ECLI:NL:RBOVE:2025:5486 - Rechtbank Overijssel - 8 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 18-205924-22 Datum uitspraak: 8 september 2025
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats], verblijvende in FRA [locatie], hierna te noemen: betrokkene.
1 De aanleiding
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juli 2023 ter beschikking gesteld, waarbij betreffende het gedrag van betrokkene voorwaarden zijn gesteld, na bewezenverklaring van de misdrijven:
De beslissing van de rechtbank Noord-Nederland is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2025 ten aanzien van de strafoplegging en het opleggen van de TBS-maatregel met voorwaarden bevestigd.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 14 augustus 2023 en zou, behoudens nadere voorziening, zijn geëindigd op 14 augustus 2025.
2 De stukken
De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
3 De procedure
Het Openbaar Ministerie heeft op 1 juli 2025 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2025. De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting gehoord:
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
De raadsman van betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat het risico op recidive op dit moment tot een zodanig aanvaardbaar niveau is teruggebracht dat de terbeschikkingstelling niet langer wordt geëist door de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Betrokkene en zijn raadsman hebben verzocht om de termijn van de verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling te beperken tot één jaar.
4 De beoordeling
De vordering is op 1 juli 2025 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het verlengingsadvies van de reclassering, de pro Justitia rapportage en de toelichting van de deskundige op de zitting van 25 augustus 2025 in aanmerking.
Het verlengingsadvies van de reclassering
Het verlengingsadvies van de reclassering houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in. Bij betrokkene is sprake van chronisch ernstige psychiatrische problematiek met psychotische ontregelingen. Medicatieontrouw en middelengebruik kunnen daarbij worden gezien als uitlokkende en onderhoudende factoren. Daarbij is sprake van een aanzienlijk verval in functioneren vanuit zijn psychotische stoornis, wat mogelijk versterkt is door het gebruik van cannabis. Vanwege het verval in functioneren wordt betrokkene snel sociaal-maatschappelijk overvraagd. Vanuit zijn voorgeschiedenis is betrokkene bekend met onbetrouwbaar innemen van antipsychotische medicatie en niet gemotiveerd zijn voor structurele abstinentie. Het staken van medicatie en middelengebruik vormen een groot risico op psychotische ontregeling bij betrokkene.
Betrokkene is op 14 augustus 2023 opgenomen in de FPK van CTP Veldzicht, waar hij specialistische behandeling kreeg op de delictgerelateerde factoren, met specifieke aandacht voor zijn psychiatrische problematiek en behandeling van zijn verslavingsproblematiek. Betrokkene heeft tijdens zijn verblijf in de kliniek een delictscenario opgesteld, zijn behandelingen gevolgd en afgerond en het verlofstappenplan doorlopen. Tijdens zijn verblijf in de kliniek heeft betrokkene zich ingezet voor het volgen van zijn behandelingen. Na zijn verblijf in de kliniek is betrokkene op 19 maart 2025 overgeplaatst naar FPA Het Diep in Assen, om zijn resocialisatietraject verder vorm te geven. De aandacht in de FPA lag op abstinentie, het innemen van medicatie, begeleiding en sturing. Tijdens zijn verblijf in de FPA heeft betrokkene zijn vrijheden opgebouwd. Het verblijf op de FPA is goed verlopen. Na een korte periode in de FPA is betrokkene op 19 mei 2025 overgeplaatst naar de FRA [locatie].
In januari 2024 is betrokkene tijdens zijn verblijf in CTP Veldzicht betrokken geraakt bij een fysiek geweldsincident, waarvoor hij van de reclassering een waarschuwing heeft gekregen. Ondanks dit incident wordt er sinds december 2024 verbetering gezien. Betrokkene is zelfstandiger, heeft zich na het incident goed herpakt en maakt stappen in zijn resocialisatietraject. Verder is betrokkene medicatietrouw en is abstinent van middelen.
De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Op het moment dat betrokkene in zorg is, zijn behandelingen volgt, zijn medicatie neemt en abstinent is van middelen, wordt het recidiverisico ingeperkt. Zonder behandeling, structuur en toezicht zal betrokkene terugvallen in drugsgebruik en zal er op korte termijn een maatschappelijke teloorgang plaatsvinden, waarbij een risico op geweld zou kunnen ontstaan. Betrokkene is nog afhankelijk van de zorg, toezicht en controle en heeft anderen nodig om goed te kunnen functioneren. Vanwege de ernst van de eerdere psychotische ontregelingen, de ernst van de verslavingsproblematiek en het functioneren van betrokkene op zwakbegaafd niveau, moet worden uitgegaan van een traject van meerdere jaren. De verslavingsgevoeligheid maakt het wenselijk dat betrokkene na het vinden van een vaste woonplek nog enige tijd onder toezicht zal staan. De reclassering adviseert daarom om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.
De deskundige ter zitting
Op zitting heeft deskundige Vermaning het advies gehandhaafd en in aanvulling op het advies naar voren gebracht dat betrokkene inmiddels al enige tijd bij de Wieken verblijft.Het gaat goed met betrokkene. Er wordt gekeken naar uitstroom naar een beschermde woonvorm. Betrokkene zal dan worden aangemeld. Het is nog niet duidelijk wat de wachttijden zullen zijn. Het recidiverisico uit zorg wordt ingeschat als hoog.
De pro Justitia rapportage
Het rapport van de psychiater houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in. Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie, een stoornis in cannabisgebruik en een functioneren op zwakbegaafd niveau als gevolg van verval vanuit schizofrenie en mogelijk versterkt door cannabisgebruik. Vanwege het gebruik van antipsychotica en langdurige abstinentie zijn de psychotische symptomen in remissie. Hoewel betrokkene al enige tijd abstinent is van cannabis, komen vanuit zijn verleden wel de nodige criteria voor een stoornis in het gebruik van cannabis naar voren. De relatie tussen cannabis en de psychotische kwetsbaarheid van betrokkene speelt een belangrijke rol tot de indexdelicten. Cannabis wordt dan ook gezien als belangrijkste risicofactor. Betrokkene geeft tijdens het onderzoek te kennen dat hij moeite heeft met de gestelde diagnoses. Hij is het er wel mee eens, maar kan het moeilijk accepteren. Bij betrokkene is sprake van een beperkt probleembesef en- inzicht. Betrokkene herkent de eerste signalen van een (dreigende) terugval. Omdat betrokkene de principes van vroegsignalering en terugvalpreventie onvoldoende beheerst, is hij afhankelijk van een extern toezicht. Betrokkene toont zich adequaat in het bespreken van het middelengebruik en psychotische ontregeling. Ook neemt hij verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag en in het indexdelict. Betrokkene laat zich ondersteunen in de communicatie en laat zich motiveren voor de behandeling gericht op terugvalpreventie. Ondanks de bijwerkingen toont betrokkene zich gemotiveerd voor de inname van medicatie, alsmede voor de structurele abstinentie van middelen. Er lijkt meer tevredenheid te zijn over zijn behandeling. Betrokkene is gebaat bij duidelijkheid en overzicht. Betrokkene is in de huidige fase van zijn behandeling nog afhankelijk van een klinische setting, die hem voldoende structuur en ondersteuning biedt. Het staken van medicatie en middelengebruik vormen een groot risico op psychotische ontregeling bij betrokkene. Daarnaast zijn er verschillende risicofactoren die samenhangen met verval als problemen met de emotieregulatie, sociale inschattingsproblemen, impulsiviteit en beperkingen in cognitieve controle. Situaties in het ervaren van onrecht en overvraging, gevoelens van irritatie en frustratie kunnen snel leiden tot boosheid en impulsief gedrag, al dan niet versterkt door paranoïde gedachten. Bij een beëindiging van de maatregel terbeschikkingstelling wordt de kans op recidive van een ernstig gewelddadig delict ingeschat als hoog. Gelet op de ernst van de eerdere psychotische ontregelingen, ernst van de verslavingsproblematiek en het functioneren op zwakbegaafd niveau, moet uitgegaan worden van een traject van meerdere jaren. De psychiater adviseert daarom om de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaren.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. Op grond van het verlengingsadvies van de reclassering, de pro Justitia rapportage en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank vast dat er sprake is van stoornissen bij betrokkene en een recidiverisico. Aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is voldaan.
De rechtbank overweegt dat betrokkene tijdens de eerste twee jaren van de terbeschikkingstelling stappen heeft gezet in zijn traject. Betrokkene heeft zich ingezet voor de klinische behandeling, het verlofstappenplan doorlopen en zijn delictscenario afgerond. Inmiddels verblijft betrokkene al enige tijd bij de FRA [locatie] en wordt gekeken naar de uitstroom naar een beschermde woonvorm.
Uit de voornoemde rapporten en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat bij betrokkene sprake is van een complexe problematiek. Het is van belang dat betrokkene medicatietrouw blijft en abstinent van middelen. Daarnaast heeft betrokkene baat bij de steun en structuur die hem worden geboden. Vanwege de ernst van de problematiek en het functioneren van betrokkene op zwakbegaafd niveau, moet worden uitgegaan van een traject van meerdere jaren. Als betrokkene een vaste woonplek heeft gevonden is het van belang dat hij nog enige tijd onder toezicht zal staan. Met de kliniek en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat dit proces langer dan een jaar zal duren. Verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling met een jaar ligt daarom niet in de rede.
De rechtbank ziet dan ook onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van een jaar, zoals door de raadsman van betrokkene is bepleit. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat, indien aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een jaar, de terbeschikkingstelling in beginsel verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank stelt vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen, mede gelet op hetgeen is omschreven in het verlengingsadvies van de kliniek, de pro Justitia rapportage en het verhandelde ter zitting. Een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene in dit geval ten onrechte de verwachting kunnen wekken dat er binnen het jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk kunnen maken.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.
5 De beslissing
De rechtbank verlengt de terbeschikkingstelling met voorwaarden van [betrokkene] met 2 (twee) jaren.
Aldus gegeven door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van E. Bauhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2025.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.