Uitspraak inhoud

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor strafzaken

Parketnummer: 10-161415-25

Datum zitting en uitspraak: 29 augustus 2025

Tegenspraak

Verdachte: [verdachte]

geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres: [adres] , [postcode] in [woonplaats] .

Advocaat van de verdachte: L. Klewer Officier van justitie: W.D. van den Berg

Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat - een vuurwapen en vier kogelpatronen voorhanden heeft gehad. De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat:

hij op of omstreeks 25 mei 2025 te Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (omgebouwd), van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 ir, en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op het art. 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen, kaliber .221r, voorhanden heeft gehad.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie De officier van justitie vindt dat het feit bewezen kan worden. Oordeel van de rechtbank Bewezenverklaring De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:

op 25 mei 2025 te Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (omgebouwd), van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 ir, en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op het art. 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen, kaliber .221r, voorhanden heeft gehad. De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen vrijspraakverweer gevoerd. Daarom worden de bewijsmiddelen hieronder wel genoemd maar niet uitgeschreven[1].

  1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2025 [2]

  2. Proces-verbaal politie, aanhouding verdachte en aantreffen vuurwapen[3]

  3. Proces-verbaal politie, vooronderzoek lab[4]

  4. Proces-verbaal politie, het onderzoek vuurwapen en munitie[5]

Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:

de eendaadse samenloop van:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid feit en verdachte Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Eis van de officier van justitie De officier van justitie vindt dat aan de verdachte een jeugddetentie van 135 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest, moet worden opgelegd. Standpunt van de verdediging De raadsman heeft verzocht het voorwaardelijke strafdeel dat de officier van justitie heeft geëist te matigen. Oordeel van de rechtbank Ernst en gevolgen van het feit De verdachte heeft op straat een revolver met daarin kogelpatronen bij zich gedragen in zijn tas. Aan het voorhanden hebben van vuurwapens en bijbehorende munitie zijn grote risico’s verbonden, omdat de ervaring leert dat het voorhanden hebben van die wapens en munitie het gebruik ervan in de hand werkt en daarmee dodelijk letsel kan worden toegebracht. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Persoon en persoonlijke omstandigheden Uit het strafblad van 10 juli 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.

Reclassering Nederland heeft op 27 augustus 2025 een rapport gemaakt over de verdachte. De reclassering beschouwt het sociale netwerk en de houding van de verdachte als delictgerelateerd. Daarnaast is het mogelijk dat psychosociale problemen een rol spelen en heeft de woonomgeving invloed op het negatieve sociale netwerk van de verdachte. In het verleden is de verdachte gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking. De kans op herhaling wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Op het gebied van zowel handelingsvaardigheden als pedagogische mogelijkheden zijn daar namelijk indicaties voor. De verdachte functioneert niet zelfstandig en er is bij hem een verstandelijke beperking vastgesteld. Tevens beschikt hij niet over een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en krijgt hij ondersteuning vanuit zijn familie. De verdachte wordt sinds 5 augustus 2025 begeleid vanuit ‘Totaalaanpak’ van de gemeente Rotterdam. Van de begeleider heeft de reclassering begrepen dat het contact goed verloopt en dat de verdachte zich gemotiveerd en meewerkend opstelt. Er zijn afspraken gemaakt om formulieren in te vullen en op zoek te gaan naar werk. Daarnaast heeft de verdachte, in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, contact gehad met de jeugdreclassering. Ook tijdens de gesprekken met de jeugdreclasseerder heeft de verdachte zich meewerkend opgesteld. De verdachte wil op termijn graag zelfstandig wonen en een baan vinden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dat er aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf wordt opgelegd met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Daarbij adviseert de reclassering om de reclasseringsbegeleiding uit te laten voeren door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vroeger verkeerde vrienden had en dat hij wil kijken naar de toekomst en zijn leven wil beteren.

Conclusie Het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan - als de verdachte ten tijde van het begaan van een strafbaar feit tussen de 18 en 23 jaar oud is - ook het jeugdstrafrecht toepassen, indien daar reden voor is gezien zijn persoonlijkheid of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.

De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit gepleegd toen hij 20 jaar oud was. Gelet op de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie, zal de rechtbank op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.

De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, of in dit geval jeugddetentie. Dat wordt onderstreept door uitspraken van rechtbanken in soortgelijke zaken. Gelet op deze uitspraken is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf te hoog is. De rechtbank zal van de geëiste straf het voorwaardelijk strafdeel matigen.

Alles afwegende zal aan de verdachte worden opgelegd een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte kan met deze straf verder met het weer opbouwen van zijn leven. Een deel van de op te leggen jeugddetentie zal voorwaardelijk worden opgelegd. Dit biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt, kan het voorwaardelijke deel van 30 dagen jeugddetentie alsnog ten uitvoer worden gelegd. De bijzondere voorwaarden - kort gezegd: de meldplicht, ambulante behandeling/begeleiding, begeleid wonen, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening - moeten de verdachte ook helpen om het niet meer zover te laten komen. Houdt hij zich niet aan deze bijzondere voorwaarden, dan kan ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie volgen. De begeleiding en het toezicht zal worden uitgevoerd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 55, 77c, 77i. 77x, 77y, 77z, 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Beslissingen

De rechtbank:

verklaart bewezen dat de verdachte het feit zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;

stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;

bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:

geeft aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door: J.H. Janssen, voorzitter, en R.H. Kroon en R. van den Wildenberg, rechters, in tegenwoordigheid van L.R. van Zaanen, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 29 augustus 2025.

De vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer] .

De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2025.

Pagina’s 3 tot en met 5.

Pagina’s 9 tot en met 11.

[proces-verbaalnummer] , pagina’s 1 tot en met 6 van het aanvullend proces-verbaal.


Voetnoten

De vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer] .

De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2025.

Pagina’s 3 tot en met 5.

Pagina’s 9 tot en met 11.

[proces-verbaalnummer] , pagina’s 1 tot en met 6 van het aanvullend proces-verbaal.