Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5638 - Woningsluiting na ernstig geweld terecht, maar deels op onjuiste grondslag gebaseerd - 19 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:563819 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat een burgemeester een woning mocht sluiten op basis van ernstig geweld (art. 174a, lid 1 sub b Gemw), maar niet op basis van verstoring van de openbare orde (sub a) of wapenbezit (sub c) omdat de feiten die grondslagen onvoldoende ondersteunden.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 24/3931

(gemachtigde: A.I. Pasma en H. Al-Shusha).

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester tot het sluiten van de woning van eiser aan de [adres] ingaande op vrijdag 24 mei 2024 vanaf 20.00 uur voor een periode van drie maanden. Eiser is het niet eens met dit besluit.

Procesverloop

  1. Op 24 mei 2024 besloot de burgemeester de woning aan de [adres] met ingang van diezelfde dag vanaf 20:00 uur voor de duur van drie maanden te sluiten (primaire besluit).

2.1. Eiser is het niet eens met het primaire besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hangende het bezwaar heeft eiser de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen met de uitspraak van 19 juni 2024.[1]

2.2. Met het bestreden besluit van 26 september 2024, verzonden op 30 september 2024, heeft de burgemeester het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard en heeft hij het besluit tot sluiting van de woning aan de [adres] in stand gelaten.

2.3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.4. De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de burgemeester deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiser of de burgemeester in redelijkheid kon overgaan tot sluiting van zijn woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester kon overgaan tot sluiting van de woning, maar dat de burgemeester dit besluit deels heeft gebaseerd op een onjuiste grondslag.

Waar gaat deze zaak over?

  1. Op woensdagavond 22 mei 2024 rond 20.00 uur is eiser met inzet van de Dienst Speciale Interventie en na het lossen van schoten met zogenaamde ‘bean bags’ aangehouden nadat en omdat hij zich daaraan voorafgaand met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft opgehouden rond zijn woning (al deze feiten tezamen hierna te noemen: het incident). Voorafgaand aan dit incident heeft eiser zich via telefonische contacten met de politie en filmpjes op social media gepresenteerd op een wijze waar volgens de burgemeester de nodige dreiging vanuit ging.

4.1. Ook zijn er in de afgelopen jaren volgens de burgemeester diverse meldingen over incidenten waarbij eiser betrokken was bij politie, justitie en gemeente bekend geworden, die ook deels in de woonomgeving hebben plaatsgevonden, waardoor het gevoel van onveiligheid (ondermeer bij buurtbewoners) is vergroot. Deze meldingen komen voort uit – onder andere – geweldsgedragingen richting personen, bejegeningen, dreigende houding en uitlatingen richting buurtbewoners, (politie-) functionarissen en medewerkers van de verhuurder van eisers woning en van de gemeente.

4.2. Ten tijde van het incident woonde eiser aan de [adres] . Hij huurde de woning van Woonstichting Vechthorst gevestigd in Nieuwleusen (hierna: de woonstichting). De woning is als gevolg van het primaire besluit van 24 mei 2024 voor de duur van drie maanden gesloten. De burgemeester heeft in het primaire besluit eveneens aan eiser een gebiedsontzegging opgelegd voor de duur van 24 uur, ingaande op 25 mei 2024 vanaf 20:00 uur. In de besluitvorming heeft de burgemeester de bestuurlijke rapportage betrokken die door de politie is opgesteld naar aanleiding van het incident. De meldingen zoals bedoeld onder 4.1 zijn door de politie in een aanvullende bestuurlijke rapportage verzameld. Ook deze aanvullende bestuurlijke rapportage heeft de burgmeester bij zijn besluitvorming betrokken.

4.3. De woonstichting heeft de huurovereenkomst met eiser op 27 mei 2024 met onmiddellijke ingang buitengerechtelijk ontbonden wegens het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning. De kantonrechter heeft op 29 juli 2024 de vordering van de woonstichting tot ontruiming van de woning toegewezen. Eiser heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof heeft op 3 juni 2025 arrest in kort geding gewezen en – kortgezegd – bepaald dat het vonnis tot toewijzing van de vordering tot ontruiming van de woning door de voorzieningenrechter op goede grond was genomen.

4.4. De burgemeester heeft het bezwaarschrift van eiser in handen gesteld van de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie). De commissie heeft op 10 september 2024 aan de burgemeester advies uitgebracht. De commissie kwam – kortgezegd – tot de conclusie dat de woningsluiting ten onrechte was gebaseerd op de a-grond en de c-grond van het eerste lid van artikel 174a van de Gemeentewet. De commissie concludeerde dat de burgemeester de woningsluiting wel kon baseren op de b-grond, maar dat de motivering hiertoe in de beslissing op bezwaar aangevuld moest worden. De commissie adviseerde de burgemeester dan ook het bezwaar deels gegrond te verklaren voor wat betreft de motivering en de wettelijke grondslag van het besluit, de motivering voor wat betreft de wettelijke grondslag en de toelichting op het besluit aan te vullen, alsmede de onderliggende rapportages te voorzien van een aanvulling.

4.5. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit voorzien van een nadere motivering en de sluiting van de woning aan de [adres] in stand gelaten.

Eiser heeft voldoende procesbelang

  1. De rechtbank moet eerst beoordelen of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen de woningsluiting. De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het besluit tot het opleggen van de gebiedsontzegging. Dat besluit staat in deze procedure niet ter discussie.

5.1. Hoewel de termijn van woningsluiting inmiddels is verstreken en de gegrondverklaring van het beroep feitelijk niet meer kan leiden tot ongedaanmaking van de sluiting, is de rechtbank toch van oordeel dat eiser voldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij door de woningsluiting (verhuis)kosten heeft gemaakt die hij overweegt op de burgemeester te verhalen. Daarnaast heeft eiser ter zitting toegelicht dat de woonstichting de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning heeft gebaseerd op het besluit van de burgemeester. Eiser is ook door de woonstichting op een ‘zwarte lijst’ gezet. Eiser heeft aangegeven dat hij hoopt met de woonstichting weer in gesprek te kunnen gaan als de grondslag van de woningsluiting komt te vervallen.

5.2. Uit vaste rechtspraak volgt dat een mogelijke aanspraak op schadevergoeding bij een beperking van het woonrecht voldoende is om een procesbelang aan te nemen.[2]Alleen al om deze reden komt de rechtbank tot het oordeel dat eiser een voldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?

  1. De burgemeester is op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet

bevoegd om een woning te sluiten, indien:

a. door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord;

b. door ernstig geweld, of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het lokaal of op het erf of in de onmiddellijke nabijheid van het erf, de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring;

c. door het aantreffen in de woning of het lokaal of op het erf van een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.

6.1. De burgemeester heeft in het bestreden besluit toegelicht dat hij de woningsluiting baseert op alle drie de gronden van het eerste lid van artikel 174a van de Gemeentewet.

6.2. Eiser stelt allereerst dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is. De burgemeester heeft in het bestreden besluit voor de motivering van dat besluit verwezen naar het advies van de commissie. Uit dat advies volgt dat de commissie van oordeel is dat de woningsluiting alleen een grondslag kan vinden in de b-grond van het eerste lid, van artikel 174a van de Gemeentewet. Doordat de burgemeester in het bestreden besluit toch de woningsluiting op alle drie de gronden heeft gebaseerd, zonder dat hij expliciet heeft aangegeven daarmee af te wijken van het advies van de commissie, is het besluit volgens eiser innerlijk tegenstrijdig. De rechtbank leidt uit dit betoog van eiser af dat hij zich op het standpunt stelt dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft.

6.3. Ter zitting hebben de gemachtigden van de burgemeester bevestigd dat het duidelijker was geweest als in het bestreden besluit was vermeld dat de burgemeester het advies van de commissie niet overneemt omdat hij in tegenstelling tot de commissie zich op het standpunt stelt dat woningsluiting op alle drie de gronden gebaseerd moet worden.

6.4. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester op grond van artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in beginsel in het bestreden besluit moet uitleggen waarom hij afwijkt van het advies van de bezwaarschriftencommissie. De rechtbank constateert dat de burgemeester dat in dit geval niet met zoveel woorden heeft gedaan. De burgemeester heeft in het verweerschrift en ter zitting echter alsnog inzichtelijk gemaakt waarom hij van mening is dat de woningsluiting op alle drie de gronden van het eerste lid van artikel 174a van de Gemeentewet is gebaseerd. De rechtbank stelt vast dat eiser door de verwoording van het bestreden besluit niet in zijn belangen is geschaad. Uit het bestreden besluit volgt immers duidelijk dat de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard en de woningsluiting op alle drie de gronden heeft gebaseerd. Volgens de rechtbank kan bij eiser dan ook geen twijfel hebben bestaan over de inhoud en de gevolgen van het bestreden besluit. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit naar inhoud niet tegenstrijdig is en er geen reden is waarom het besluit om deze reden niet in stand kan blijven. De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.

Sluiting op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet

  1. Artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten indien door gedragingen in de woning of op het erf de openbare orde rond de woning of het erf ernstig wordt verstoord.

7.1. Eiser stelt zich op het standpunt dat de meldingen en vaststellingen die zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportages onvoldoende grondslag bieden om de woning te sluiten op de a-grond. Uit de bestuurlijke rapportages kan volgens eiser namelijk niet worden opgemaakt dat voldaan wordt aan het vereiste dat sprake is van ‘ernstige overlast gedurende langere tijd, in of rond de woning, waardoor de openbare orde in of rond de woning ernstig is verstoord’. Eiser wijst er in het beroepschrift op dat uit de bestuurlijke rapportages niet blijkt dat de foto’s waarop hij te zien is door hemzelf zijn gemaakt en door hemzelf op sociale media zijn geplaatst. Ook het onderschrift ‘Kom dan kneus! Ik wacht op jou!’ is niet door eiser bij deze afbeelding geplaatst. De burgemeester heeft deze gebeurtenissen met elkaar vermengd en een onjuist feitencomplex aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.

7.2. De burgemeester heeft erop gewezen dat de politie in de aanvullende bestuurlijke rapportage een lange lijst van bevindingen met betrekking tot eiser heeft opgesteld. Uit deze rapportage komt het beeld naar voren dat eiser vaker en op verschillende manieren voor overlast heeft gezorgd (ook in de omgeving van de woning) en dat hij wel eens geweld heeft gebruikt. Omdat duidelijk is wanneer, naar wie en hoe deze voorvallen hebben plaatsgevonden, zijn deze gegevens voldoende objectief en verifieerbaar, aldus de burgemeester. Door de dreigende gedragingen van eiser in het verleden en de dreigende situatie op 22 mei 2024 voelen buurtbewoners in de directe omgeving zich ook bedreigd. De burgemeester is daarom van mening dat de openbare orde rondom de woning op 22 mei 2024 verstoord was.

7.3. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in haar uitspraak van 16 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4697 heeft overwogen, vergt verstoring van de openbare orde in de zin van artikel 174a van de Gemeentewet overlast waardoor de veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning in ernstige mate worden bedreigd.[3] Aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens moet aannemelijk worden gemaakt dat zich in de woning of op het daarbij behorende erf ernstige gedragingen voordoen en dat daardoor verschillende soorten ernstige overlast zich met grote regelmaat en langdurig voordoen. Ingeval de burgemeester aldus aannemelijk maakt dat vanuit de woning of het bijbehorende erf de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord, is hij ingevolge artikel 174a van de Gemeentewet bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.[4]

7.4. In de eerste bestuurlijke rapportage heeft de politie uiteengezet op welke manier eiser zich heeft gedragen en zich heeft gepresenteerd op 22 mei 2024 voorafgaand aan de gebeurtenissen bij de woning. In de aanvullende rapportage heeft de politie de meldingen over eiser vanaf het jaar 2021 tot november 2023 weergegeven. Eiser wordt daarbij in verband gebracht met verschillende geweldsincidenten, meldingen van geluidsoverlast vanuit zijn woning en andere vormen van overlast. De rechtbank stelt vast dat de geweldsincidenten en de overlast zich in overwegende mate voordeden op andere locaties dan de woning van eiser. In navolging van de commissie is de rechtbank daarom van oordeel dat deze meldingen onvoldoende grondslag bieden voor de conclusie dat sprake is van ernstige overlast gedurende langere tijd, in of rond de woning waardoor de openbare orde in of rond de woning ernstig is verstoord en de veiligheid en de gezondheid van mensen in de omgeving van de woning in ernstige mate werd bedreigd. Daarbij komt nog dat de genoemde meldingen, voor zover deze in of rond de woning hebben plaatsgevonden, onvoldoende concreet en ernstig zijn geweest om een grondslag te vormen voor de toepassing van de bevoegdheid tot sluiting van de woning op de a-grond.

7.5. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de burgemeester niet bevoegd was de woning te sluiten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet. De beroepsgrond slaagt.

Sluiting op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet

  1. Artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet, geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten indien in de woning een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie (WWM) is aangetroffen en door het aantreffen de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.

8.1. De rechtbank merkt op dat de burgemeester zijn bevoegdheid om de woning te sluiten op de c-grond uitsluitend kan aanwenden als door het aantreffen van een wapen in de woning of op het erf de openbare orde rond de woning is verstoord, dan wel de ernstige vrees daartoe bestaat. De definitie van het begrip ‘wapen’ sluit aan bij die in artikel 2 van de WWM.[5]

8.2. In de bestuurlijke rapportage is vermeld dat omwonenden hebben gemeld dat zij eiser voor zijn woning hebben gezien met een vuurwapen met een groot vizier. In de bestuurlijke rapportage wordt melding gemaakt van een luchtbuks. Omwonenden hebben tevens aan de politie gemeld dat eiser met een honkbalknuppel binnen en buiten zijn woning is gezien.

8.3. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier foto’s bevinden van een persoon zittend voor een woning (waarvan onweersproken is gebleven dat deze persoon eiser is) met direct voorhanden hebbend een op een wapen gelijkend voorwerp. Ook bevinden zich in het dossier screenshots van eiser met bij zich een op een wapen gelijkend voorwerp waarop ook een meshouder bevestigd en een op een mes gelijkend voorwerp daarin. De rechtbank stelt verder vast dat het dossier geen informatie bevat waaruit blijkt dat objectief verifieerbaar is vastgesteld dat er ook daadwerkelijk sprake is van wapens in de zin van artikel 2 van de WWM. Op basis van de voorhanden informatie kan dan ook niet worden geoordeeld dat eiser op 22 mei 2024 in of rond de woning de beschikking heeft gehad over een wapen/wapens in de zin van artikel 2 van de WWM.

8.4. Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat niet wordt voldaan aan de c-grond, zodat de burgemeester zijn bevoegdheid tot het sluiten van de woning niet kon ontlenen aan artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet. De beroepsgrond slaagt.

Sluiting op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet

  1. Op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, kan de burgemeester besluiten een woning, of een daarbij behorend erf te sluiten, indien door ernstig geweld, of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning in de onmiddellijke nabijheid van het erf, de openbare orde rond de woning of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.

9.1. De rechtbank stelt voorop dat uit de wet niet volgt dat sprake moet zijn van een gedraging vanuit de woning. Wel moet door ernstig geweld in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning, of bedreiging daarmee, de openbare orde rond de woning ernstig worden verstoord of ernstige vrees bestaan voor het ontstaan van een zodanige verstoring.[6] Het is aan de burgemeester om aannemelijk te maken dat sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.

9.2. De burgemeester heeft aan het bestreden besluit het incident dat op 22 mei 2024 heeft plaatsgevonden en de andere gebeurtenissen die zich op die dag hebben voorgedaan, ten grondslag gelegd. In de bestuurlijke rapportage is het beeld geschetst dat eiser, in reactie op een bezoek van een wijkagent in de middag aan zijn woning – waarbij de wijkagent door te roepen en te fluiten contact met eiser probeerde te krijgen – op een bedreigende wijze telefonisch en daarna via social media zich heeft geuit naar (volgens de opsteller van de rapportage) de betreffende wijkagent. De presentatie van eiser had een bedreigend karakter, vanwege zijn woordgebruik in het telefonisch contact, de locatie waarvan hij beelden verzond (te weten de ingang van het steunpunt van de politie in of nabij het gemeentehuis) en de beelden die hij heeft verzonden en heeft geplaatst op social media (de rechtbank wijst er in dit verband op dat eiser ter zitting niet heeft weersproken dat hij de filmpjes en foto’s zelf heeft verspreid via social media). Eiser was bijvoorbeeld te zien op een filmpje op Facebook waarbij hij een aantal keren duidelijk maakt op zoek te zijn naar ‘ [omschrijving] ’, wat zijn weggelopen hondje zou zijn. Ter zitting heeft eiser toegegeven dat hij destijds geen hond had met een dergelijke naam.

9.3. Eiser plaatste na dit bericht nog een filmpje op social media met de tekst: ‘Kom dan kneus! Ik wacht op jou!’. In dit filmpje staat eiser met een sigaar in zijn mond waarbij hij een voorwerp toont dat lijkt op een echt wapen waarop een meshouder inclusief een voorwerp dat lijkt op een mes is gemonteerd. Na deze aankondiging op social media ontvangt de politie een melding van buurtbewoners dat eiser met een, volgens hen, luchtbuks of een ander vuurwapen met een groot vizier, voor zijn woning zit in de groenstrook die direct grenst aan het voetpad dat voor het duplexgebouw ligt waarin eiser woont. Omwonenden zien dat eiser legerkleding had aangetrokken en een honkbalknuppel uit zijn woning haalde en die ook weer teruglegde. Buurtbewoners zien het voorwerp voor een echt wapen aan en maken zich veel zorgen over de mogelijke gevolgen in het geval eiser doordraait. Het arrestatieteam is daarop ingezet waarbij eiser voor zijn woning enige keren werd geraakt door afgevuurde beanbags. Eiser is daarop de woning ingevlucht waarna hij uiteindelijk in de achtertuin is overmeesterd en aangehouden.

9.4. De gedragingen van eiser in en bij zijn woning, alsook eerder op de dag via social media, hebben aanleiding voor de politie gevormd om een arrestatieteam op eiser zijn woning af te sturen waarbij een gewelddadige confrontatie heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat eiser gedurende de dag onberekenbaar gedrag heeft laten zien. Dat gedrag was excessief gelet op de door eiser genoemde aanleiding voor dat gedrag, te weten de poging van de wijkagent om in contact te komen met eiser door hem door een open raam te roepen en toen hij daar niet op reageerde te fluiten omdat vanwege de geluidsoverlast vanuit de woning van eiser op een andere manier geen contact kon worden gemaakt met eiser. Eisers overtrokken reactie is uitgemond in een gewelddadige confrontatie met het arrestatieteam die hij heeft uitgelokt door voor zijn woning met een op een wapen gelijkend voorwerp, duidelijk zichtbaar vanaf de openbare ruimte, zich te positioneren. De autoriteiten hebben, gelet op eisers gedragingen en de van omwonenden ontvangen berichten over eisers aanwezigheid voor en in zijn woning, eisers gedrag gekwalificeerd als verstoring van de openbare orde. De rechtbank volgt de burgemeester in die beoordeling. De burgemeester en politie hebben aanleiding gevonden om een zwaar middel in te moeten zetten om een einde te maken aan deze verstoring van de openbare orde. Eiser heeft zijn woning en de directe omgeving van zijn woning gekozen als locatie voor deze verstoring van de openbare orde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester kunnen concluderen dat bij het incident sprake is geweest van ernstig geweld waardoor de openbare orde ernstig is verstoord.

9.5. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het sluiten van de woning noodzakelijk was omdat een ernstige vrees bestond dat eisers terugkeer naar de woning reeds tot een verstoring van de openbare orde zou kunnen leiden gelet op het onberekenbare karakter van eisers gedrag. De burgemeester heeft dit af kunnen leiden uit de bestuurlijke rapportage, waarin is beschreven dat omwonenden aan de politie hebben meegedeeld dat zij bang zijn voor eiser en zij overwegen om te verhuizen als eiser weer terugkeert naar zijn woning. Daarnaast hebben omwonenden aangegeven dat zij hun kinderen niet meer buiten laten spelen omdat zij de veiligheid van hun kinderen niet kunnen garanderen. Ook kon de burgemeester uit de bestuurlijke rapportages afleiden dat, vanwege onvoorspelbaar en onberekenbaar gedrag van eiser, van hem voor omwonenden een dreiging van ernstig geweld uitging. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de burgemeester op goede gronden de woning met toepassing van de in artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid heeft kunnen sluiten. De beroepsgrond slaagt niet.

Sluiting van de woning is passend, noodzakelijk en evenwichtig

  1. In het geval zich een situatie voordoet waarin de burgemeester bevoegd is een woning te sluiten, dient hij van de toepassing van deze bevoegdheid af te zien indien sluiting van de woning onevenredig zou zijn. In dat verband dient de burgemeester aannemelijk te maken dat de verstoring van de openbare orde niet afdoende kan worden bestreden met minder ingrijpende maatregelen.[7]

10.1. Eiser heeft betoogd dat de woningsluiting dient te gelden als ‘ultimum remedium’. In het bestreden besluit is niet gemotiveerd welke minder ingrijpende middelen zijn overwogen én waarom deze middelen niet het gewenste effect zouden hebben. De burgemeester heeft ten onrechte geen waarde gehecht aan het feit dat de woonstichting met onmiddellijke ingang de huurovereenkomst met eiser heeft ontbonden, zodat eiser geen recht meer had om in de woning te verblijven. Dit, tezamen met het feit dat eiser op de ‘zwarte lijst’ van de woonstichting staat, vormt een bijzondere omstandigheid die de burgemeester bij de belangenafweging mee had moeten wegen, aldus eiser.

10.2. De rechtbank is met eiser van oordeel dat de woningsluiting heeft te gelden als ‘ultimum remedium’. De burgemeester kan uitsluitend van zijn bevoegdheid om een woning te sluiten gebruikmaken als voor eiser minder belastende mogelijkheden om de verstoring van de openbare orde te voorkomen niet voorhanden zijn.

10.3. De rechtbank is van oordeel dat uit het bestreden besluit blijkt dat de burgemeester, voorafgaand aan de woningsluiting, overleg met de politie en andere partijen heeft gehad en daarbij het scenario heeft afgewogen om de woning niet te sluiten. Ook heeft de burgemeester afgewogen dat het geven van een waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom niet toereikend zouden zijn om de openbare orde in de buurt te herstellen en de veiligheid in de buurt te waarborgen. De burgemeester heeft daarbij de onvoorspelbare en overtrokken reactie die eiser eerder die dag heeft laten zien als reactie op een licht voorval, mee kunnen meewegen. De burgemeester heeft daarbij tevens belang mogen hechten aan het gedrag van eiser voorafgaand aan het ingrijpen van het arrestatieteam waarbij eiser in gevechtstenue met een op een wapen gelijkend voorwerp voor zijn woning, gelegen in een rustige woonwijk, zichtbaar vanaf de openbare ruimte, heeft gezeten en dat voor de nodige onrust en zorgen bij omwonenden heeft geleid. Dit gedrag heeft uiteindelijk tot een heftig gewelddadig ingrijpen van het arrestatieteam geleid dat de reeds bij de omwonenden bestaande zorg, onrust en gevoel van dreiging heeft versterkt. Gelet op dit samenstel van feiten heeft de burgemeester kunnen besluiten dat in het belang van de openbare orde de woningsluiting proportioneel was om tot herstel van de openbare orde te komen en de rust en het gevoel van veiligheid in de wijk bij omwonenden te herstellen. Andere maatregelen zouden ertoe leiden dat eiser blijvend aanwezig zou zijn in de wijk waardoor het gevoel van onveiligheid dat eiser met zijn gedragingen bij omwonenden juist teweeg heeft gebracht, zou blijven bestaan.

10.4. De rechtbank realiseert zich dat de woningsluiting een grote impact op het leven van eiser heeft (gehad), maar de rechtbank komt desondanks tot het oordeel dat de burgemeester de woningsluiting als passend en noodzakelijk heeft kunnen beoordelen. Eiser heeft erop gewezen dat de burgemeester ten onrechte bij zijn besluit niet tevens heeft meegewogen dat de woonstichting de huurovereenkomst met hem heeft ontbonden ten gevolge van het besluit van de burgemeester. De rechtbank is gebleken dat het besluit waarbij hij de woning heeft gesloten op 24 mei 2024 is genomen. Op dat moment was er nog geen beslissing van de woonstichting bekend zodat hij met die omstandigheid geen rekening kon en hoefde te houden. Dat de kans aannemelijk was dat een dergelijke beslissing ook genomen zou worden door de woonstichting maakt dit feitencomplex niet anders. Daarbij komt dat de burgemeester vanuit een andere behartiging van belangen zijn beslissing heeft genomen dan de woonstichting.

10.5. Dat de woningsluiting vergaande persoonlijke gevolgen heeft (gehad) voor eiser, begrijpt de rechtbank. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij op dit moment geen vaste woon- en verblijfplaats heeft. Omdat hij op de zwarte lijst van de woonstichting staat, komt hij bij deze partij niet voor een sociale huurwoning in aanmerking. Omdat de woonstichting ook bij andere verhuurders melding heeft gemaakt over eiser, wordt het hem ook zeer moeilijk gemaakt om in andere plaatsen een sociale huurwoning te vinden.

10.6. De rechtbank overweegt dat de woningsluiting het slotstuk is van een confrontatie die eiser willens en wetens heeft gezocht op 22 mei 2024 als reactie op een onschuldige poging van een wijkagent om in contact te komen met eiser in verband met geluidsoverlast afkomstig uit diens woning. De rechtbank is van oordeel dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij proportioneel had gereageerd op die poging van de wijkagent. De rechtbank komt tot het oordeel dat daarvan geen sprake is geweest en dat de gevolgen van die beslissing voor rekening en verantwoording van eiser komen. Dat de woonstichting heeft besloten de huurovereenkomst met eiser te ontbinden, kan niet aan de burgemeester worden verweten. Dat eiser, zoals hij stelt, door de woonstichting op een zwarte lijst zou zijn geplaatst en dat hij ook in andere gemeenten geen sociale huurwoning kan krijgen, stellingen die eiser overigens niet heeft onderbouwd, kan evenmin aan de burgemeester worden verweten.

10.7. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de burgemeester het belang van het herstellen van de openbare orde en het waarborgen van de veiligheid in de buurt heeft mogen laten prevaleren boven het belang van eiser bij het behoud van zijn woonruimte. De rechtbank leidt daarom uit het voorgaande niet af dat de woningsluiting onevenwichtig is.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is gegrond omdat de burgemeester ten onrechte de woningsluiting op de a-grond en de c-grond van het eerste lid van artikel 174a van de Gemeentewet heeft gebaseerd. De beslissing op bezwaar is in zoverre in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb en komt voor dat deel voor vernietiging in aanmerking. Omdat de burgemeester wel op goede gronden de woning op de b-grond heeft gesloten, blijft dat deel van de beslissing op bezwaar in stand. Dit betekent dat het besluit om de woning te sluiten in stand blijft.

11.1. Omdat het beroep gegrond is, moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten in beroep. De burgemeester moet deze vergoeding betalen.

11.2. Eiser heeft ter zitting het formulier proceskosten ingediend. Op dit formulier heeft hij bij onderdeel D. Verschotten een bedrag van € 165,- aangegeven voor ‘eigen bijdrage’. Ter onderbouwing heeft eiser het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand bijgevoegd waarin zijn eigen bijdrage ter hoogte van het hiervoor genoemde bedrag is vastgesteld. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiser heeft verzocht om vergoeding van de door hem betaalde eigen bijdrage voor de toevoeging.

11.3. Artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) luidt: “Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op: a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, (…)”.

11.4. Het uitgangspunt van het op artikel 8:75 van de Awb gebaseerde Bpb is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend. De werkelijk gemaakte kosten zijn dus niet relevant. De door eiser te betalen eigen bijdrage in het kader van de toevoeging komt in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. In artikel 2, derde lid, van het Bpb is neergelegd dat hiervan in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken. Bijzondere omstandigheden als bedoeld in dit artikel zijn naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet gesteld en niet gebleken.

11.5. Voor de rechtsbijstand door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;- vernietigt het besluit van 26 september 2024 voor zover de sluiting is gebaseerd op de

a-grond en de c-grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • bepaalt dat het besluit van 26 september 2024 voor het overige in stand blijft;- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;

  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. van Heijningen, griffier, uitgesproken in het openbaar op

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 19 juni 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:3188.

Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2444.

De bestaande bevoegdheid bleef met de laatste wetswijziging inhoudelijk onaangeroerd en werd, voor de leesbaarheid, ondergebracht in de a-grond. Zie de rechtbank Noord-Holland van 3 september 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:10243 (rechtsoverweging 23: “De rechtbank realiseert zich (….) wetswijziging geen verandering”).

De Afdeling van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1836, r.o. 2.2. en de Afdeling van 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1142, r.o. 4.

Zie Kamerstukken II 2022/23, 36 217, nr. 3, p. 48-49.

Zie Kamerstukken II 2022/23, 36 217, nr. 3, p. 45-48.

De Afdeling van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1836, r.o. 2.2.


Voetnoten

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 19 juni 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:3188.

Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2444.

De bestaande bevoegdheid bleef met de laatste wetswijziging inhoudelijk onaangeroerd en werd, voor de leesbaarheid, ondergebracht in de a-grond. Zie de rechtbank Noord-Holland van 3 september 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:10243 (rechtsoverweging 23: “De rechtbank realiseert zich (….) wetswijziging geen verandering”).

De Afdeling van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1836, r.o. 2.2. en de Afdeling van 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1142, r.o. 4.

Zie Kamerstukken II 2022/23, 36 217, nr. 3, p. 48-49.

Zie Kamerstukken II 2022/23, 36 217, nr. 3, p. 45-48.

De Afdeling van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1836, r.o. 2.2.