Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11755 - Rechtbank Rotterdam - 3 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:117553 oktober 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11525611 CV EXPL 25-2382

datum uitspraak: 3 oktober 2025

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

Leaseproces B.V., vestigingsplaats: Amsterdam, eiseres, gemachtigde: mr. A. Frederiksen,

tegen

[gedaagde], woonplaats: [woonplaats] , gedaagde, gemachtigde: mr. V. Kortenbach.

De partijen worden hierna ‘Leaseproces’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

1.2. Op 2 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] van Leaseproces, bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is ook verschenen met haar gemachtigde.

2 De beoordeling

Wat is de kern?

2.1. [gedaagde] heeft met Leaseproces op 27 oktober 2005 afgesproken dat Leaseproces haar bijstaat in een gerechtelijke procedure tegen Dexia. Bij aanvang van de overeenkomst heeft [gedaagde] een starttarief van € 1.020,- betaald. Verder hebben partijen afgesproken dat Leaseproces een percentuele vergoeding ontvangt die afhankelijk is van het voordeel dat [gedaagde] behaalt ten opzichte van het bemiddelingsvoorstel Duisenberg. Op basis van dit voorstel zou [gedaagde] € 12.599,27 moeten betalen aan Dexia.

2.2. Op 11 maart 2024 heeft [gedaagde] een schikkingsvoorstel ontvangen van Dexia. Dexia heeft voorgesteld om € 50.820,00 aan [gedaagde] te betalen. Dit voorstel heeft [gedaagde] besproken met Leaseproces en daarna geaccepteerd. Leaseproces heeft [gedaagde] vervolgens een factuur gestuurd van € 4.749,46. Leaseproces vindt dat [gedaagde] dit moet betalen, omdat zij ten opzichte van de Duisenberg-regeling een voordeel heeft behaald van € 63.419,27. [gedaagde] weigert de factuur te betalen. In deze procedure eist Leaseproces betaling van de factuur, met rente en kosten. Primair eist Leaseproces dit bedrag op grond van de overeenkomst, subsidiair op grond van het redelijk loon (art. 7:411 lid 2 BW of art. 7:405 lid 2 BW).

2.3. [gedaagde] vindt dat zij geen vergoeding verschuldigd is aan Leaseproces, omdat Leaseproces nooit een procedure voor haar is gestart. Zij vindt dan ook dat Leaseproces het resultaat niet heeft bereikt in het kader van een procedure en dus geen recht heeft op vergoeding. Daarnaast vindt [gedaagde] dat de door Leaseproces gestelde werkzaamheden geen recht geven op een hogere vergoeding dan zij al heeft betaald.

2.4. De kantonrechter wijst de vorderingen van Leaseproces af. Dit wordt hieronder uitgelegd.

Geen vergoeding op grond van de overeenkomst

2.5. De kantonrechter vindt dat Leaseproces op grond van de overeenkomst geen recht heeft op een vergoeding. Partijen hebben het volgende afgesproken:

“Hierbij bevestigen wij dat wij bereid zijn om voor u een procedure te voeren tegen Dexia voor de rechtbank Amsterdam, sector kanton.

Het tarief bedraagt € 895,-, inclusief de onderzoekskosten van uw dossier van € 125,-. Daarnaast berekenen wij de volgende percentages over het resultaat, d.w.z. het voordeel voor u ten opzichte van het bemiddelingsvoorstel Duisenberg:

Deze bedragen zijn ook verschuldigd als met Dexia een schikking wordt getroffen. Voor een schikking is altijd uw toestemming nodig.

Alle kosten van de procedure zijn hierbij inbegrepen. Alleen als u de zaak onverhoopt verliest en de proceskosten van Dexia moet betalen, dan zijn die kosten voor uw rekening. Mocht in uw zaak een hoger beroepsprocedure volgen, hetgeen niet waarschijnlijk is, dan vragen wij daarvoor een kostenbijdrage van € 150,-.”

2.6. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] en Dexia zonder een procedure een schikking zijn overeengekomen die voordeliger is dan de Duisenberg-regeling. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of Leaseproces een vergoeding in rekening mag brengen bij [gedaagde] als deze schikking is overeengekomen zonder dat er een procedure is gestart. Leaseproces vindt dat dit wel het geval is, omdat in de overeenkomst is opgenomen dat zij ook bij een schikking recht heeft op een vergoeding. [gedaagde] vindt dat Leaseproces geen recht heeft op een vergoeding, omdat er nooit een procedure is gestart en de schikking dus ook niet in het kader van een procedure is overeengekomen.

2.7. De bepaling die Leaseproces recht geeft op een vergoeding als er een schikking is overeengekomen moet worden uitgelegd aan de hand van wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs hebben mogen afleiden en verwachten (Haviltex-maatstaf).

2.8. De kantonrechter hecht bij de uitleg van die bepaling vooral waarde aan de context van die bepaling. De bedoeling van partijen blijkt uit het begin van de overeenkomst: het starten van een procedure tegen Dexia voor de rechtbank. Als in deze procedure een voordeel wordt behaald ten opzichte van de Duisenberg-regeling, al dan niet door middel van een schikking, dan heeft Leaseproces recht op een vergoeding die is gebaseerd op het behaalde resultaat. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om deze bepaling zo ruim uit te leggen dat Leaseproces ook recht heeft op een vergoeding als zij nooit een procedure is gestart en partijen toch een schikking treffen. Op die situatie ziet de overeenkomst niet. Dit blijkt ook uit het feit dat in de overeenkomst is afgesproken dat de kosten van de procedure in de vergoeding zijn begrepen. Die kosten heeft Leaseproces niet gemaakt. Dat een procedure niet in het belang zou zijn geweest van [gedaagde] , zoals Leaseproces stelt, maakt dat niet anders. Het had op de weg van Leaseproces gelegen om duidelijk in de overeenkomst op te nemen dat zij ook een vergoeding verlangt als een schikking wordt getroffen zonder een procedure. Dat heeft zij niet gedaan.

2.9. De kantonrechter wijst de primaire vordering af omdat Leaseproces op grond van de overeenkomst geen recht heeft op een vergoeding.

[gedaagde] heeft voldoende betaald voor de verrichte werkzaamheden

2.10. Subsidiair vordert Leaseproces dat [gedaagde] een redelijk loon moet betalen voor de door Leaseproces verrichte werkzaamheden. De kantonrechter is echter van oordeel dat Leaseproces deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft namelijk al € 1.020,- betaald bij aanvang van de overeenkomst en zij heeft betwist dat Leaseproces recht heeft op een hogere vergoeding. In het licht daarvan had het op de weg van Leaseproces gelegen om nader te onderbouwen dat de werkzaamheden die zij stelt te hebben uitgevoerd voor [gedaagde] recht geven op een hogere vergoeding. Nu Leaseproces dit heeft nagelaten, wijst de kantonrechter ook de subsidiaire vordering af.

De incassokosten en rente worden ook afgewezen

2.11. De kantonrechter wijst ook de incassokosten en de wettelijke rente af, omdat zij de hoofdsom heeft afgewezen.

Leaseproces moet de proceskosten betalen

2.12. De proceskosten komen voor rekening van Leaseproces, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Leaseproces aan [gedaagde] moet betalen op € 678,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 813,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad

2.13. Dit vonnis wordt voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] dat eist en Leaseproces daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis in zoverre meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1. wijst de vorderingen van Leaseproces af;

3.2. veroordeelt Leaseproces in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 813,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;

3.3. verklaart dit vonnis voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken. 64363