Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 24/1243 en 24/1244

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van belanghebbende van 30 november 2023 inzake de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2017 en 2018 met aanslagnummers [aanslagnummer] H.76.01 en [aanslagnummer] H.86.01, evenals de in de brief van 30 november 2023 opgenomen afwijzende beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering van die aanslagen.

1.1. Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat ze te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Toetsingskader

  1. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken.[1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar.[2]

Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.[3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post[4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend.[5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.

3.1. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.[6]

Zijn de beroepen te laat ingediend? 4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 30 november 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 11 januari 2024.

4.1. Belanghebbende heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel op de envelop gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 12 januari 2024 op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus na afloop van de beroepstermijn ter post aangeboden. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.

Is het te laat indienen verontschuldigbaar?

  1. Belanghebbende is bij brieven van 29 februari 2024 en 10 april 2024 in de gelegenheid gesteld om redenen aan te geven voor deze termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Beslissing op verzoek om ambtshalve vermindering

  1. Partijen zijn niet verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep voor zover het beroepschrift zich richt tegen de beslissingen van de inspecteur om de aanslagen niet ambtshalve te verminderen. De rechtbank acht het niet aangewezen om de inspecteur op te dragen om het beroepschrift als bezwaarschrift tegen die beslissing in behandeling te nemen. Dit gelet op het oordeel van de rechtbank omtrent de verschoonbaarheid van de beroepstermijn. Te verwachten valt namelijk dat de beslissing van de inspecteur hetzelfde uitvalt.

Conclusie en gevolgen

  1. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 11 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.

Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.

Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.

Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.

Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.

Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.