ECLI:NL:RBZWB:2025:4233 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11545701 \ CV EXPL 25-603
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
STAD HOLLAND ZORGVERZEKERAAR ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ U.A., gevestigd te Schiedam, eisende partij, hierna te noemen: Stad Holland, gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[gedaagde], wonende te [plaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , procederend in persoon.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 januari 2025 met productie 1,- de aantekeningen van de griffier van de rolzitting van 19 februari 2025 met daarin het mondeling antwoord,- de conclusie van repliek met productie 2 tot en met 5,- de conclusie van repliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. Tussen partijen bestaat een zorgverzekeringsovereenkomst. Op grond daarvan is [gedaagde] gehouden het (wettelijk verplicht) eigen risico aan Stad Holland te voldoen.
3 Het geschil
3.1. Stad Holland vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 485,87 (bestaande uit € 375,00 aan hoofdsom, € 68,06 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en € 42,81 aan wettelijke rente tot 30 december 2024), vermeerderd met de wettelijke rente over € 375,00 vanaf 30 december 2024 tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. Aan haar vordering heeft Stad Holland ten grondslag gelegd dat [gedaagde] in gebreke is gebleven het eigen risico van € 375,00 te betalen. Ondanks herinneringen en aanmaningen heeft [gedaagde] de verschuldigde bedragen niet betaald. Er is dan ook sprake van verzuim, zodat [gedaagde] ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
3.3. [gedaagde] heeft de hoofdsom niet betwist. Wel voert hij aan dat onnodig lang is gewacht met het uitbrengen van de dagvaarding en daarnaast voert hij verweer tegen de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en tegen de proceskosten. Hij voert aan dat deze zaak in een minnelijke regeling opgelost had kunnen worden, daarnaast heeft hij geen aanmaning of brief ontvangen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de gevorderde hoofdsom van € 375,00 niet betwist. Wel voert hij aan dat Stad Holland onnodig lang heeft gewacht met dagvaarden. Voor zover [gedaagde] daarmee beoogt een beroep te doen op verjaring, geldt dat verjaring pas aan de orde is na verloop van vijf jaar na de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten te betalen
4.2. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Stad Holland heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde] de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen.
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen
4.3. Omdat [gedaagde] de hoofdsom verschuldigd is, moet hij ook wettelijke rente betalen vanaf het moment dat hij in verzuim verkeert. Stad Holland heeft in dat verband alleen aangevoerd dat [gedaagde] in verzuim verkeert omdat hem vele herinneringen en aanmaningen zijn verstuurd en dat zij vanaf de datum van verzuim tot 30 december 2024 een bedrag van € 42,81 vordert. Zij heeft echter niet gesteld per welke datum [gedaagde] volgens haar precies in verzuim is komen te verkeren. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de ontvangst van de door Stad Holland gestuurde brieven en omdat [gedaagde] de ontvangst van al deze brieven heeft betwist, kan niet worden vastgesteld vanaf welke datum [gedaagde] in verzuim is. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding, te weten 9 januari 2025.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.4. [gedaagde] is - grotendeels - in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stad Holland worden begroot op:
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Stad Holland te betalen een bedrag van € 375,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf 9 januari 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 486,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025. **
artikel 3:307 lid 1 BW
artikel 6:96 lid 6 BW