarts b&b niet uitgesloten dat ook andere factoren dan medische een rol spelen bij het ervaren van klachten (zoals bijvoorbeeld voortschrijdende deconditionering). Er is geen sprake van een situatie van het volledig ontbreken van arbeidsmogelijkheden. Verder vindt de verzekeringsarts b&b dat de primaire arts in voldoende mate rekening heeft gehouden met de klachten van eiseres bij het opstellen van de beperkingen voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte. Eiseres is ADL[5]-zelfstandig, verricht huishoudelijke taken en werkte 24 uur per week. Daarom komt ook de verzekeringsarts b&b tot de conclusie dat eiseres is aangewezen op werk waarin geen zware fysieke inspanning wordt gevergd, en waarbij stressvolle energievergende situaties worden vermeden. Er is bij eiseres ten slotte ook geen medische noodzaak om een zwaardere urenbeperking aan te nemen. Er is al een gedeeltelijke urenbeperking (5 uur per dag, 22 uur per week) aangenomen die passend is.

Het standpunt van eiseres

5.3. Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij niet hersteld is. Zij is niet in staat om een baan te nemen buitenshuis.

In het aanvullend beroepschrift stelt de gemachtigde van eiseres namens haar dat zij in verband met haar klachten begin 2024 ergotherapie heeft afgerond en daarna een revalidatietraject in Tilburg is ingegaan, dat ook is afgerond. Bij dit traject waren een psycholoog, een fysiotherapeut en een revalidatiearts betrokken. Dit traject bracht eiseres echter niet verder. Zij behield dezelfde klachten en daarin kwam geen verbetering. Daarop is eiseres nader onderzocht en inmiddels is bij haar de ziekte van Graves gediagnosticeerd. In combinatie met postcovid verklaart dit de ernstige vermoeidheids- en pijnklachten van eiseres. Eiseres is onder behandeling van een internist. Dit is in de beoordeling door het UWV niet meegenomen, en eiseres vindt dat dat alsnog moet gebeuren. Zij merkt op dat zij haar werkzaamheden per november 2023 definitief heeft neergelegd, omdat het niet meer mogelijk was dit uit te voeren gelet op haar gezondheidsklachten. Eiseres ontvangt daarnaast op grond van de Wmo[6] eenmaal per week twee uur huishoudelijke hulp.

Eiseres stelt dat door het UWV geen recente informatie is ingewonnen bij de behandelend sector en wijst daarbij op het revalidatietraject en de behandeling bij de internist. Zij vindt dat het bestreden besluit van het UWV daarom onzorgvuldig tot stand is gekomen. Voor het inwinnen van informatie bij de behandelend sector is op grond van de rechtspraak eens te meer aanleiding indien een belanghebbende onder behandeling staat in verband met een ziekte of aandoening die relevant is voor het te nemen besluit, zoals volgens eiseres hier het geval is. Als er alsnog informatie opgevraagd wordt bij de behandelend sector, zal dit volgens eiseres tot de conclusie leiden dat er aanleiding is het arbeidsongeschiktheidspercentage hoger vast te stellen en aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.

Eiseres stelt dat haar belastbaarheid in de FML onjuist is vastgesteld. Ter onderbouwing van dit standpunt overlegt eiseres medische stukken. In de rubrieken 1 en 2 (persoonlijk en sociaal functioneren) zijn volgens eiseres onvoldoende beperkingen aangenomen ten aanzien van het vasthouden van de aandacht, inzicht in eigen kunnen en handelingstempo. Ook is onvoldoende rekening gehouden met haar fysieke beperkingen in de rubrieken 4 en 5 (dynamische handelingen en statische houdingen). Zo zijn geen of onvoldoende beperkingen aangenomen op aspecten als buigen, hoofdbewegingen maken, knielen of hurken, staan en het geknield of gehurkt actief zijn. Ook is eiseres meer beperkt ten aanzien van werktijden, omdat is gebleken dat eiseres niet meer werkzaam kan zijn (buitenshuis). Ten slotte verzoekt eiseres de rechtbank om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.

Het aanvullend medisch rapport van de verzekeringsarts b&b

5.4. De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift met daarbij stukken van de behandelend sector op 3 januari 2025 aanvullend gerapporteerd. Hij stelt dat de in beroep overgelegde medische informatie betrekking heeft op een periode ruim na de datum in geding. Eiseres kan niet worden gevolgd in de stelling dat ze aanvullend beperkt dient te worden op de items vasthouden van de aandacht, inzicht in eigen kunnen en handelingstempo in het dagelijks functioneren. Dergelijke beperkingen kunnen volgens het CBBS enkel worden aangenomen als sprake is van een ernstige stoornis, zoals bijvoorbeeld een ernstige depressie of dementie. Bij eiseres zijn geen cognitieve defecten waargenomen en ze was tijdens het gesprek in staat adequaat te reageren. Op datum in geding was ze ADL-zelfstandig, maakte korte autoritten en verrichtte zelfstandig het huishouden in combinatie met werk voor 16-24 uur per week. Er is geen medische reden om eiseres niet buitenshuis belastbaar te achten als rekening wordt gehouden met de aangegeven beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren. Er is geen aanleiding eiseres verder te beperken in fysiek functioneren. Er zijn in de FML al uitgebreide beperkingen aangenomen en er is geen schade op weefselniveau vastgesteld, hetgeen is bevestigd door de reumatoloog. De vastgestelde urenbeperking komt overeen met de feitelijke belasting van eiseres (in werk) op datum in geding en zij heeft dit nog lange tijd volgehouden. De diagnose ziekte van Graves is bijna drie jaar na datum in geding gesteld en er zijn geen medisch objectieve gegevens waaruit blijkt dat er al op de datum in geding sprake was van een (sub)klinische hyperthyreoïdie.

Zijn de beperkingen juist vastgesteld?

5.5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de artsen van het UWV blijkt dat zij eiseres hebben gezien en op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de vermoeidheids- en pijnklachten. De informatie die eiseres in bezwaar heeft ingebracht, is door de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling betrokken De artsen van het UWV hadden voldoende medische informatie beschikbaar voor hun beoordeling. Bovendien had eiseres de mogelijkheid om zelf stukken in te dienen. Dat heeft ze in beroep ook gedaan. De verzekeringsarts b&b heeft deze stukken vervolgens betrokken.

Ten aanzien van de FML stelt eiseres stelt dat er ook beperkingen hadden moeten worden aangenomen ten aanzien van het vasthouden van de aandacht, inzicht in eigen kunnen en handelingstempo. De verzekeringsarts b&b ziet hiervoor echter geen aanleiding, omdat hij geen aanwijzingen ziet voor ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank kan deze motivering volgen.

De verzekeringsarts b&b heeft ook inzichtelijk gemotiveerd dat op het fysieke vlak voldoende beperkingen zijn aangenomen, waarbij eiseres is aangewezen op werk waarin geen zwaar fysieke inspanning wordt gevergd. Er is eveneens uitgebreid en inzichtelijk gemotiveerd waarom de vastgestelde urenbeperking passend is en dat niet is gebleken dat de diagnose ziekte van Graves speelde op de datum in geding, zoals de verzekeringsarts b&b in beroep heeft gemotiveerd.

Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Niet is gebleken dat in de FML van 20 september 2022 de beperkingen van eiseres op de datum in geding (1 december 2021) zijn onderschat.

De rechtbank wijst er verder op dat de omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b de door eiseres ervaren klachten op een andere manier heeft gewogen dan dat zij die ervaart, zoals onder meer blijkt uit haar brief, niet betekent dat het medische oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.

De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het inschakelen van een deskundige. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML.

Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt? 6. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: teamondersteuner (Sbc-code 315100), medewerker KCC (Sbc-code 315174) en coupeuse (Sbc-code 272042).

6.1. De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat, maar voor een dergelijke conclusie bestaat gezien het voorgaande geen aanleiding. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

6.2. De beroepsgrond dat bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage niet is uitgegaan van de zogenoemde mediaanfunctie heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting ingetrokken, zodat daar niet meer op zal worden ingegaan.

Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld? 7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 31,03%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 1 december 2021.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 1 december 2021.

8.1. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 12 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:7 De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.

Artikel 6:8, eerste lid De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 6:11 Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 6:8 van de Awb.

Artikel 6:9 van de Awb.

Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:932

ADL: activiteiten van het dagelijks leven, zoals bedoeld in artikel 2, vijfde lid, onder c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.


Voetnoten

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 6:8 van de Awb.

Artikel 6:9 van de Awb.

Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:932

ADL: activiteiten van het dagelijks leven, zoals bedoeld in artikel 2, vijfde lid, onder c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.