Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6129 - Betaling van aanslag markeert ontvangst en start bezwaartermijn - 12 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:612912 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat het betalen van een belastingaanslag aantoont dat het aanslagbiljet is ontvangen. De bezwaartermijn start dan uiterlijk op de betaaldatum. Een bijna jaar later ingediend bezwaar vormt termijnoverschrijding en wordt niet ontvankelijk verklaard, omdat er geen verschoonbare redenen zijn aangevoerd.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 23/739 t/m 23/750

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),

tegen de uitspraak van de rechtbank van 20 mei 2025 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

  1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 20 mei 2025 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard.

Procesverloop

  1. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende met dagtekening 26 februari 2021 WOZ-beschikkingen en aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd voor de objecten [adres 1] , [adres 2] t/m [adres 3] en [adres 4] , [adres 5] t/m [adres 6] in [plaats 2] met [aanslagnummer] .

2.1. Belanghebbende heeft op 19 maart 2021 de aanslagen betaald.

2.2. Gemachtigde heeft met dagtekening 15 maart 2022, ontvangen door de heffingsambtenaar op 17 maart 2022, namens belanghebbende bezwaar gemaakt.

2.3. De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 27 januari 2023 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Gemachtigde heeft op 27 januari 2023 beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 20 mei 2025 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel[1] is dat het beroep ongegrond is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.

3.1. Gemachtigde voert in verzet aan dat de betaling van de aanslag door middel van automatische incasso is voldaan. Belanghebbende heeft het aanslagbiljet pas in maart 2023 ontvangen. Gemachtigde stelt dat er een immateriële schadevergoeding verschuldigd is, wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3.2. De heffingsambtenaar betwist dat de betaling van de aanslag door middel van automatische incasso is voldaan. Het betrof een eenmalige betaling van het volledige aanslagbedrag. Het aanslagbedrag wordt bij automatische incasso verdeeld over meerdere termijnen. Belanghebbende heeft het aanslagbiljet ontvangen, omdat op 19 maart 2021 het juiste bedrag is overgemaakt.

3.3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

3.4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken.[2] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of de voor bezwaar vatbare beschikking.[3] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of de beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.[4]

3.5. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.[5]

3.6. Gelet op hetgeen door de heffingsambtenaar ter zitting is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende het aanslagbiljet in elk geval op 19 maart 2021 heeft ontvangen omdat hij de aanslagen toen volledig heeft voldaan. Het bezwaarschrift is op 17 maart 2022 door de heffingsambtenaar ontvangen en daarmee ruimschoots buiten de bezwaartermijn ingediend. Gemachtigde heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.

Conclusie en gevolgen

  1. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 20 mei 2025. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Immateriële schadevergoeding

4.1. De gemachtigde van belanghebbende verzoekt om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De vraag is, als er al sprake is geweest van spanning en frustratie, in hoeverre dat zo was bij belanghebbende. Gelet op het feit dat het bezwaar veel te laat is ingediend en terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is het niet zonder meer aannemelijk dat belanghebbende nog spanning en frustratie had over de WOZ-beschikking en de daarmee samenhangende aanslag onroerendezaakbelasting.

4.2. Blijkens de door gemachtigde overlegde volmacht zal een eventueel toe te kennen immateriële schadevergoeding aan gemachtigde toekomen. Uit de stukken blijkt niet dat deze vergoeding aan belanghebbende toekomt. Ook dat is een reden om het verzoek om immateriële schadevergoeding af te wijzen.

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, op 12 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl. Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

  1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.