ECLI:NL:RBROT:2024:586 - Rechtbank Rotterdam - 1 februari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/714
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van 2 februari 2024 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. S. Zahri),
en
de burgemeester van Schiedam, de burgemeester
(gemachtigde: mr. P. Muldijk).
Inleiding
1. In deze zaak gaat het om het beroep van eiser tegen de sluiting van het pand aan de [adres] , Schiedam (het pand). De burgemeester heeft het pand met het primaire besluit van 3 augustus 2022 gesloten voor de duur van drie maanden.
1.1. Met het bestreden besluit van 22 december 2022, op het bezwaar van eiser, is de burgemeester bij dat besluit gebleven, waarbij een aanvullende motivering is gegeven.
1.2. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.
1.4. Het onderzoek is na de zitting heropend om de burgemeester in de gelegenheid te stellen te reageren op door eiser op 3 november 2023 ingediende stukken. De burgemeester heeft op deze stukken gereageerd op 29 november 2023.
1.5. Nadat geen van de partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Totstandkoming van het besluit
2. Bij een controle op 23 juni 2022 hebben toezichthouders van de gemeente Schiedam en politieambtenaren in het pand motorvoertuigen aangetroffen waarvan het voertuigidentificatienummer (VIN) was weggeslepen of vervalst. Eiser is als eigenaar van het bedrijf aangemerkt als overtreder. De burgemeester heeft het pand met spoed op 23 juni 2022 gesloten. Van de bevindingen is op 27 juni 2022 een rapportage opgemaakt. Op 12 juli 2022 heeft de burgemeester aan eiser kenbaar gemaakt dat het voornemen bestaat het pand voor drie maanden te sluiten. Op 28 juli 2022 heeft de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Met het primaire besluit is het pand voor drie maanden gesloten op de grond dat in het pand gestolen goederen zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de sluiting in het bestreden besluit gehandhaafd.
Het beroep van eiser
3. In beroep voert eiser aan dat geen sprake kan zijn van heling. De burgemeester gaat er ten onrechte van uit dat 10% van de onderdelen uit het bedrijfspand van diefstal afkomstig is. Als dat al zo zou zijn, dan is niet juist onderbouwd dat dit bekend was bij eiser (en het publiek). Hier is geen onderzoek naar gedaan.
Eiser betoogt verder dat geen sprake is van een verstoorde openbare orde, nu de ingekomen meldingen niets te maken hebben met het bedrijfspand en de bijbehorende activiteiten. Daarnaast is bij slechts een zeer klein deel van de motoren (3 van de 22) gebleken dat die onderdelen bevatten die afkomstig zijn van diefstal.
Ten aanzien van de noodzakelijkheid van de sluiting betoogt eiser dat in strijd met het motiveringsbeginsel slechts in algemene bewoordingen is toegelicht waarom een waarschuwing of een sluiting voor een kortere duur niet mogelijk zijn om de aan heling verbonden risico’s te verminderen of weg te nemen. Eiser stelt verder dat het DOR
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank moet eerst ambtshalve de vraag beoordelen of eiser voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep. Het pand is gesloten geweest tot 23 september 2022. De sluiting is dus voorbij. Eiser heeft echter wel voldoende procesbelang omdat hij een gemotiveerd verzoek om vergoeding van de door hem als gevolg van de sluiting geleden schade heeft ingediend en in deze procedure de rechtmatigheid van de sluiting wordt beoordeeld.
5. De voor het beroep relevante regelgeving is weergegeven in een bijlage bij deze uitspraak.
6. Naar aanleiding van de beroepsgrond van eiser dat geen sprake is van heling en dat eiser niet wist dat zich in het pand van diefstal afkomstige goederen bevonden, overweegt de rechtbank het volgende.
7. De bevoegdheid van de burgemeester om een voor het publiek openstaand gebouw te sluiten is neergelegd in artikel 2:41a van de APV
8. De rechtbank volgt de burgemeester niet in zijn standpunt dat uit de Sanctiestrategie volgt dat het aantreffen van gestolen goederen voldoende is om te spreken van heling en dus kan leiden tot een sluiting van drie maanden. Paragraaf 3.1 kent weliswaar als ondertitel “Aantreffen gestolen goederen”, maar daarboven staat “HELING”. In zowel de inleiding als de toelichting op de Sanctiestrategie wordt voor de uitleg van het begrip heling aangesloten bij het strafrechtelijke begrip heling. In de inleiding is vermeld:
“Uit het oogpunt van misdaadbestrijding is de aanpak van handel in goederen afkomstig van een misdrijf en hieraan gerelateerde strafbare feiten (hierna: heling) van groot belang.” In de toelichting is vermeld: “Heling (…) Wanneer daadwerkelijk sprake is van heling, of wanneer het aannemelijk is dat de handelaar zich hieraan schuldig maakt, is er sprake van een (vermoedelijk) misdrijf. De ernst hiervan komt tot uitdrukking door als bestuursrechtelijke sanctie op te nemen dat reeds bij een eerste constatering tot sluiting van het pand wordt overgegaan.”
9. Nu de burgemeester de sluiting heeft gebaseerd op de omstandigheid dat gestolen goederen zijn aangetroffen maar uit de Sanctiestrategie niet kan worden afgeleid dat die omstandigheid toereikend is voor een sluiting van drie maanden, is het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd.
Conclusie en gevolgen
10. De rechtbank ziet aanleiding om de burgemeester in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen met inachtneming van deze uitspraak. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank past hiermee de artikelen 8:51a, eerste lid, en 8:80a van de Awb toe.
11. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de burgemeester het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12. Als de burgemeester niet gebruikmaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat zo spoedig mogelijk mededelen aan de rechtbank (op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen). Als de burgemeester wel gebruikmaakt van deze gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de burgemeester. In beide gevallen, en in de situatie dat de burgemeester de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn benoemd in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.
Beslissing
De rechtbank:
-
stelt de burgemeester in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
-
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak. Bijlage: relevante regelgeving
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013
1. De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw - niet zijnde een openbare inrichting of seksinrichting - of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
(…)
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed; b. de datum van verkoop of overdracht van het goed; c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voorzover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed; d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
2. De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
Besluit van de burgemeester van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent het opkopersregister Sanctiestrategie Digitaal Opkopersregister
De basis voor een leefbare en aantrekkelijke leefomgeving is een veilige gemeente. Straatroven, woninginbraken en overvallen hebben veel impact op de slachtoffers en vormen daarmee een gevaar voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Deze zogenaamde High Impact Crime en ondermijnende criminaliteit worden door de politie, het Openbaar Ministerie en de gemeente intensief aangepakt. Uit het oogpunt van misdaadbestrijding is de aanpak van handel in goederen afkomstig van een misdrijf en hieraan gerelateerde strafbare feiten (hierna: heling) van groot belang. De gelegenheid tot het verhandelen van goederen die afkomstig zijn van een misdrijf, al dan niet gepleegd in de eigen gemeente, stimuleert namelijk dit soort misdaadvormen, aangezien de hiermee verworven goederen snel via handelaren kunnen worden omgezet in geld. Opkopers en handelaren die handelen in ongeregelde en gebruikte goederen (hierna: handelaren) vormen daarmee vanzelfsprekend een aantrekkelijke afzetmarkt. (…)
3.1 Heling Aantreffen gestolen goederen
(…)
Toelichting op de Sanctietabellen Wanneer er wordt geconstateerd dat de handelaar één of meerdere overtredingen begaat, kan dit leiden tot een sluiting van het pand. Met deze sluiting wordt getracht de aanzuigende werking van het pand op het inleveren van gestolen goederen te doen stoppen, dan wel in de toekomst te voorkomen. Hiermee wordt de keten van het plegen van een misdrijf, het (door)verkopen van de buitgemaakte goederen en daarmee de 'stimulans' tot het plegen van dergelijke misdrijven doorbroken. De ondernemer krijgt tijdens de sluiting tevens de gelegenheid zich te beraden op zijn bedrijfsvoering en maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. Het verband tussen de naleving van wet- en regelgeving en het beschermen van de openbare orde komt daarmee in de sanctiestrategie tot uiting.
Heling
De beschreven overtredingen dienen ter voorkoming van de handel in gestolen goederen. De APV-overtredingen zijn als zodanig niet als heling aan te merken, maar kunnen wel een aanwijzing zijn dat er sprake is van heling of het verhandelen van goederen die door een misdrijf zijn verkregen.
Wanneer daadwerkelijk sprake is van heling, of wanneer het aannemelijk is dat de handelaar zich hieraan schuldig maakt, is er sprake van een (vermoedelijk) misdrijf. De ernst hiervan komt tot uitdrukking door als bestuursrechtelijke sanctie op te nemen dat reeds bij een eerste constatering tot sluiting van het pand wordt overgegaan. (…)
Met toepassing van de artikelen 8:64, vijfde lid, en 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Digitaal opkopersregister
Algemene plaatselijke verordening
Het Besluit van de burgemeester van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent het opkopersregister Sanctiestrategie Digitaal Opkopersregister. Het betreft hier beleidsregels.
Dit heeft de burgemeester in het verweerschrift en ter zitting bevestigd.
Zie de artikelen 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht. Zie ook ECLI:NL:RVS:2021:1465, overweging 11.2.