Uitspraak inhoud

Team straf 1

Parketnummer: 10-281884-22 Datum uitspraak: 29 september 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats], niet ingeschreven in de basisregistratie personen, preventief gedetineerd in [detentieadres], raadsman mr. O.E. Maan, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 Op het onder 2 ten laste gelegde is door de verdediging geen verweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2. Bewijswaardering feit 1

4.2.1. Standpunt officier van justitie De verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op de dood van de aangever, [verbalisant 1]. Door met een auto in een smalle straat te keren en daarbij tegen en over de verbalisant heen te rijden heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verbalisant door deze gedragingen kwam te overlijden. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde, poging tot doodslag. De verbalisant heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Subsidiair kan daarom zware mishandeling bewezen worden verklaard.

4.2.2. Standpunt verdediging De verdachte moet integraal vrijgesproken worden van het onder 1 ten laste gelegde. Uit de bewijsstukken volgt alleen dat de voet van de verbalisant op enig moment onder de band van de auto is gekomen en hij ten val is gekomen. De verdachte heeft vervolgens zijn auto gekeerd, waarbij hij ervoor heeft gezorgd dat hij de verbalisant niet raakte. Daaruit blijkt dat hij de aanmerkelijke kans op de dood of de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel niet heeft aanvaard. Daarnaast kan het letsel dat de verbalisant heeft opgelopen niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.

4.2.3. Beoordeling

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verdachte opzet had op de dood, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet afleiden dat de verdachte vol opzet had op enige van deze gevolgen. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad. Daarbij zal de rechtbank eerst het primair ten laste gelegde, opzet op de dood, bespreken.

De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op de dood van een persoon aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze persoon als gevolg van zijn handelen zal overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Tan aanzien van het bewust aanvaarden van die kans kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat een verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.

Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 27 oktober 2022 zag de aangever, [verbalisant 1], dat er dozen werden overgeheveld in een personenauto, een Audi, die geparkeerd stond in de Jacominastraat in Rotterdam. De aangever heeft hierop de bestuurder van de Audi – de verdachte – aangesproken via het open bestuurdersraam, om diens identiteitsbewijs gevraagd en verzocht om de inhoud van de dozen te mogen controleren. In plaats van daaraan gehoor te geven heeft de verdachte besloten om te vluchten, zo heeft hij verklaard. De verdachte heeft zijn raam omhoog gedaan en is vervolgens – terwijl de verbalisant vlak naast de auto stond – begonnen met het keren van de auto. Hij is allereerst naar achteren en weer naar voren gereden (de eerste steekbeweging). Op enig moment is de verdachte daarbij tegen het been en over de voet van de aangever gereden. De aangever is als gevolg van de rijbeweging van de verdachte achterover gevallen en heeft het bewustzijn verloren. De verdachte is daarna verder gegaan met keren en heeft meerdere keren naar voren en naar achteren gemanoeuvreerd om vervolgens weg te rijden in de richting tegengesteld aan die waarin de auto geparkeerd stond en tegen de verplichte rijrichting in. Tijdens deze manoeuvre, zo heeft de verdachte verklaard, had de verdachte zicht op het lichaam boven de knieën van de aangever, die op dat moment op de grond lag. Er is niet gebleken dat de verdachte in die fase, na de eerste steekbeweging, nogmaals over (delen van) het lichaam van de verbalisant is gereden. De aangever verkeerde op dat moment reeds buiten bewustzijn en heeft hier niet over kunnen verklaren. [verbalisant 2] stond aan de rechterkant van de auto en had geen zicht op het linker voorwiel en evenmin op de aangever. De verdachte heeft verklaard dat hij tegen de aangever is aangereden, maar dat hij niet gemerkt heeft dat hij over diens voet of been is gereden. Het letsel dat bij de aangever is geconstateerd past bij de vaststelling dat de verdachte eenmaal over de voet van de aangever is gereden.

Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken en gezien het feit dat de verdachte zicht had op de vitale lichaamsdelen van de verbalisant tijdens het keren, en de verdachte heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om het lichaam van de aangever met de auto te ontwijken, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een aanmerkelijke kans op de dood en heeft de verdachte deze kans dan ook niet bewust aanvaard. Daarmee is niet bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van de aangever.

De rechtbank acht op basis van het voorgaande wel bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op zware mishandeling van de verbalisant. Het met een auto aanrijden van een persoon, en daarbij over diens voet en tegen diens been rijden zodat diegene ten val komt, en vervolgens in diens directe omgeving blijven manoeuvreren met de auto zonder zicht te hebben op de onderbenen van de op de grond liggende persoon, levert naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Dat geldt ook indien dit gebeurt met relatief lage snelheid, gelet op het gewicht van een personenauto en de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de gedragingen van de verdachte, gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, zozeer gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.

Zwaar lichamelijk letsel Voor bewezenverklaring van zware mishandeling is vereist dat er bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) geeft een overzicht van de situaties waarin sprake is van zwaar lichamelijk letsel, waaronder de blijvende ongeschiktheid om ambtelijke of beroepsmatige werkzaamheden uit te oefenen en – in het tweede lid – storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft. Ook buiten de gevallen beschreven in artikel 82 Sr kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd, indien het letsel naar gewoon spraakgebruik als zodanig kan worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van belang.

De aangever heeft volgens de FARR-verklaring van 30 november 2022 bij de aanrijding een scheurverwonding aan de achterzijde van zijn hoofd, schaafwonden aan zijn knie en een zwelling aan zijn linker enkel opgelopen. Uit deze FARR-verklaring blijkt dat de genezingsduur van dit lichamelijke letsel bij ongecompliceerd beloop ongeveer twee weken duurt. Daaruit kan geen zwaar lichamelijk letsel worden afgeleid. Uit de aanvullende FARR-verklaring van 12 mei 2023 blijkt dat de aangever op dat moment nog pijnklachten aan zijn knie en enkel ervaart. Er wordt echter geen objectiveerbaar letsel waargenomen. In mei 2024 verklaart de aangever dat hij nog steeds last heeft van langdurige hoofdpijn, langdurige pijn aan de knie en psychische klachten. In november 2024 heeft de aangever opnieuw te maken gekregen met een aanrijding tijdens een dienst bij de politie, waarna een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is vastgesteld. De aangever heeft daarna langere tijd niet zijn werk bij de politie kunnen uitoefenen. Inmiddels is hij echter – hoewel zeer beperkt – weer gestart met zijn werkzaamheden. Van een voortdurende ongeschiktheid om ambtelijke of beroepsmatige werkzaamheden uit te oefenen is daarom geen sprake. Uit de fysieke gevolgen van de aanrijding voor de aangever kan geen zwaar lichamelijk letsel worden afgeleid. Het is duidelijk dat de aangever gedurende langere tijd is geconfronteerd met vooral de psychische gevolgen van het incident en daar nog steeds mee te maken heeft. Psychische gevolgen op zichzelf, ook als het ernstige klachten zijn, vallen echter niet snel onder de wettelijke definitie van zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 82 Sr. Zo kunnen volgens vaste jurisprudentie psychische gevolgen die niet zonder meer zijn aan te merken als een (ver)storing van de verstandelijke vermogens zoals bedoeld in artikel 82, tweede lid, Sr niet kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Verder is het onduidelijk in hoeverre de beperkingen van aangever het gevolg zijn van het lichamelijke of psychische letsel dat hij bij de aanrijding op 27 oktober 2022 heeft opgelopen, en daarmee in hoeverre die het directe gevolg zijn van het handelen van de verdachte. Op basis van het voorgaande kan de rechtbank niet concluderen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zodat de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling niet bewezen is.

4.2.4. Conclusie De verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. De onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling zal bewezen worden verklaard.

4.3. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1. meer subsidiair hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], zijnde een ambtenaar, te weten verbalisant van politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van/met een (personen)auto meermalen, althans eenmaal opzettelijk in de richting van die [slachtoffer] is/heeft gereden/gestuurd en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft aangereden, als gevolg waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal (met dit voertuig)over een voet en/of (de) be(e)n(en) en/of het lichaamvandie [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto: merk Audi, voorzien van kenteken [kenteken]) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de Jacominastraat, op of omstreeks 27 oktober 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, (aan) een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht en/of die ander (te weten [slachtoffer]), aan wie hij dat ongeval letsel ‘is toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

7.1. Algemene overweging De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2. Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Nadat de aangever, een verbalisant, hem aansprak is de verdachte met zijn auto, tegen de uitdrukkelijke instructie van de verbalisant in, weggereden. Daarbij is hij over de voet en tegen het been van de verbalisant gereden waardoor deze ten val is gekomen. De vlucht van de verdachte vond plaats omdat hij verboden goederen in zijn auto had liggen en niet betrapt wilde worden. Of het hierbij ging om verdovende middelen of – zoals de verdachte zelf stelt – nepkleding is onduidelijk gebleven. Door het handelen van de verdachte heeft de aangever letsel opgelopen. Hij heeft een langdurig revalidatieproces moeten ondergaan en kampt nog altijd met zowel lichamelijke als psychische klachten. In de slachtofferverklaring heeft de verbalisant dit op invoelbare wijze verwoord. Het handelen van de verdachte heeft een grove aantasting van de lichamelijke integriteit van de verbalisant tot gevolg gehad. Dit op zichzelf is reeds een zeer ernstig feit. Dit wordt de verdachte nog zwaarder aangerekend nu hij zijn daad pleegde terwijl de verbalisant zijn publieke taak uitvoerde: het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Na de aanrijding heeft de verdachte zich niet bekommerd om de verbalisant, integendeel: hij is gevlucht en heeft de verbalisant met zijn letsel achtergelaten. Bovendien heeft de verdachte zich ruim 2,5 jaar schuilgehouden in het buitenland, zonder verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen.

7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte Uit het strafblad van de verdachte van 5 juli 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten in Nederland. In België is de verdachte in 2020 veroordeeld voor een strafbaar feit ter zake de verkeerswetgeving.

7.4. Conclusies van de rechtbank Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gezien de in die zaken opgelegde straffen hanteert de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden als uitgangspunt. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat de poging tot zware mishandeling is begaan tegen een agent tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Daarnaast neemt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij is gevlucht naar het buitenland en 2,5 jaar geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.

Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest (inclusief de zestien dagen die de verdachte in voorlopige hechtenis in Qatar heeft doorgebracht), passend en geboden. Dit is een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, aangezien de rechtbank uitgaat van een ander feitencomplex en niet het primair, maar het meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen acht.

Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van twee jaren, zoals gevorderd door de officier van jusitie.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8 Vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.330,- aan immateriële schade en een vergoeding van € 812,- aan proceskosten.

8.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.2. Standpunt verdediging De verdediging heeft de vordering niet betwist.

8.3. Beoordeling Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en deze door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering in zijn geheel worden toegewezen, te weten voor een bedrag van € 10.330,-.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022.

Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 812,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.4. Conclusie De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.330,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van de verdachte in de proceskosten. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 302, 304 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 7, 176, 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van2 (twee) jaren; veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 10.330,- (zegge: tienduizend driehonderddertig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 812,- (zegge: achthonderdtwaalf euro), aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen € 10.330,-(hoofdsom, zegge: tienduizend driehonderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10,330,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 86 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter, en mrs. H.J. de Kraker en D.M. Douwes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 september 2025.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (zijnde een verbalisant van politie Eenheid Rotterdam) opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van/met een (personen)auto meermalen, althans eenmaal opzettelijk in de richting van die [slachtoffer] is/heeft gereden/gestuurd en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft aangereden, als gevolg waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal (met dit voertuig) over een voet en/of (de) be(e)n(en) en/of het lichaam die [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Rotterdam aan [slachtoffer], zijnde een ambtenaar, te weten verbalisant van politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (chronische) pijnklachten en/of mentale- en/of psychische problemen (gespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis en/of flashbacks en/of nachtmerries) en/of botkneuzing(en) en/of een of meer blauwe plekken en/of verminderd zicht in een oog en/of verkramping, waardoor die [slachtoffer] bij voortduring, althans gedurende langere tijd ongeschikt was tot de uitoefening van zijn ambtsbezigheden, heeft toegebracht door als bestuurder van/met een (personen)auto meermalen, althans eenmaal opzettelijk in de richting van die [slachtoffer] te rijden/sturen en/of (daarbij) die [slachtoffer] aan te rijden, als gevolg waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal (met dit voertuig) over een voet en/of (de) be(e)n(en) en/of het lichaam die [slachtoffer] heen te rijden;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], zijnde een ambtenaar, te weten verbalisant van politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van/met een (personen)auto meermalen, althans eenmaal opzettelijk in de richting van die [slachtoffer] is/heeft gereden/gestuurd en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft aangereden, als gevolg waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal (met dit voertuig) over een voet en/of (de) be(e)n(en) en/of het lichaam die [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto: merk Audi, voorzien van kenteken [kenteken]) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de Jacominastraat, op of omstreeks 27 oktober 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, (aan) een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht en/of die ander (te weten [slachtoffer]), aan wie hij dat ongeval letsel ‘is toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.