ECLI:NL:RBZWB:2025:5706 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-330644-23
vonnis van de meervoudige kamer van 22 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] , raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. U.D. Colak, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 augustus 2025.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: 1. samen met anderen van 20 oktober 2023 tot en met 19 maart 2024 harddrugs heeft verhandeld;2. samen met anderen in diezelfde periode zonder vergunning geneesmiddelen heeft verhandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich op de pseudokoop, de observaties bij de woning van [medeverdachte 1] waar [verdachte] meermalen wordt gezien en de verklaring van [medeverdachte 2] over de betrokkenheid van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het dealen van drugs en geneesmiddelen. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is geweest die de verkoper was bij de pseudokoop. Er is geen sprake van een 100% herkenning; de pseudokoper zegt enkel dat verdachte sterk lijkt op de verkoper. Verder is geen NFI-test van de verkochte stof beschikbaar zodat niet vastgesteld kan worden of er bij de pseudokoop daadwerkelijk drugs zijn verkocht. De herkenning van verdachte door [medeverdachte 2] is onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Aanleiding onderzoek Bij de politie kwamen vanaf 16 juni 2023 meerdere TCI meldingen binnen over een dealergroep die zich “ [groepsnaam] ” noemt. In deze TCI meldingen werden onder andere de namen van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] genoemd. In een van deze TCI meldingen werd het telefoonnummer van de deallijn genoemd, namelijk [telefoonnummer] . Vermeld werd eveneens dat er door “ [groepsnaam] ” een bericht naar de klanten is gestuurd met daarin een prijslijst met hierin verschillende soorten harddrugs en geneesmiddelen die je bij “ [groepsnaam] ” kunt kopen en door hen kan laten bezorgen.
Bewijsmiddelen De politie startte een onderzoek, in eerste instantie naar het dealnummer eindigend op - [nummerreeks] . Op 22 september 2023, 20 oktober 2023 en 5 juli 2024 vonden er pseudokopen plaats. Via de dealerlijn - [nummerreeks] werd steeds cocaïne besteld en vervolgens afgeleverd.
Op 9 juli 2024 besloot de politie tot een inval in de woning van onder anderen [medeverdachte 1] aan de [adres] in [plaats] . Uit de tijdens de doorzoeking inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 1] kwam naar voren dat er op die telefoon prijslijsten stonden van diverse drugs en geneesmiddelen. Bij [medeverdachte 1] thuis en in zijn garage werden diverse soorten drugs aangetroffen.
De betrokkenheid van verdachte Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het dealen in drugs en geneesmiddelen in de ten laste gelegde periode. De rechtbank acht daartoe het volgende redengevend.
Verdachte werd volgens cameraobservaties op 14 maart 2024 en 19 maart 2024 gezien terwijl hij bij [medeverdachte 1] in de auto stapt. Verder komt het telefoonnummer van verdachte voor in alle telefoons van de medeverdachten.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte voor “ [groepsnaam] ” reed en heeft over verdachte verklaard dat [verdachte] een dealer is, een rijder en heeft hem aan de hand van een foto herkend. Hij heeft ook aangegeven dat de garagebox van [medeverdachte 1] in [plaats] het afneempunt was voor de drugs waar de dealers, de chauffeurs, hun spullen ophaalden.
Ten slotte is er ook de pseudokoop op 20 oktober 2023. De verdediging heeft over de pseudokoop aangevoerd dat er geen sprake was van een 100% herkenning van verdachte en dat niet duidelijk is of er bij de pseudokoop daadwerkelijk drugs zijn verkocht, omdat de zogenoemde chain of custody ontbreekt. In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat de verbalisant die betrokkenheid had bij de pseudokoop heeft verklaard dat de verkoper van de drugs sterk gelijkend was aan de persoon van verdachte op de foto. Gelet op de eerdere contacten die verdachte met [medeverdachte 1] had en de verklaring van [medeverdachte 2] , in combinatie met de verklaring van de verbalisant bij de pseudokoop, is er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel dat het verdachte was die op 20 oktober 2023 de verkoper was. In de tweede plaats overweegt de rechtbank dat de stof die bij de pseudokoop is aangekocht, dezelfde moet zijn als die onder SIN nummer [nummer 1] positief testte op cocaïne. De rechtbank stelt namelijk vast dat de stof verpakt was in twee ponypacks met daarop een afbeelding van een zeehond met een bal en die is volgens het proces-verbaal pseudokoop overgedragen aan [verbalisant 1] . Dat is ook de naam van de verbalisant die op 24 oktober 2023, slechts vier dagen nadat de stof was aangekocht, twee ponypacks heeft overgedragen aan [verbalisant 2] , die de verpakking ook identiek omschrijft als twee ponypacks met een zeehond met een bal. [verbalisant 2] doet een indicatieve test en noemt in zijn proces-verbaal het SIN-nummer [nummer 2] dat later volgens het NFI positief test op cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet hierop, wettig en overtuigend bewezen er op 20 oktober 2023 cocaïne werd verkocht.
Conclusie: Gelet op de voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij het dealen van drugs en geneesmiddelen. Hij maakte onderdeel uit van “ [groepsnaam] ” die volgens de prijslijsten in het dossier de in de tenlastelegging opgenomen geneesmiddelen en drugs hebben verhandeld.
Er zijn geen bewijsmiddelen in het dossier voor het dealen van heroïne. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken voor het dealen van heroïne.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.op meerdere tijdstippen in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 19 maart 2024 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-CMC (3-chloormethcathinon, clofedron) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC (3-methylmethcathinon) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2 C-B(carfentanil) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en MDA (tenamfetamine), MDMA en MDEA (methyleen-dioxyethyl en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) zijnde cocaïne en 3-chloormethcathinon/clofedron en 3-methylmethcathinon en carfentanil en amfetamine en MDA (tenamfetamine), MDMA en MDEA (methyleen-dioxyethyl en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en lysergide,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.op meerdere tijdstippen in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 19 maart 2024 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid ketamine en xanax en kamagra en ritalin, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van deGeneesmiddelenwet te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging Gelet op de betoogde vrijspraak dient geen straf te worden opgelegd. Subsidiair is betoogd dat een geldboete passend is. Een detentie zou de positieve levensomstandigheden waarin verdachte nu leeft, doorkruisen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van zes maanden schuldig gemaakt aan het dealen van drugs en geneesmiddelen. Verdachte maakte deel uit van de groep “ [groepsnaam] ”, die drugs en geneesmiddelen verhandelde. Hij had daarbij een rol als chauffeur en bracht de drugs en geneesmiddelen naar de klant. Het is algemeen bekend dat harddrugs en geneesmiddelen, zoals door [groepsnaam] werden verhandeld, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Bovendien heeft de handel daarin ook andere nadelige effecten. Het gaat daarbij onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor. Verdachte heeft zich hiervan kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en was alleen maar uit op zijn eigen financiële gewin.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van deze feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur en de hoogte heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken en rekening gehouden met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank in strafverzwarende zin rekening gehouden met de houding van verdachte. Hij heeft geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn daden of anderszins enig inzicht willen geven in de keuzes voor zijn handelen, door zich te blijven beroepen op zijn zwijgrecht.
Alles afwegend acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen
2 en 10 van de Opiumwet, artikel 18 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en
6 van de Wet op de Economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 18, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 augustus 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 19 maart 2024 te Breda althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-CMC (3-chloormethcathinon, clofedron) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC (3-methylmethcathinon) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2 C-B (carfentanil) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) zijnde cocaïne en/of heroïne en/of 3-chloormethcathinon/clofedron en/of 3-methylmethcathinon en/of carfentanil en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of lysergide (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht) ( art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 19 maart 2024 te Breda althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid ketamine en/of xanax en/of kamagra en/of ritalin, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd; ( art 18 lid 1 Geneesmiddelenwet )