Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5582 - Rechtbank Overijssel legt maximale ISD-maatregel op voor winkeldiefstal - 16 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:558216 september 2025

Essentie

De rechtbank legt een ISD-maatregel van twee jaar op aan een stelselmatige dader voor een eenvoudige winkeldiefstal. De maatregel wordt gerechtvaardigd door het hoge recidiverisico en de noodzaak om de maatschappij te beschermen, waarbij het recht op vrijheid van de verdachte moet wijken.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08.217560.25 (P) Datum vonnis: 16 september 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats], thans verblijvende: P.I. [locatie].

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 02 september 2025. Verdachte is niet op de terechtzitting verschenen.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat namens verdachte door de (gemachtigde) raadsman mr. U. Ural, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte pakken koffie heeft gestolen bij Jumbo.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

zij op of omstreeks 15 juli 2025 te Enschede, een aantal pakken koffie in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Jumbo, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3 De bewijsmotivering

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

3.3 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.4 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen[1].

het proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 juli 2025, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, pagina 38; 2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever], namens Jumbo Enschede, van 15 juli 2025, met bijlage, pagina’s 5 t/m 7, voor zover inhoudende de verklaring van aangever.

3.5 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op 15 juli 2025 te Enschede, een aantal pakken koffie die aan Jumbo, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

het misdrijf: diefstal.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaar.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om oplegging van de ISD-maatregel.

6.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De ernst van het feit De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat is een hinderlijk feit, waarvan winkeliers schade en overlast ondervinden. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.

De persoon van verdachte De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 16 juli 2025. Uit dit overzicht blijkt dat verdachte een zeer actieve veelpleger is en dientengevolge veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest. In de afgelopen vijf jaar is de verdachte meermalen tot gevangenisstraffen en werkstraffen veroordeeld, terwijl die straffen inmiddels geheel ten uitvoer zijn gelegd. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van verdachte is beëindigd.

De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over de persoon van verdachte van 26 augustus 2025 van Tactus Verslavingszorg, opgemaakt en ondertekend door [naam 1], reclasseringswerker en [naam 2], manager Tactus reclassering. In dit rapport staat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende. Verdachte heeft vijfentwintig veroordelingen voor vermogensdelicten, waardoor een duidelijk delictpatroon kan worden aangewezen. Verdachte wordt in het Veelplegersoverleg besproken in het Zorg- en Veiligheidshuis Twente. In de afgelopen jaren zijn er meerdere reclasseringstoezichten opgelegd. Sinds januari 2024 zijn er tien adviesrapportages opgesteld. Alle interventies, waaronder ambulante - en klinische behandeltrajecten hebben niet tot blijvende gedragsverandering geleid. Geen enkele aangeboden reclasseringsinterventie is positief afgerond. Er is instabiliteit op meerdere leefgebieden. Verdachte leeft al jaren op straat en heeft moeite om afspraken na te komen vanwege haar verslaving, psychische problematiek en licht verstandelijke beperking. Er zijn risicofactoren op meerdere leefgebieden. Het risico op recidive en op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld. Diverse detentiestraffen hebben verdachte er niet van weerhouden telkens in herhaling te vervallen. Verdachte pleegt naar eigen zeggen vermogensdelicten vanuit een kick maar ook haar middelengebruik speelt daarin een belangrijke rol. De huidige problematiek van verdachte dient aangepakt te worden binnen een passend en streng zorgkader. Een ISD-maatregel biedt de nodige zorg en een stok achter de deur die noodzakelijk is om de vicieuze cirkel van vastzitten, vrijkomen en terugvallen te doorbreken. Het doel voor het opleggen van de ISD-maatregel in deze is niet alleen verdachte te motiveren voor (langdurige) behandeling en intensieve (woon)begeleiding, maar ook om de samenleving te beschermen. Verdachte geeft te kennen dat zij wil meewerken aan de ISD-maatregel, omdat ze wil werken aan haar verslavingsproblematiek en trauma’s.

De op te leggen straf De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, waartegen namens verdachte geen verweer is gevoerd. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan (38m Sr). Het bewezenverklaarde feit (diefstal) is namelijk een feit waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder a, Sv, voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door haar begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Ook is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan, en eist de veiligheid van goederen oplegging van de ISD-maatregel. De rechtbank komt hiertoe vanwege verdachtes uitgebreide justitiële geschiedenis, de problemen in haar huidige instabiele leefomstandigheden, haar verslavingsproblematiek en het hoge recidiverisico, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage. Zolang de problematiek van verdachte blijft voortduren, bestaat een zeer grote kans dat verdachte opnieuw soortgelijke delicten gaat plegen.

Bij de oplegging van de ISD-maatregel moet het belang van de maatschappij, om beveiligd te worden tegen de aantasting van de veiligheid van personen of goederen door misdrijven als deze, afgewogen worden tegen het onder meer in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op persoonlijke vrijheid.

De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de onderhavige maatregel, maar alles afwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen beschermd te worden te prevaleren. Dat maatschappelijke belang kan niet op andere wijze in voldoende mate worden beschermd dan door oplegging van de ISD-maatregel. Zonder behandeling van verdachte moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte haar huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal opgeven en ook in de toekomst misdrijven zal blijven plegen. De beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van verdachtes criminele recidive eisen het opleggen van die maatregel. Gelet op de problematiek van verdachte acht de rechtbank een andere afdoening ontoereikend voor gedragsverandering en risicobeperking. De rechtbank acht daarom oplegging van de ISD-maatregel passend en geboden. Uit het reclasseringsadvies en uit hetgeen door de raadsman namens verdachte ter terechtzitting is aangevoerd, lijkt het erop dat verdachte gemotiveerd is voor de ISD-maatregel.

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren, zonder op voorhand te bepalen dat een tussentijdse toetsing zal plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat het van groot belang is dat aan de verdachte binnen noodzakelijke strakke kaders een langdurige en intensieve behandeling c.q. begeleiding wordt geboden, om de kans op recidive te beperken en de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten. De rechtbank ziet mede daarom geen aanleiding om op grond van artikel 38n, tweede lid Sr rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

8 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid feit

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: diefstal;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

maatregel

  • legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. R.A. Heblij en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600- 2025336419 van 15 juli 2025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600- 2025336419 van 15 juli 2025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.