Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:4979 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 31 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:497931 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht
BelastingrechtLokale Belastingen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 24/4800 tot en met 24/4804

[belanghebbende] V.O.F., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

De invorderingsambtenaar van de gemeente Baarle-Nassau, de invorderingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de brieven van de invorderingsambtenaar die gaan over de aanslagen onroerende zaakbelastingen over de jaren 2020 en 2022 en reclamebelasting over de jaren 2020, 2021 en 2022.

1.1. Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. Daarnaast is het voor de rechtbank onduidelijk waartegen het beroep is gericht. De rechtbank is om die reden ook niet in staat om het beroepschrift door te sturen naar een mogelijk bevoegd bestuursorgaan.[1] De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Toetsingskader

3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 371,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.

Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?

4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 2 juli 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 31 juli 2024 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 2 augustus 2024 om 11:02 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.

5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.

Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?

6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.

Tegen welke besluiten zijn de beroepen gericht?

7. De stukken die belanghebbende als beroepschrift heeft ingediend betreft correspondentie met de invorderingsambtenaar over aanslagen onroerende zaakbelastingen en reclamebelasting. Gezien de inhoud zou het beroep kunnen zijn gericht tegen in rekening gebrachte aanmaningskosten, de tenuitvoerlegging van invorderingsmaatregelen of de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding. Ook zou het gezien de titel van de ingediende stukken kunnen gaan om aanvullende stukken in een hoger beroepsprocedure. De rechtbank heeft belanghebbende gevraagd om te verduidelijken waar het beroep tegen is gericht. Belanghebbende heeft daar echter niet op gereageerd. De rechtbank kan daarom de stukken niet doorsturen naar de juiste instantie, mochten de stukken niet bedoeld zijn voor de rechtbank.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van R.M. Rosta, griffier, op 31 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Dit staat in artikel 6:15 van de Awb.


Voetnoten

Dit staat in artikel 6:15 van de Awb.