Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11130239 CV EXPL 24-13731

datum uitspraak: 5 september 2025

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

de rechtspersoon naar buitenlands recht KLAUS BÖCKER GmbH, gevestigd te Buxtehude, Duitsland, eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het art. 223 Rv-incident, advocaten mrs. M.R. Ruygvoorn en Q. Schier te Utrecht,

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht COLIMA PROCESSORS S. DE R.L. DE C.V., gevestigd te Tecomán, Colima, Mexico, gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het art. 223 Rv-incident, advocaat mr. F.D.P. Nobel te Rotterdam.

Partijen zullen hierna Klaus en Colima genoemd worden.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

1.2. In het tussenvonnis van 18 april 2025 heeft de rechtbank zich bevoegd verklaard kennis te nemen van de vorderingen van Klaus in het art. 223 Rv-incident en in de hoofdzaak.

1.3. Tenslotte is vonnis bepaald in het art. 223 Rv-incident.

2 Het procesverloop in dit incident

2.1. Na wijziging (vermindering) van haar bij dagvaarding ingestelde incidentele vordering ex artikel 223 Rv (voorlopige voorziening) vordert Klaus in dit incident dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

Colima gebiedt om met onmiddellijke ingang na betekening van het in dezen te wijzen vonnis Klaus in kennis te stellen van alle rechtstreekse verkopen aan derden (anders dan Klaus en waaronder begrepen, maar niet beperkt tot Nestlé) sinds de ingangsdatum van de Cooperation Agreement tot aan het einde van de Cooperation Agreement, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte daarvan gedurende welke Colima hieraan niet voldoet met een geaggregeerd maximum van € 500.000,00.

2.2. Vervolgens heeft Colima de hierboven in 1.1 genoemde conclusie van antwoord in het incident tevens incidentele vordering in reconventie genomen.

2.2.1. Primair verzoekt Colima hierin dat de rechtbank de zaak aanhoudt. Colima wenst namelijk dat de rechtbank terugkomt van haar oordeel in het tussenvonnis van 18 april 2025 dat het litispendentieverweer van Colima moet worden verworpen.

2.2.2. Verder voert Colima verweer tegen de incidentele vordering van Klaus en concludeert zij tot afwijzing van die vordering, met veroordeling van Klaus in de (gedeeltelijke) daadwerkelijke proceskosten subsidiair kosten rechtens.

2.2.3. Ook heeft Colima zélf nog een aantal incidentele vorderingen ingesteld. Volgens Colima zijn dit reconventionele vorderingen in het incident. Deze vorderingen luiden, na eiswijziging (eisvermeerdering), als volgt:

2.3. Colima respectievelijk Klaus voert verweer in deze incidenten en concludeert tot afwijzing van het incidenteel gevorderde.

2.4. De stellingen van Klaus en van Colima in deze incidenten zullen hieronder, voor zover van belang, nader worden behandeld.

3 De beoordeling in het incident

het voortgezette litispendentieverweer van Colima

3.1. Colima verzoekt de kantonrechter terug te komen van haar oordeel in het tussenvonnis van 18 april 2025 dat het litispendentieverweer van Colima moet worden verworpen. Klaus verzet zich tegen dit verzoek.

3.2. In het tussenvonnis van 18 april 2025 is de kantonrechter nader ingegaan op drie verschillende rechterlijke procedures in Mexico. Een van die procedures is de procedure van FPP en Klaus tegen Colima over (onder meer) de terugbetaling van een lening. In r.o. 2.18-2.25 van het tussenvonnis van 18 april 2025 heeft de kantonrechter geoordeeld dat en waarom (ook) het litispendentieverweer dat Colima baseert op déze Mexicaanse procedure faalt. Het verzoek van Colima heeft betrekking op dát gedeelte van het tussenvonnis van 18 april 2025.

3.3. Volgens Colima heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 18 april 2025 geen acht geslagen op het vonnis van 25 maart 2024 van de rechtbank te Tecomán, Mexico. Om haar verzoek kracht bij te zetten heeft Colima dat Mexicaanse vonnis alsmede een vertaling daarvan (nogmaals) in het geding gebracht, namelijk als productie 14 bij haar conclusie van antwoord in het incident tevens incidentele vordering in reconventie.

3.4. Deze stelling van Colima is onjuist. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis wel degelijk acht geslagen op genoemd Mexicaans vonnis van 25 maart 2024 en de vertaling daarvan. Die stukken waren bijvoorbeeld ook al door Colima in het geding gebracht als productie 14 bij haar akte uitlaten en overlegging producties, van 20 februari 2025. Het Mexicaanse vonnis is dus geen novumvoor de kantonrechter. Reeds om deze reden zal het verzoek van Colima niet worden ingewilligd.

de incidentele vordering van Klaus

3.5. Klaus vordert informatie over alle rechtstreekse verkopen door Colima aan derden anders dan aan Klaus sinds de ingangsdatum tot aan het einde van de Cooperation Agreement. Aan deze vordering legt Klaus het volgende ten grondslag. Het is voor Klaus van groot belang om voorafgaand aan de behandeling van de hoofdzaak inzage te hebben in deze informatie. Uit deze informatie zal namelijk blijken wat de daadwerkelijke omvang is van de vordering van Klaus op Colima, hetgeen Klaus nu nog onbekend is. Aan de hand van inzage in de informatie kan Klaus haar eis wijzigen tot het bedrag van de daadwerkelijk door haar geleden schade en kan zij de vordering feitelijk nader onderbouwen met de verkregen informatie. Behandeling van het incident gelijktijdig met de hoofdzaak zal in deze procedure dan ook haar doel voorbijschieten.

3.6. Colima is van mening dat de door Klaus gevorderde voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Zij heeft daarvoor de volgende argumenten:

3.7. Deze internationale zaak is voorgelegd aan de Nederlandse rechter. Op grond van artikel 10:3 BW wordt ‘de wijze van procederen’ in deze zaak dus beheerst door Nederlands recht. Voorlopige maatregelen, zoals de in artikel 223 Rv geregelde voorlopige voorziening, maken deel uit van het begrip ‘de wijze van procederen’ in artikel 10:3 BW. Dat betekent dat de toewijsbaarheid van de in deze zaak door Klaus en Colima ingestelde incidentele vorderingen tot het verlenen van voorlopige voorzieningen beoordeeld moet worden volgens Nederlands recht, dus (in ieder geval) volgens artikel 223 Rv.

3.8. Deze incidentele vordering is naar het oordeel van de kantonrechter niet aan te merken als een provisionele vordering. De vordering kan niet worden beschouwd als een voorziening die slechts werking heeft voor de duur van het geding. Aan de vordering tot afgifte is immers onomkeerbaar voldaan zodra door Colima toegang tot en afschrift van de betreffende documenten is verschaft. Aan de vereisten van artikel 223 Rv is dus niet voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter mag deze vordering echter ook begrepen worden als een vordering op grond van artikel 843a Rv, welke bepaling net zoals artikel 223 Rv deel uitmaakt van het Nederlandse burgerlijk procesrecht en dus op grond van artikel 10:3 BW van toepassing is.

3.9. Door de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht is artikel 843a Rv op 1 januari 2025 vervallen. Op basis van het overgangsrecht bij die wet blijft dit artikel van toepassing in een procedure die vóór deze datum is gestart, totdat de procedure bij die instantie is geëindigd. Deze procedure is gestart vóór 1 januari 2025. Dat betekent dat de kantonrechter de incidentele vordering tot het in het geding brengen van afschriften nog moet beoordelen aan de hand van artikel 843a Rv.

3.10. Artikel 843a Rv voorziet niet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar deze bepaling stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de afgifte of inzage, moet het gaan om bepaalde bescheiden en moeten die bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is. Daarnaast moet niet gebleken zijn van een van de in lid 3 en lid 4 van de bepaling gemaakte uitzonderingen op het inzagerecht, te weten dat 1) de wederpartij (beroepshalve) tot geheimhouding verplicht is met betrekking tot de bescheiden of dat 2) er gewichtige redenen zijn die maken dat afgifte geweigerd moet worden, of dat 3) redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte is gewaarborgd.

3.11. Uit de hierboven in 3.6 onder (i) en (ii) genoemde argumenten van Colima leidt de kantonrechter af dat Colima op het punt van het rechtmatig belang van Klaus in de zin van artikel 843a Rv verweer voert tegen deze vordering.

3.12. Colima heeft niet betwist dat Klaus voor de onderbouwing van haar vorderingen in deze zaak een belang heeft bij de door haar gevorderde informatie. Wellicht is juist, zoals Colima stelt, dat er op enig moment in de Mexicaanse procedure een accountant zal worden aangesteld en dat die accountant de verkopen van Colima in zijn oordeel zal betrekken. Dat dit alles al geleid heeft tot informatie over de verkopen van Colima waar Klaus in de onderhavige zaak haar voordeel mee kan doen, is echter gesteld noch gebleken. De kantonrechter volgt Colima niet in haar constatering dat Klaus van mening is dat zij, Klaus, recht heeft op de gevorderde informatie omdat zij aandeelhouder is van Colima. Tenslotte is gesteld noch gebleken dat Colima niet de beschikking heeft dan wel kan krijgen over de door Klaus gevorderde informatie.

3.13. Wat betreft het vereiste van een rechtmatig belang is dus voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv.

3.14. Uit het hierboven in 3.6 onder (iii) genoemde argument van Colima leidt de kantonrechter af dat Colima op het punt van de rechtsbetrekking tussen partijen in de zin van artikel 843a Rv verweer voert tegen deze vordering.

3.15. Colima heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de Cooperation Agreement eind 2021 is geëindigd gewezen op een e-mailwisseling van 28 augustus 2021, de omstandigheid dat Klaus tussen 7 september en 18 november 2021 geen enkele bestelling bij Colima heeft gedaan en het surplus van Klaus vanaf september 2021. Na 17 november 2021 zijn afspraken gemaakt tussen partijen, die onder meer inhielden dat geen sprake meer was van exclusiviteit, aldus Colima. Klaus heeft de stellingen van Colima gemotiveerd betwist en aangevoerd dat de Cooperation Agreement, mede gelet op de in acht te nemen opzegtermijn, is geëindigd op 31 december 2024.

3.16. De kantonrechter stelt voorop dat de discussie tussen partijen over de looptijd van de Cooperation Agreement in beginsel gevoerd dient te worden in de hoofdzaak. Ter voorkoming van executieproblemen en gelet op de door partijen reeds in het kader van dit incident gewisselde standpunten over deze kwestie zal de kantonrechter deze discussie desalniettemin in haar oordeel over de toewijsbaarheid van de incidentele vordering betrekken.

3.17. De kantonrechter acht onvoldoende aannemelijk dat de Cooperation Agreement, zoals door Colima gesteld, reeds eind 2021 is geëindigd. Een formele opzegging met inachtneming van de in de Cooperation Agreement opgenomen opzeggingsvoorwaarden, waaruit deze door Colima gestelde einddatum kan worden afgeleid, bevindt zich niet bij de processtukken. De overige door Colima aangedragen feiten en omstandigheden bieden voor het standpunt van Colima vooralsnog evenmin voldoende aanknopingspunten. Uit het e-mailbericht van [persoon A] aan [persoon B] (productie 23 van Colima) van 21 augustus 2021 waarin hij vermeldt: “yes, we want to stop our partnership” kan in ieder geval niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat partijen overeenstemming hebben bereikt over het beëindigen van de Cooperation Agreement, laat staan over de einddatum daarvan. De omstandigheid dat in de daarop volgende maanden kennelijk niet of minder is geleverd, biedt, ook in samenhang met voormeld e-mailbericht, evenmin voldoende grond om aannemelijk te achten dat de Cooperation Agreement reeds in 2021 is beëindigd. Ook het standpunt van Colima dat partijen na 17 november 2021 nieuwe afspraken hebben gemaakt met uitsluiting van exclusiviteit voor Klaus, overtuigt niet. Uit het door Colima aangehaalde e-mailbericht van [persoon C] aan [persoon B] van 10 december 2021 en nadien gedane betalingen door Klaus kan wellicht worden opgemaakt dat partijen nieuwe betalingsafspraken hebben gemaakt, maar niet dat zij nadere afspraken hebben gemaakt over exclusiviteit, zoals Colima betoogt.

3.18. De conclusie moet luiden dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de Cooperation Agreement reeds eind 2021 is geëindigd. Ook wat betreft het vereiste van het bestaan van een rechtsbetrekking tussen partijen is dus voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, zodat de vordering zal worden toegewezen.

3.19. Klaus vordert een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag of ieder daggedeelte dat Colima niet voldoet aan de vordering met een maximum van € 500.000,--. Tot haar verweer tegen deze gevorderde dwangsom voert Colima uitsluitend aan dat de maximale boete van € 500.000,-- buitenproportioneel is, omdat Klaus in het “beste” jaar € 81.000,--- aan commissie ontving. Colima voert dus geen verweer tegen de hoogte van de gevorderde dwangsom die zij per dag of per daggedeelte verbeurt, namelijk € 10.000,--. Colima heeft het volledig zélf in de hand zo spoedig mogelijk te voldoen aan de vordering van Klaus en zodoende te voorkomen dat zij een dwangsom verbeurt dan wel dat de door haar in totaal verbeurde dwangsom te hoog oploopt. Ook de dwangsomvordering zal daarom worden toegewezen.

de incidentele vorderingen van Colima

3.20. Colima heeft – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd aan haar incidentele vorderingen:

aan vordering I (opheffing conservatoire beslagen): Klaus heeft geen begin van bewijs geleverd van leveringen door Colima in strijd met de Cooperation Agreement in de periode tot aan de opzegging door Klaus. Colima betwist ten stelligste dat zij buiten Klaus om heeft gehandeld gedurende de uitvoering van de Cooperation Agreement. Klaus heeft haar vordering niet summierlijk aannemelijk gemaakt. Voor zover de kantonrechter Colima niet volgt in haar standpunt dat Klaus haar vordering niet summierlijk aannemelijk heeft gemaakt, moet in ieder geval het beslag onder Refresco Europe B.V. (hierna: Refresco) worden opgeheven. Met het beslag onder Döhler Holland B.V. (hierna: Döhler) en Tradin Organic Agriculture B.V. (hierna: Tradin) beschikt Klaus namelijk al over voldoende zekerheid voor haar vordering.

aan vordering IIa-e (overlegging bescheiden): Op het moment van het beëindigen van de Cooperation Agreement was er meer product geleverd aan Klaus dan Klaus had verkocht. Naar schatting betreft dit ongeveer 500 ton. De exacte hoeveelheid is bij Klaus bekend. Colima was eigenaar van deze producten. Colima heeft dan ook recht op het surplus op basis van de Cooperation Agreement. In dat kader verzoekt Colima Klaus om ook over deze verkopen rekening en verantwoording af te leggen. In de statements van Klaus wordt voor ongeveer 625 ton product genoemd zonder dat daar verdere informatie over wordt gegeven. Er staat geen verkoopprijs genoemd en er worden geen kosten gespecificeerd. Er staan slechts kilo’s product vermeld. Colima vraagt zich af wat er met dit product is gebeurd. Het is allemaal vrij onduidelijk, maar het lijkt erop dat het verschil tussen de verkopen van Klaus aan afnemers en de leveringen aan Klaus wordt verklaard door deze niet gepreciseerde regels. Colima wil dat Klaus alsnog de statements overlegt met betrekking tot deze verkopen. Colima dient te kunnen controleren of de door Klaus verrekende kosten zijn gemaakt en of deze conform de Cooperation Agreement zijn gemaakt. Bovendien heeft Colima recht om kennis te nemen van onder ander de verkoopvoorwaarden en de betaaldata om te kunnen controleren op hoeveel surplus Colima recht heeft en op welke data. Colima heeft ook op basis van de Cooperation Agreement recht op ontvangst van de statements.

aan vordering III (gebod toegang geven tot de e-mailserver van colima-processors.com) en vordering IV (verbod gebruik domein colima-processors.com): Klaus heeft voor Colima het domein colima-processors.com geregistreerd. In april 2022 konden de medewerkers van Colima evenals het management niet meer inloggen op hun e-mail account. Klaus heeft nog wel toegang tot de e-mail accounts. Dit blijkt uit de e-mail die Klaus als productie 14 heeft overgelegd. Deze e-mail is niet, zoals Klaus zegt, abusievelijk naar Klaus gestuurd. De e-mail is gestuurd naar [e-mailadres] . Klaus heeft onrechtmatig toegang tot de e-mailserver van Colima en dient dit gebruik te staken en gestaakt te houden. Colima heeft bovendien recht en belang bij toegang tot haar e-mailservers. De website colima-processors.com is een homepage waar Klaus zich thans nog als exclusieve agent van Colima presenteert. Dit terwijl de overeenkomst hoe dan ook is geëindigd. Na het beëindigen van de Cooperation Agreement heeft Klaus in ieder geval geen toestemming om de naam Colima te gebruiken. Door het in stand houden van het e-mailadres zal Klaus in de toekomst e-mails blijven ontvangen die bedoeld zijn voor Colima. Personeelsleden van Klaus hebben nooit toestemming gehad om zich toegang te verschaffen tot de e-mailaccounts van Colima. Dat Klaus toestemming had om de e-mailaccounts op te zetten wil niet zeggen dat medewerkers van Klaus zich toegang konden verschaffen tot de e-mailadressen van Colima. Klaus handelt onrechtmatig door de emails af te vangen en te lezen. Klaus mag bovendien de naam Colima niet gebruiken.

3.21. Klaus is van mening dat deze door Colima gevorderde voorzieningen moeten worden afgewezen. Zij heeft daarvoor – samengevat – de volgende argumenten:

ten aanzien van vordering I (opheffing conservatoire beslagen): Onjuist is dat Klaus haar vordering niet summierlijk aannemelijk heeft gemaakt. Het beslag onder Tradin heeft maar doel getroffen voor een bedrag van € 987,30. De hoogte van de vordering van Klaus is nog onduidelijk, maar dat de vordering hoger zal zijn dan€ 99.882,57 heeft Klaus uitgebreid toegelicht in de dagvaarding. Wanneer Klaus de hoogte van haar vordering van € 99.882,57 handhaaft, is van belang dat de beslagen onder Döhler (doel getroffen voor US$ 80.870,40) en Tradin (doel getroffen voor € 987,30) niet voldoende zekerheid bieden voor de vordering van Klaus. Deze twee beslagen komen samen neer op een zekerheid van € 71.314, 35. Het beslag onder Refresco heeft doel getroffen voor het bedrag van US$ 52.920 en is dus nodig om zekerheid te bieden voor de vordering van (in ieder geval) € 99.882,57.

ten aanzien van vorderingen IIa-e (overlegging bescheiden): Het is juist dat Colima op grond van de Cooperation Agreement het recht had op maandelijkse statements van Klaus over de verkopen aan klanten, maar Klaus heeft aan deze informatieplicht voldaan: Colima heeft de maandelijkse statements van Klaus ontvangen. Alle informatie waar Colima recht op had dan wel heeft, heeft Colima reeds in haar bezit. Colima is op de hoogte van alle transacties die Klaus met eindklanten heeft gesloten in navolging op de door Colima geleverde goederen én Colima is in kennis gesteld van de verkoopprijzen die Klaus heeft gehanteerd en de in dit verband gemaakte kosten door Klaus. Colima probeert echter via deze procedure méér informatie van Klaus te verkrijgen. Colima vordert onder meer afgifte door Klaus van haar verkoopfacturen aan klanten, de verkoopvoorwaarden met klanten en de facturen van de kosten van Klaus, maar Colima heeft hier helemaal geen wettelijk of contractueel recht op en onderbouwt haar vordering niet.

ten aanzien van vordering III (gebod toegang geven tot de e-mailserver van colima-processors.com) en vordering IV (verbod gebruik domein colima-processors.com): Klaus heeft oorspronkelijk de domeinnaam Colima-processors (voor website en mail) gecreëerd. Dit was dus nooit de e-mailserver van Colima: Klaus stond Colima het gebruik ervan alleen toe. De medewerkers van Colima gebruikten dit voor e-mailcommunicatie. Colima heeft zélf het risico gecreëerd dat e-mails naar de oude server gestuurd zouden worden: bij het registreren van een eigen account heeft Colima alleen maar het koppelteken verwijderd. Colima heeft geen enkele aanspraak dat Klaus het domein 'colima-processors.com' niet zou mogen gebruiken. 'Colima' en 'Processors' zijn slechts beschrijvende termen die een i) plaats en een ii) activiteit beschrijven. Als zodanig is de naam 'colima-processors.com' niet beschermd. Klaus zou een andere 'verwerker' uit het 'colima'-gebied kunnen kiezen als nieuwe partner. Niettemin heeft Klaus – om aan de incidentele reconventionele vordering van Colima te voldoen – de website colima-processors.com offline gehaald en de relatie met de provider opgezegd.

3.22. Vervolgens gaat de kantonrechter over tot de beoordeling van deze incidentele vorderingen van Colima.

3.23. Over vordering I (opheffing conservatoire beslagen) oordeelt de kantonrechter als volgt.

3.24. Vooropgesteld wordt dat op de voet van artikel 223 Rv iedere partij tijdens een aanhangig geding kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening treft voor de duur van het geding, mits de vordering samenhangt met de hoofdvordering. De vordering van Colima tot het opheffen van de door Klaus gelegde beslagen hangt samen met de vordering in conventie in de hoofdzaak. Van belang is verder dat een provisionele vordering op grond van artikel 223 Rv naar haar aard niet gericht is op de verkrijging van een definitieve beslissing over de rechtspositie van partijen, maar op het treffen van een maatregel van voorlopige aard. Een provisioneel vonnis verliest zijn kracht door het in kracht van gewijsde gaan van de einduitspraak in de hoofdzaak of het op andere wijze eindigen van de hoofdzaak. De vordering van Colima tot het opheffen van de beslagen is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige hoofdzaak kan worden gegeven. Indien de beslagen in dit incident worden opgeheven, vervalt die opheffing zodra de uitspraak in de hoofdzaak in kracht van gewijsde gaat.

3.25. Volgens lid 2 van artikel 705 Rv, dat van toepassing is op grond van artikel 10:3 BW, dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht, van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. Het ligt op de weg van degene die de opheffing vordert om – met inachtneming van de beperkingen van de procedure – aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Aangezien de gevraagde voorziening sterk verweven is met de beoordeling van de gegrondheid van de vordering in de hoofdzaak, kan de kantonrechter de juistheid van de stellingen van partijen in dit incident slechts met terughoudendheid beoordelen. De beoordeling van de vordering tot opheffing van een beslag kan verder niet geschieden los van de vereiste afweging van de wederzijdse belangen bij handhaving en opheffing van het beslag. Daarbij is van belang dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, als een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.

3.26. Colima voert aan dat Klaus geen begin van bewijs heeft geleverd van leveringen door Colima in strijd met de Cooperation Agreement in de periode tot aan de opzegging door Klaus van de Cooperation Agreement. Het is dus volstrekt onjuist dat Colima buiten Klaus om heeft gehandeld gedurende de uitvoering van de Cooperation Agreement. Klaus heeft haar vordering niet summierlijk aannemelijk gemaakt, aldus Colima.

3.27. Zoals Klaus terecht aanvoert, heeft Klaus zowel bij het beslagrekest als bij de dagvaarding de gestelde schendingen door Colima van de exclusiviteit uit hoofde van de Cooperation Agreement, waardoor Klaus commissie is misgelopen en schade heeft geleden, met verschillende bewijsstukken onderbouwd. Zie bijvoorbeeld de als producties 5-7 bij dagvaarding in het geding gebrachte derdenbeslagverklaringen van de bedrijven Döhler, Tradin en Refresco. Hierin verklaren deze bedrijven dat zij op grond van met Colima gesloten contracten producten van Colima hebben gekocht, wat ook volgt uit de van deze producties deel uitmakende contractstukken. De kantonrechter kan Colima dan ook niet volgen in haar standpunt dat Klaus haar vorderingen niet summierlijk aannemelijk heeft gemaakt.

3.28. Klaus heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de hoogte van haar vordering in de hoofdzaak nog onduidelijk is. Het beslag onder Döhler heeft slechts doel getroffen voor een bedrag van US$ 80.870,40 en het beslag onder Tradin slechts voor een bedrag van € 987,30. Het beslag onder Refresco heeft doel getroffen voor een bedrag van US$ 52.920 en is dus nodig om zekerheid te bieden voor de vordering van (in ieder geval) € 99.882,57.

3.29. Het bovenstaande betekent dat zowel de primaire vordering tot voorlopige opheffing van alle beslagen als de subsidiaire vordering tot voorlopige opheffing van het onder Refresco gelegde beslag zal worden afgewezen.

3.30. Over vordering IIa-e (overlegging bescheiden) oordeelt de kantonrechter als volgt.

3.31. De kantonrechter verwijst nu eerst naar hetgeen hierboven in r.o 3.7-3.9 is overwogen ten aanzien van de vordering van Klaus. De hier aan de orde zijnde vordering van Colima moet dus beoordeeld worden aan de hand van artikel 843a Rv.

3.32. Het is juist dat Colima op grond van de Cooperation Agreement het recht had op maandelijkse statements van Klaus over de verkopen aan klanten (“At the end of each month (“Date of the Statement”) Klaus Böcker GmbH will prepare a final statement for the sales which includes the realized income, and which also deducts all cost linked to the realized income. This statement shall be presented no later than the 20th of the month following the Date of Statement”). Gesteld noch gebleken is dat Klaus niet aan deze contractuele informatieverplichting heeft voldaan, terwijl het op de weg van Colima had gelegen om te stellen en, zo nodig, nader te onderbouwen dat Klaus niet aan deze contractuele informatieverplichting heeft voldaan.

3.33. Colima heeft niet voldoende onderbouwd gesteld waarom Colima ook nog op een andere grond dan bovengenoemde contractuele informatieverplichting recht zou hebben op verkoopinformatie van Klaus. Voor toewijzing van deze vordering ontbreekt dan ook iedere basis, zodat zij zal worden afgewezen.

3.34. Over vordering III (gebod toegang geven tot de e-mailserver van colima-processors.com) en vordering IV (verbod gebruik domein colima-processors.com) oordeelt de kantonrechter als volgt.

3.35. Deze vorderingen moeten worden beoordeeld aan de hand van artikel 223 Rv.

3.36. Klaus wijst erop dat zij de website colima-processors.com offline heeft gehaald en de relatie met de provider heeft opgezegd, ter onderbouwing waarvan zij als productie 26 een opzeggingsbrief van 25 juni 2025 in het geding heeft gebracht. Daarnaast voert Klaus onder meer het volgende aan. Colima heeft geen enkele reden voor haar bewering dat Klaus het domein “colima-processors.com” niet zou mogen gebruiken. “Colima” en “Processors” zijn slechts beschrijvende termen die een plaats respectievelijk een activiteit beschrijven. Als zodanig is de naam “colima-processors.com” niet beschermd, aldus Klaus.

3.37. Voor de kantonrechter levert dit verweer van Klaus een voldoende sluitende grond op voor afwijzing van vordering III en vordering IV.

proceskosten

3.38. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Colima worden veroordeeld in de proceskosten in het door Klaus gestarte incident. Deze kosten aan de zijde van Klaus worden tot aan deze uitspraak begroot op: salaris advocaat € 406,00 (1 punt) nakosten € 135,00 Totaal € 541,00.

3.39. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Colima worden veroordeeld in de proceskosten in het door haar gestarte incident. Deze kosten aan de zijde van Klaus worden tot aan deze uitspraak begroot op: salaris advocaat € 406,00 (1 punt) nakosten € 135,00 Totaal € 541,00.

4 De beslissing

De kantonrechter:

in het door Klaus gestarte incident

4.1. beveelt Colima om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis Klaus in kennis te stellen van alle rechtstreekse verkopen aan derden (anders dan Klaus en waaronder begrepen maar niet beperkt tot Nestlé) sinds de ingangsdatum van de Cooperation Agreement tot aan het einde van de Cooperation Agreement, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte daarvan gedurende welke Colima hieraan niet voldoet met een maximum van € 500.000,00;

4.2. veroordeelt Colima in de proceskosten ten bedrage van € 541,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;

4.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

in het door Colima gestarte incident

4.4. wijst de vorderingen af;

4.5. veroordeelt Colima in de proceskosten ten bedrage van € 541,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;

4.6. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

in de hoofdzaak

4.7. verwijst de zaak naar de rol vandonderdag 2 oktober 2025voor conclusie van antwoord;

4.8. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken. 463/45830