ECLI:NL:RBZWB:2025:5425 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-031100-24
vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] verblijvende op de Forensisch Psychiatrische [afdeling] te [adres] raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 augustus 2025, waarbij de officier van justitie mr. G.W. van der Burg en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gestalkt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit, gelet op - onder meer - de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring van het feit kan worden gekomen, gelet op - onder meer - de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Omdat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2023 tot en met 31 oktober 2023 en 1 januari 2024 tot en met 23 januari 2024 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door- meermalen berichten - via Facebook Messenger - te sturen naar voornoemde [slachtoffer] en/of- meermalen spraakberichten te sturen naar voornoemde [slachtoffer] en/of- meermalen goederen en/of teksten in de brievenbus en/of voor de voordeur van het appartement en/of voor de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex van voornoemde [slachtoffer] achter te laten en/of- meermalen langs de woning van voornoemde [slachtoffer] te gaan en/of- meerdere foto's van voornoemde [slachtoffer] op zijn, verdachtes, Facebook te plaatsenmet het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 Strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2 Strafbaarheid van verdachte
5.2.1 De vordering van de officier van justitie Onder verwijzing naar de rapportages van de gedragsdeskundigen vordert de officier van justitie - kort gezegd - verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren voor het feit en verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging betoogt onder verwijzing van de rapportages van de gedragsdeskundigen eveneens - kort gezegd - verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.3 Het oordeel van de rechtbank Strafbaarheid De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van de rapportages van psychiater prof. dr. [persoon 1] van 26 juli 2024 en GZ-psychologen drs. [persoon 2] en [persoon 3] van 15 juli 2024. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hun aanvullende rapportages van respectievelijk 15 februari 2025 en 20 februari 2025 en van het reclasseringsadvies van 20 juni 2025.
De gedragsdeskundigen hebben gerapporteerd dat verdachte kampt met schizofrenie. In de periode dat hij aangeefster stalkte, ervaarde hij zijn eerste psychotische episode. De gedragsdeskundigen zijn het erover eens dat hij in die periode volledig werd aangestuurd vanuit zijn psychische stoornis. Door zijn schizofrenie was hij achterdochtig en psychotisch. Het feit was direct gerelateerd aan de psychose, de stemmen in zijn hoofd en de paranoïde waan waarin hij destijds verkeerde. Hij was niet in staat zijn paranoïde overtuigingen te toetsen aan de werkelijkheid en door de zeer grote invloed van de stoornis was het voor verdachte toen niet mogelijk om anders te handelen dan hij heeft gedaan. Gelet hierop hebben de gedragsdeskundigen geadviseerd om het feit in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
Op grond van de conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en tot de hare maakt, is de rechtbank van oordeel dat er bij verdachte tijdens het plegen van het feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie. Hierdoor werden zijn gedragskeuzes dusdanig beïnvloed, dat deze daaruit volledig kunnen worden verklaard. Het bewezenverklaarde feit kan daarom niet aan verdachte worden toegerekend. Dat maakt dat verdachte niet strafbaar is voor het stalken van aangeefster. Daarom zal de rechtbank, mede in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
6 Overwegingen over een eventueel op te leggen maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden wordt opgelegd en stelt daartoe - kort gezegd - het volgende. Het risico op recidive is door de gedragsdeskundigen weliswaar ingeschat als laag, maar de beschermende factoren kunnen niet zonder meer tot deze conclusie leiden. Verdachte heeft geen huisvesting, geen dagbesteding en geen sociaal netwerk. Het herstel van verdachte waar medicijngebruik onderdeel van is heeft tot nu toe steeds plaatsgevonden in een gedwongen kader. De stap naar een vrijwillig kader is groot en biedt onvoldoende waarborgen om het gevaar voor recidive te beheersen. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist daarom de oplegging van de tbs-maatregel. Wat de te formuleren voorwaarden betreft, kan worden aangesloten bij de huidige voorwaarden die zijn verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis. Onder deze voorwaarden valt ook een contact- en locatieverbod ten behoeve van aangeefster. Mocht de rechtbank geen tbs met voorwaarden opleggen, dan verzoekt de officier van justitie subsidiair het contact- en locatieverbod te handhaven door een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt om te volstaan met het ontslag van rechtsvervolging en verder geen maatregelen of zorgmachtiging aan verdachte op te leggen. Hij is vrijwillig in behandeling bij de GGZ en hij is intrinsiek gemotiveerd om in behandeling te blijven. Een strafrechtelijk kader is niet nodig. Hetzelfde geldt voor oplegging van een 38v-maatregel, nog daargelaten dat deze maatregel niet kan worden opgelegd als geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin art 9a Sr wordt toegepast.
6.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank moet de vraag beantwoorden of een nadere behandeling van verdachte is aangewezen en zo ja, of die behandeling in enig strafrechtelijk kader zal moeten plaatsvinden.
Tbs met voorwaarden? De rechtbank stelt voorop dat de juridische criteria voor het opleggen van een tbs-maatregel volgen uit artikel 37a Sr. Bij de verdachte dient ten tijde van het plegen van het feit sprake te zijn geweest van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Nu bij verdachte schizofrenie is gediagnosticeerd, is aan de eerste voorwaarde voldaan. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een tbs-maatregel eist.
In de rapportages heeft de psychiater gerapporteerd dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat, indien verdachte adequaat wordt behandeld met anti-psychotische medicatie. Hij is niet eerder veroordeeld en hij is bereid om zich onder behandeling te laten stellen en anti-psychotische medicatie te gebruiken. Door het gebruik van medicatie mag in de optiek van de psychiater worden verwacht dat hij niet terugvalt of recidiveert. Ook de psychologen schatten het risico op recidive laag in als verdachte niet psychotisch is. Dit risico loopt op, op het moment dat zijn psychotische toestandsbeeld het meest prominent aanwezig is, maar de psychologen zien hiervoor bij hem diverse beschermende factoren. Zo is verdachte onder meer gemiddeld tot bovengemiddeld intelligent en is hij gemotiveerd om een behandeling te volgen en medicatie te gebruiken. Ook staat verdachte positief tegenover autoriteit en heeft hij een idee over zijn toekomst. Het gebruik van middelen heeft bij hem weliswaar een zeer ontregelende werking en vergroot de kans op de ontwikkeling van een psychose, maar hij is zo geschrokken van hetgeen hij onder invloed van de psychose heeft gedaan, dat hij dat niet meer wil gebruiken. Dit beschermt hem tegen de kans op recidive.
De gedragsdeskundigen achten een specialistische behandeling binnen de reguliere GGZ aangewezen voor blijvende psychische ondersteuning en herstel.
De rechtbank leidt verder uit de aanvullende rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering van 20 juni 2025 af dat verdachte in het kader van schorsingsvoorwaarden al sinds eind november 2024 verblijft bij FPA [afdeling] (hierna: [afdeling] ), waar hij een klinische forensische behandeling heeft doorlopen. De reclassering heeft hierop toezicht gehouden en de behandeling gemonitord. Het psychotische toestandsbeeld van verdachte is inmiddels volledig in remissie en door het gebruik van medicatie mag volgens de gedragsdeskundigen worden verwacht dat hij niet recidiveert. De veiligheid van het slachtoffer en anderen is volgens de gedragsdeskundigen niet meer in het geding en een tbs-maatregel is vanuit veiligheidsoogpunt dan ook niet noodzakelijk. Verdachte wacht op dit moment op een woonplek binnen een beschermde woonvorm met ambulante hulpverlening. De ter terechtzitting aanwezige deskundige van de reclassering [persoon 4] heeft toegelicht dat aan verdachte recent een WMO-indicatie is afgegeven voor beschermd wonen. Over enkele dagen vindt in dat kader een matchingsgesprek plaats. Als dat positief is, zal hij op relatief korte termijn worden geplaatst. Hoewel de forensische titel op grond waarvan hij nu bij [afdeling] verblijft waarschijnlijk zal komen te vervallen op de dag van de uitspraak, zal [afdeling] hem niet direct met ontslag laten gaan. Hij mag bij [afdeling] blijven totdat hij bij de beschermde woonvorm terecht kan. Er zal sprake zijn van een warme overdracht en de zorg wordt dan onder de WMO-indicatie zonder juridisch kader voortgezet.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de overwegingen in de rapportages van de gedragsdeskundigen de conclusie kunnen dragen dat het recidiverisico laag is bij een behandeling binnen de reguliere GGZ. De redeneringen van de psychiater en psychologen zijn goed te volgen, helder en concludent. Ook het advies van de reclassering om aan verdachte geen tbs met voorwaarden op te leggen, is goed onderbouwd en gemotiveerd.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat geen sprake is van een situatie waarin de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel eist. Daarvoor is de kans op het intreden van dergelijk gevaar te theoretisch van aard. Verdachte is immers een first offender, zijn psychotische toestandsbeeld is nu volledig in remissie en hij is intrinsiek gemotiveerd om zijn traject binnen het kader van de reguliere GGZ vrijwillig voort te zetten en zijn medicatie te blijven gebruiken. Voorts zal er op korte termijn woonruimte beschikbaar zijn in de vorm van beschermd wonen en tot die tijd kan hij bij [afdeling] verblijven. Hoewel nooit volledige zekerheid kan worden gegarandeerd, zou het opleggen van de tbs-maatregel leiden tot inflatie van het toepassingsbereik van deze maatregel en zou dat geen recht doen aan de strenge eisen voor deze maatregel die de wetgever voor ogen heeft gehad. Mocht verdachte op enig moment toch stoppen met zijn behandeling en/of medicatie dan kunnen de behandelaren op dat moment bovendien alsnog een zorgmachtiging aanvragen, zodat hij onder behandeling blijft.
Vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr? Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor het opleggen van de maatregel ex artikel 38v, nu verdachte niet wordt veroordeeld wegens een strafbaar feit en ook geen sprake is van de toepassing van artikel 9a Sr.
Zorgmachtiging? Op advies van de gedragsdeskundigen is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in de zin van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, op grond waarvan verdachte met een rechterlijke machtiging zou kunnen worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Na onderzoek door het Team Verplichte Zorg van het Openbaar Ministerie is gebleken dat niet wordt voldaan aan de criteria voor een zorgmachtiging, omdat verdachte bereid is om vrijwillig de benodigde zorg te ontvangen en daarvoor intrinsiek gemotiveerd is.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank volstaan met het ontslag van alle rechtsvervolging en geen nadere maatregelen aan verdachte opleggen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een totale schadevergoeding van € 27.600,00, bestaande uit € 3.000,00 aan immateriële schade en € 24.600,00 aan materiële schade in de vorm van studievertraging. Nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan artikel 9a Sr, ziet de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, sub a van het Wetboek van Strafvordering, geen ruimte om de benadeelde partij te ontvangen in haar vordering. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan zij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De benadeelde partij en verdachte dragen ieder hun eigen kosten.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij
-
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen kosten dragen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 augustus 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2023 tot en met 31 oktober 2023 en/of 01 januari 2024 tot en met 23 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door- veelvuldig, althans een of meermalen berichten - via Facebook Messenger - te sturen aan/naar voornoemde [slachtoffer] en/of- meermalen althans eenmaal spraak- en/of voiceberichten - via Facebook Messenger - te sturen aan/naar voornoemde [slachtoffer] en/of- meermalen goederen en/of teksten in de brievenbus en/of voor de voordeur van het appartement en/of voor de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex van voornoemde [slachtoffer] achter te laten en/of- meermalen langs de woning van voornoemde [slachtoffer] te gaan en/of- een of meerdere foto's van voornoemde [slachtoffer] op zijn, verdachtes, Facebook te plaatsenmet het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.(Artikel art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)