Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6043 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:604310 september 2025

Rechtsgebieden

BelastingrechtProcesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 24/4257, 24/4258 en 24/4259

[belanghebbende] B.V., uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 22 maart 2024. De beroepen zien op de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting:

1.1. Omdat de beroepen kennelijk ongegrond zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De inspecteur heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaren niet tijdig waren ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bezwaren te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De inspecteur heeft de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom zijn de beroepen kennelijk ongegrond.

Toetsingskader

  1. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken.[1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking.[2]Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.[3]

3.1. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.[4]

Zijn de bezwaarschriften te laat ingediend? 4. Vast staat dat de dagtekening van de naheffingsaanslagen 27 juli 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 8 september 2023.

4.1. De inspecteur heeft de brieven van 13 oktober 2023, ontvangen op 17 oktober 2023, aangemerkt als bezwaarschriften. De gemachtigde bestrijdt dat te laat bezwaar is gemaakt en stelt dat al eerder bezwaarschriften binnen de bezwaartermijn, namelijk op 4 september 2023, per post zijn verstuurd. De inspecteur betwist de ontvangst van deze bezwaarschriften en heeft een schermprint overgelegd waaruit volgt dat geen bezwaarschriften van die datum in het systeem van de Belastingdienst zijn geregistreerd. In dat geval ligt het op de weg van belanghebbende om de verzending van de bezwaarschriften van 4 september 2023 aannemelijk te maken. De verklaring van de gemachtigde en de kopieën van de bezwaarschriften met een eerdere datum zijn onvoldoende om de verzending hiervan aannemelijk te maken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat voor het eerst met de brieven van 13 oktober 2023 bezwaar is gemaakt. De bezwaarschriften zijn dus niet tijdig ingediend.

Is het te laat indienen verontschuldigbaar? 5. Belanghebbende heeft verder geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

  1. De bezwaren zijn daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn daarom ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van D. Weijtens, griffier, op 10 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.