ECLI:NL:RBROT:2025:11262 - Kantonrechter handhaaft loonstop wegens weigeren passende arbeid tijdens arbeidsconflict - 22 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De kantonrechter wijst de loonvordering van een zieke werknemer in kort geding af. De werkgever mocht een loonstop opleggen omdat de werknemer, ondanks positieve adviezen van de bedrijfsarts en het UWV, zonder deugdelijke grond weigerde passende arbeid bij een derde te verrichten.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11665414 VV EXPL 25-229
datum uitspraak: 22 juli 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A], woonplaats: [woonplaats] , eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
tegen
Bik Flex Schoonmaakpersoneel B.V., woonplaats: Rotterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, gemachtigde: mr. H.H. Göertz.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘Bik’ genoemd.
1 De procedure
1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
1.2. Op 8 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken met [persoon A] , met hulp van de tolk Portugees S. Lopes, en mr. Z. Eker ter vervanging van zijn kantoorgenoot mr. Fakiri, en met [persoon B] ( [naam functie] ) voor Bik en mr. Göertz. Daarna is de zaak op verzoek van partijen één week aangehouden voor schikkingsonderhandelingen. Mr. Fakiri heeft laten weten dat er geen schikking is bereikt en om vonnis gevraagd.
2 De beoordeling
Wat is de kern?
2.1. [persoon A] eist opheffing van de door Bik op 3 maart 2025 opgelegde loonstop en veroordeling van Bik tot betaling van € 15.471,48 bruto aan loon, met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW. Bik eist dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden. De eisen over en weer worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Beoordelingskader in kort geding
2.2. Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat de eisende partij heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor de gedaagde partij als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
In conventie Afwijzing eis [persoon A]
2.3. Gelet op de aard van de zaak heeft [persoon A] een spoedeisend belang, maar haar eis tot opheffing van de loonstop en betaling van loon tijdens ziekte wordt afgewezen, omdat aannemelijk is dat dat ook de uitkomst zal zijn in een gewone procedure. Bij de eis is namelijk niet een verklaring (in het voordeel van [persoon A] ) gevoegd van een deskundige benoemd door het UWV over de verhindering van [persoon A] om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten en over de nakoming door haar van de re-integratie-verplichtingen (artikel 7:629a lid 1 BW). In dit verband is van belang de gemotiveerde betwisting op deze punten door Bik (lid 2) en het navolgende.
2.3.1. [persoon A] is op 29 oktober 2024 uitgevallen voor haar werk door ziekte. Bik heeft een bedrijfsarts ingeschakeld, die op 12 februari 2025 de volgende terugkoppeling gegeven heeft: “Vandaag bezocht mevr. [persoon A] mijn spreekuur. Medisch gezien heeft zij, behoudens de allergie, geen beperkingen meer voor hervatting in haar eigen werk. Er is echter wel een forse belemmering die hervatting in het werk bij haar werkgever nu nog in de weg staat. Mevrouw [persoon A] geeft aan dat zij zich door de werkgever bedreigt voelt en dat zij bang is voor de werkgever. Voor deze situatie is echter geen medische oplossing voorhanden. Een oplossingsrichting zal gevonden moeten worden in contact tussen mevr. [persoon A] en haar werkgever, eventueel onder begeleiding van een derde of met mediation.”
2.3.2. Op 13 februari 2025 heeft Bik aan de gemachtigde van [persoon A] een e-mail gestuurd waarin te kennen is gegeven dat nooit enige bedreiging is geuit naar [persoon A] , maar dat het erop lijkt dat er weinig vertrouwen is in een toekomst bij Bik. Voorgesteld is de arbeidsovereenkomst te beëindigen door middel van een vaststellingsovereenkomst. Voor het geval [persoon A] hiermee niet akkoord gaat, is meegedeeld dat [persoon A] weer aan het werk kan bij Bik of bij een derde waar zij direct gedetacheerd kan worden, omdat de bedrijfsarts geen medische beperkingen heeft geconstateerd. In verband hiermee is [persoon A] per 24 februari 2025 opgeroepen voor (alternatieve) werkzaamheden. Ook is meegedeeld dat Bik in dat geval het gesprek wil aangaan met [persoon A] op een door [persoon A] te kiezen neutrale locatie bij haar in de buurt en dat zij zich hierbij door een vertrouwenspersoon of haar advocaat mag laten vergezellen. Gevraagd is om uiterlijk 21 februari 2025 te laten weten waar dit gesprek kan plaatsvinden. Hierop is niet gereageerd.
2.3.3. Op 21 februari 2025 heeft Bik aan [persoon A] alternatieve passende werkzaamheden aangeboden bij een andere werkgever per 24 februari 2025.
2.3.4. Bij e-mail van 24 februari 2025 heeft de gemachtigde van [persoon A] meegedeeld dat zijn cliënt arbeidsongeschikt is, onder behandeling is van een specialist en dat de bedrijfsarts geen informatie heeft ingewonnen bij de behandelaar. Ook is meegedeeld dat [persoon A] geen werk voor een derde zal uitvoeren, omdat zij niet in dienst is bij Bik op basis van een uitzendovereenkomst.
2.3.5. Bij brief van 24 februari 2024 heeft Bik aan [persoon A] meegedeeld dat haar op vrijdag 21 februari 2025 is gevraagd om zich op maandag 24 februari 2024 te melden bij [naam bedrijf] te Rotterdam om haar werkzaamheden te hervatten, maar dat zij daaraan geen gehoor gegeven heeft. [persoon A] is verzocht om uiterlijk op 28 februari 2025 het werk bij die werkgever te hervatten. Haar is te verstaan gegeven dat niet gehoor geven aan deze oproep zal worden gezien als een weigering om het advies van de bedrijfsarts op te volgen en als niet meewerken aan re-integratie. Ook is aangekondigd dat Bik de loonbetaling zal stoppen, omdat [persoon A] dan zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht waartoe zij wel in staat is. Voorts is herhaald dat Bik het gesprek met [persoon A] wil aangaan op een door [persoon A] te kiezen neutrale locatie en dat zij een vertrouwenspersoon of haar advocaat mag meenemen. Gevraagd is om uiterlijk 28 februari 2025 te laten weten waar en wanneer dit gesprek kan plaatsvinden.
2.3.6. Bij e-mail van 25 februari 2025 heeft de gemachtigde van Bik aan de gemachtigde van [persoon A] laten weten dat Bik het advies van de bedrijfsarts moet opvolgen. Uiteengezet is dat daarbij past dat [persoon A] , die als schoonmaakster geen vaste standplaats heeft, op een andere locatie te werk gesteld kan worden, zeker bij re-integratie, en dat op grond van artikel 7:629 lid 3 BW geen recht is op loon bij ziekte als [persoon A] zonder deugdelijke grond passende arbeid weigert. Te kennen is gegeven dat dan een loonstop wordt opgelegd. Gewezen is op de mogelijkheid om een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV als [persoon A] het niet eens is met het advies van de bedrijfsarts. Ook is meegedeeld dat Bik open staat voor een gesprek onder verwijzing naar het eerdere voorstel.
2.3.7. Bij e-mail van 25 februari 2025 heeft de gemachtigde van [persoon A] laten weten dat de medische klachten van [persoon A] zijn toegenomen en dat zij zich toegenomen arbeidsongeschikt meldt.
2.3.8. De bedrijfsarts heeft bij e-mail van 27 februari 2025 aan de gemachtigde van [persoon A] , met een cc aan Bik, geschreven ervan kennis te hebben genomen dat [persoon A] het niets eens is met de terugkoppeling van 12 februari 2025 en te verwachten dat [persoon A] of haar gemachtigde hem informeert als zij het niet eens is met zijn advies. Meegedeeld is dat [persoon A] hem geïnformeerd heeft over haar klachten en behandeling en dat, omdat die goed op elkaar aansluiten, er geen aanleiding is geweest om informatie bij haar behandelaar op te vragen, en dat [persoon A] daarom ook niet heeft gevraagd. Meegedeeld is tevens dat [persoon A] benutbare mogelijkheden heeft voor werk en geen beperkingen heeft voor haar eigen werkzaamheden. Omdat werkhervatting bij de eigen werkgever wordt belemmerd door een conflict is mediation geadviseerd. Gewezen is op de mogelijkheid om bij het UWV een deskundigenoordeel te vragen. Voorts is te kennen gegeven dat [persoon A] welkom is op het spreekuur als bij haar sprake is van substantiële nieuwe medische ontwikkelingen.
2.3.9. [persoon A] heeft op 27 februari 2025 een aanvraag ingediend bij het UWV voor een deskundigenoordeel over de vraag of zij op 24 februari 2025 haar eigen werk kon doen.
2.3.10. Bij e-mail van 28 februari 2025 heeft de gemachtigde van Bik aan de gemachtigde van [persoon A] laten weten dat Bik [persoon A] wil uitnodigen voor een mediationgesprek onder vermelding van drie mogelijke mediators of, als [persoon A] daarmee niet akkoord is, met een erkende mediator van haar keuze. Ook is [persoon A] opgeroepen om zich op 3 maart 2025 om 7:00 uur te melden bij [naam bedrijf] te Rotterdam, om haar benutbare mogelijkheden uit te oefenen, waarbij te kennen is gegeven dat niet gehoor geven aan de oproep als werkweigering wordt gezien en dat dan per 3 maart 2025 een loonstop wordt doorgevoerd.
2.3.11. [persoon A] is op 3 maart 2025 niet verschenen op de doorgegeven werklocatie.
2.3.12. Bij brief van 3 maart 2025 heeft Bik aan [persoon A] meegedeeld vanaf die datum geen loon te zullen betalen voor de tijd dat zij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan de door de bedrijfsarts gegeven voorschriften voor passende arbeid.
2.3.13. Op 26 maart 2025 heeft het UWV een verzekeringsgeneeskundige rapportage uitgebracht waarin geconcludeerd wordt dat per 14 november 2024 tijdelijk sprake was van arbeidsongeschiktheid van [persoon A] , maar nu niet meer. Wel speelt de kwestie van de verstoorde arbeidsverhouding waarvoor tot nu toe geen oplossing gevonden is.
2.3.14. Op 4 april 2025 heeft Bik een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Op 15 april 2025 heeft het UWV een arbeidsdeskundige rapportage uitgebracht waarin geconcludeerd wordt dat het eigen werk en het andere aangeboden werk passend is voor [persoon A] , omdat het past bij de krachten en bekwaamheden van [persoon A] en ook in billijkheid te aanvaarden is. Het eigen werk is passend omdat geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid. Het aangeboden andere werk is passend omdat het een soortgelijke functie is en ook schoonmaakwerk betreft. [persoon A] kan hierin haar mogelijkheden benutten, terwijl er gewerkt wordt om het conflict op te lossen.
2.3.15. Bik heeft opdracht gegeven voor mediation door een door [persoon A] voorgedragen mediator. Op 15 april 2024 heeft een mediationgesprek plaatsgevonden tussen Bik en [persoon A] in het bijzijn van haar gemachtigde. Op 25 april 2025 is de mediation beëindigd.
2.4. Onderkend wordt dat bij een eis in kort geding tot betaling van loon tijdens ziekte niet de eis geldt dat de in artikel 7:629a lid 1 BW bedoelde deskundigenverklaring overgelegd moet worden
2.5. Gesteld is dat bij [persoon A] vanaf 24 februari 2025 sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Dat heeft echter niet geleid tot contact tussen [persoon A] en de bedrijfsarts, terwijl laatstgenoemde op 27 februari 2025 heeft laten weten dat [persoon A] welkom is op het spreekuur als bij haar sprake is van substantiële nieuwe medische ontwikkelingen.
2.6. [persoon A] wijst erop dat zij aan het UWV gevraagd heeft om een deskundigenoordeel over de inzetbaarheid in haar eigen functie op 24 februari 2025, maar dat het UWV hierover niet geoordeeld heeft op 26 maart 2025. Volgens [persoon A] heeft zij hierover contact opgenomen met het UWV, maar is haar toen gemeld is dat een tweede oordeel niet mogelijk was. Uit de spreekaantekeningen wordt evenwel opgemaakt dat het UWV aan [persoon A] te kennen heeft gegeven dat een eventuele volgende aanvraag voor een deskundigenoordeel alleen in behandeling zou worden genomen als het gaat om een ander soort deskundigenoordeel of over nieuwe feiten en omstandigheden. Anders dan [persoon A] lijkt te betogen is het dus niet onmogelijk geweest om opnieuw een deskundigenoordeel te verkrijgen van het UWV. Gesteld noch gebleken is echter dat [persoon A] een nieuwe aanvraag heeft gedaan om een deskundigenverklaring te verkrijgen van het UWV op basis van nieuwe feiten en omstandigheden betreffende haar gezondheid.
2.7. Duidelijk is dat [persoon A] op 12 februari 2025 niet als arbeidsongeschikt is aangemerkt door de bedrijfsarts en op 26 maart 2025 niet door de verzekeringsarts van het UWV. Naar aanleiding van de melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid op 16 april 2025 heeft [persoon A] ook geen contact opgenomen met de bedrijfsarts, terwijl de deur voor haar open stond en staat. Overigens zijn beide meldingen van toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan door haar gemachtigde en niet door [persoon A] zelf, wat wel verwacht mag worden.
2.8. De kantonrechter kan in weerwil van het vorenstaande niet de conclusie trekken dat [persoon A] (toegenomen) arbeidsongeschikt is en dat om die reden de loonstop ongerechtvaardigd is, ook niet vanaf 16 april 2025. Die conclusie kan evenmin worden getrokken op basis van de in het geding gebrachte verklaring van de behandelend psycholoog van [persoon A] van 7 juli 2025, waarin melding wordt gemaakt van verslechtering van de klachten die verband houden met de psychosociale, financiële en gezinssituatie van [persoon A] . Naar het zich thans laat aanzien kan [persoon A] aan de verslechtering als gevolg van haar financiële situatie wat doen door te gaan werken.
2.9. Het gestelde door [persoon A] dat zij (tevens) op de voet van artikel 7:628 BW recht op loon heeft behouden, omdat zij het werk niet heeft kunnen verrichten door een oorzaak die in redelijkheid voor Bik behoort te komen, onderschrijft de kantonrechter niet om de redenen hierboven genoemd. Hoe de zaken er nu voorstaan, komt [persoon A] onterecht de op haar rustende verbintenis tot het verrichten van arbeid niet na, zodat de kantonrechter voorshands van oordeel is dat Bik de loonstop op goede grond heeft opgelegd.
2.10. Om voormelde redenen wordt de looneis afgewezen. Daarbij speelt mee dat de slechte financiële situatie van [persoon A] een restitutierisico oplevert als de eis wordt toegewezen. Het gaat namelijk om € 15.471,48 bruto aan loon, dus een fors bedrag. Als het bedrag nu zou worden toegewezen en deze beslissing in hoger beroep of in een bodemzaak niet stand houdt, wat zeker mogelijk is, is de kans reëel dat [persoon A] het bedrag niet kan terugbetalen aan Bik.
In reconventie Afwijzing eis Bik
2.11. De eis van Bik tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen. Dat gebeurt niet in kort geding.
In conventie en in reconventie Proceskosten
2.12. Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten dient te dragen.
3 De beslissing
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
3.1. wijst de eisen af;
3.2. bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken. 465
Hoge Raad 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1673.