ECLI:NL:RBZWB:2025:5167 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 6 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/6605 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2025 in de zaak tussen **[stichting] ,**gevestigd te [plaats 1] , belanghebbende, (gemachtigde: [gemachtigde] , verbonden aan [bedrijf] ),
en
**de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Roosendaal),**de heffingsambtenaar.
1 Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 september 2024.
1.2. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaken [adres] , 7 park pl [7 parkeerplaatsen] te [plaats 2] (hierna: de parkeerplaatsen) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 57.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing van de gemeente Roosendaal voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.3. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.4. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5. De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, [persoon] en [taxateur] , taxateur.
2 Beoordeling door de rechtbank
2.1. De rechtbank beoordeelt of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.2. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en heeft de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Vooraf
Stuk ingediend na afloop van de zitting
2.3. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank een aanvullend stuk van belanghebbende ontvangen. Het sluiten van het onderzoek ter zitting houdt onder meer in dat geen nadere stukken meer kunnen worden ingediend. De rechtbank ziet in het stuk van belanghebbende geen aanleiding tot heropening van het onderzoek. De rechtbank laat het stuk dan ook buiten beschouwing van de beoordeling van het geschil. De rechtbank voegt wel een kopie van het stuk toe aan het dossier en het stuk zal digitaal worden opengesteld voor de heffingsambtenaar tegelijk met deze uitspraak.
Toetsingskader
2.4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken.
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
2.5. Deze zaak gaat om de beschikking van 25 februari 2023. Het bezwaarschrift gericht daartegen heeft de dagtekening 15 maart 2024 en is door de heffingsambtenaar ontvangen op 25 maart 2024. Indien een belanghebbende de verzending van een - niet-aangetekend - poststuk voldoende gemotiveerd betwist, is het in beginsel aan de heffingsambtenaar om die verzending aannemelijk te maken.
2.6. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet voldoende gemotiveerd heeft betwist en dus de heffingsambtenaar de verzending niet verder in de hiervoor bedoelde zin aannemelijk hoeft te maken. De rechtbank constateert dat dit géén situatie is van gestelde niet-ontvangst van de beschikking. De beschikking moet namelijk wel ontvangen zijn want de gemachtigde heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt op 15 maart 2024, met bijvoeging van de bestreden beschikking. Ontvangst van de beschikking op zich wordt dan ook door belanghebbende niet betwist. De gemachtigde heeft aangegeven dat vertraging niet aan hem kan liggen want, hoewel hij de precieze verzendstukken van dit bezwaarschrift niet heeft, hij altijd binnen 24 uur na ontvangst van een stuk van zijn klant een bezwaarschrift indient. De rechtbank constateert dan dat gelet op dit standpunt ingenomen namens belanghebbende, er in redelijkheid twee mogelijkheden over blijven. Ofwel er was sprake van een reguliere verzending, belanghebbende heeft dan de beschikking eind februari 2023 ontvangen en heeft er vervolgens een jaar mee gewacht om het stuk aan zijn daarna gemachtigde te verzenden. Dan wel dat de post er ongeveer een jaar over heeft gedaan om belanghebbende te bereiken.
2.7. De rechtbank acht het zodanig onwaarschijnlijk dat het poststuk een jaar over de verzending heeft gedaan dat het op de weg van belanghebbende ligt om meer informatie te verschaffen in het kader van het beginpunt van het toetsingskader, namelijk het voldoende betwisten van tijdige ontvangst. De rechtbank komt bij deze stand van zaken tot het oordeel dat de bekendmaking eind februari 2023 is gebeurd. Uit het voorgaande volgt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en ontvangen bij de heffingsambtenaar.
Is het te laat indienen verschoonbaar?
2.8. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor de termijnoverschrijding. Er is dus geen verschoonbare termijnoverschrijding voor dit verzuim gebleken.
2.9. Het bezwaar is door de heffingsambtenaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
2.10. Belanghebbende verzoekt om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg bedraagt als regel een periode van twee jaar.
3 Conclusie en gevolgen
3.1. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
3.2. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht en proceskosten niet vergoed.
4 Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van M.M.I. van Dijk-Saris, griffier, op 6 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
Artikel 2.16 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken, Staatscourant 2023, 32442.
Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Dit volgt uit artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
Hoge Raad 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102, r.o. 2.4.2.
Zie Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.