Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-250992-24

vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats]

raadsman mr. A.M.J. Joris, advocaat te Breda.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 augustus 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. A. Verhoeven, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is ter zitting van 26 februari 2025 gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte

  1. samen met anderen op 2/3 augustus 2024 in [plaats] 765,8 gram alfa-PVP heeft bereid of bewerkt, dan wel aanwezig heeft gehad;

  2. samen met anderen in de periode van 2 tot en met 4 augustus 2024 in [plaats] handelingen heeft verricht die zijn gericht op het voorbereiden of bevorderen van de productie van harddrugs.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.

4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1, omdat verdachte geen wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de aangetroffen alfa-PVP. Ook ten aanzien van feit 2 wordt vrijspraak bepleit, aangezien het alternatieve scenario dat verdachte naar de loods toe is gegaan om spullen te kopen niet kan worden uitgesloten.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 4 augustus 2024 valt de politie kort na middernacht naar aanleiding van een inbraakmelding een loods binnen aan [adres] in [plaats] . Daar treffen ze mevrouw [naam] aan in een koelcel en vinden ze op zolder drie mannen die daar verscholen lagen, te weten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte. In de loods bevindt zich een auto, die op naam staat van verdachte. In die auto vindt de politie een glazen schaal, afgesloten met plastic folie en groen ijzerdraad, met daarin een crèmekleurige kristalvormige substantie. Analyse door het NFI wijst uit dat deze substantie alfa-PVP bevat.

Verdachte heeft verklaard dat hij op 3 augustus 2024 samen met mevrouw [naam] en de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met zijn auto naar de loods is gereden om daar flakka (alfa-PVP) te gebruiken en spullen te verkopen. Hij ontkent verder enige betrokkenheid bij de feiten.

Feit 1

Partiële vrijspraak Weliswaar kan op basis van de bewijsmiddelen in het dossier vastgesteld worden dat er op 3 augustus 2024 tussen 11.03 uur en 15.32 uur in de loods alfa-PVP is bereid, maar niet blijkt daarbij van enige betrokkenheid van verdachte. In het filmpje waarop de productie van het verdovende middel is te zien, zijn weliswaar drie personen (waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) te horen en (deels) te zien, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte de derde persoon betreft. Het dossier bevat verder geen bewijs ten aanzien van bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van alfa-PVP door verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van deze in de tenlastelegging opgenomen gedragingen.

Aanwezig hebben alfa-PVP De rechtbank is van oordeel dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het opzettelijk aanwezig hebben van de in zijn auto aangetroffen 765,8 gram alfa-PVP. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van dit feit moet er bij verdachte sprake zijn van beschikkingsmacht over en wetenschap van de alfa-PVP. Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat een persoon wordt geacht wetenschap te hebben van de goederen die zich in zijn voertuig bevinden, en dat deze goederen zich ook in de machtssfeer van die persoon bevinden, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit specifieke geval anders is. Dergelijke omstandigheden zijn de rechtbank niet gebleken. Integendeel, naar het oordeel van de rechtbank zijn er juist omstandigheden aanwezig die het hierboven genoemde uitgangspunt bevestigen. Zo verklaart verdachte dat hij op 3 augustus 2024 in zijn auto samen met mevrouw [naam] en medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de loods is gereden, naar eigen zeggen om daar te chillen en flakka te gebruiken. Daarnaast heeft verdachte zijn auto in de loods geparkeerd en de auto niet afgesloten. Tot slot verstoppen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich op het moment dat de politie de loods binnenvalt en blijken zij bij aanhouding zichtbaar onder invloed. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte in ieder geval het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de alfa-PVP op 3 augustus 2024. Van een geloofwaardig alternatief scenario, namelijk dat verdachte enkel naar de loods ging om spullen te kopen, is geen sprake, nu verdachte aangeeft dat hij ook naar de loods ging om flakka te gebruiken en geen van de andere betrokkenen rept over koop of verkoop van spullen.

Medeplegen Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en andere personen gericht op het aanwezig hebben van de in de auto aangetroffen alfa-PVP. Het dossier bevat op dit punt geen bewijs. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het medeplegen.

Feit 2 Voor een bewezenverklaring op basis van artikel 10a van de Opiumwet moet komen vast te staan dat de verdachte opzet had om een feit als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen en opzet had op de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. Op basis van het dossier valt niet vast te stellen dat verdachte betrokken is geweest bij het regelen van de loods, het bestellen of voorhanden hebben van chemicaliën of het voorhanden hebben van laboratoriumattributen. Het enkele feit dat verdachte in de loods met de voornoemde zaken aanwezig was, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 2 vrijspreken.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1omstreeks 3 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk opzettelijk aanwezig heeft gehad 765,8 gram van een materiaal bevattende Alfa-PVP, zijnde Alfa-PVP een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest. Tevens wordt de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto gevorderd.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt primair om de eis van de officier van justitie niet te volgen. Subsidiair wordt verzocht om, in geval van vrijspraak, de teruggave van de auto te gelasten.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Ernst van het feit Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 765 gram alfa-PVP (flakka). Het is algemeen bekend dat deze harddrug een zeer verslavende werking heeft en ernstige gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers daarvan. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen belang. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.

De persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 juli 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Strafoplegging De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor de rechtspraak zoals die zijn afgesproken in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het uitgangspunt voor het aanwezig hebben van harddrugs in een hoeveelheid als aangetroffen onder verdachte, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om van het voornoemde uitgangspunt af te wijken.

Conclusie Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

7 Het beslag

7.1 De verbeurdverklaring Het inbeslaggenomen voorwerp wordt verbeurd verklaard. Het voorwerp is hiervoor vatbaar en het wordt passend geacht om naast de hoofdstraf verbeurdverklaring op te leggen, omdat het voorwerp aan verdachte toebehoort en het bewezen feit met behulp van dit voorwerp is begaan.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

  • spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

  • verklaart verbeurd het volgende voorwerp:
  1. STK personenauto 39SKHS

(Omschrijving: PL2000-2024196136-G2591269, rood, merk: RENAULT)

Voorlopige hechtenis

  • heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, en mrs. V.M. Schotanus en L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 augustus 2025.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

10 Bijlage I

De gewijzigde tenlastelegging

1hij op of omstreeks 2/3 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 765,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alfa-PVP, zijnde Alfa-PVP een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2hij op of omstreeks 2/3 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of- het opzettelijk vervaardigenvan een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededaders, wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,te weten het:- regelen van een loods, en/of- bestellen van chemicaliën, en/of- het voorhanden hebben van chemicaliën (Propanol 99,7%, TM62 Isopropylalalcohol, chemisch zuiver, Gedestilleerd water, demiwater, Aceton 99,60%, Zoutzuur 30%, Pyrrolidine, aceton, 2-propanol, Ethylacetaat), en/of- het voorhanden hebben van gelaats-/gasmaskers en/of een vacuümvat en/of een vacuümpomp en/of labsteunen en/of een mixer en/of roerwerk en/of handschoenen en/of ketels en/of glaswerk en/of pH strips en/of rondbodemkolf en/of een pH meter;( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )