ECLI:NL:RBOVE:2025:5158 - Rechtbank Overijssel - 5 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11476820 CV EXPL 25-89
Vonnis van 5 augustus 2025
in de zaak van
[partij A], wonend in [woonplaats 1] , eiser in conventie, verweerder in reconventie (hierna genoemd: “ [partij A] ), gemachtigde: mr. T.M. Vollbehr,
tegen
[partij B], wonend in [woonplaats 2] , gedaagde in conventie, eiser in reconventie (hierna genoemd: “ [partij B] ”), gemachtigde: mr. J. Driessen.
1 Samenvatting
1.1. [partij A] en [partij B] hebben een koopovereenkomst gesloten, waarbij [partij A] een sloep aan [partij B] heeft verkocht. Daarbij is afgesproken dat [partij B] de sloep later zou ophalen. [partij B] heeft een kleine aanbetaling gedaan en [partij A] heeft hem een sleutel van de sloep overhandigd. Toen [partij B] de sloep kwam ophalen bleek die te zijn gestolen. Ter discussie staat of de sloep juridisch gezien al was geleverd en of [partij B] het restant van de koopprijs is verschuldigd. De kantonrechter oordeelt van niet.
1.2. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot zijn oordeel is gekomen (onder 5.). Eerst zal de kantonrechter het verloop van de procedure weergeven (onder 2.), de feiten uiteenzetten die tussen partijen niet ter discussie staan (onder 3.) en de vorderingen omschrijven die over en weer zijn ingesteld (onder 4.).
2 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
3 De feiten
3.1. Op 3 juni 2023 heeft [partij A] een koopovereenkomst met [partij B] gesloten, waarbij [partij A] een sloep aan [partij B] heeft verkocht voor € 21.000. Daaraan voorafgaand had [partij B] de sloep bezichtigd. [partij B] heeft een handgeschreven koopcontract in de Duitse taal opgesteld, dat ter plekke door partijen is ondertekend. Aangezien [partij B] nog niet beschikte over een aanhangwagen (trailer) en hij de sloep dus nog niet kon meenemen, is afgesproken dat hij de sloep later zou ophalen. [partij B] heeft een contante aanbetaling gedaan van € 500. Overeengekomen is dat het restant van de koopprijs van € 20.500 contant wordt betaald “bei abholung”. [partij A] heeft [partij B] een sleutel van de boot overhandigd en behield een reservesleutel.
3.2. Een paar dagen later heeft [partij B] zijn bank geïnstrueerd om het bedrag van € 20.500 aan [partij A] over te maken, naar aanleiding van een verzoek van [partij A] om de restantbetaling giraal in plaats van contant te voldoen. Op 6 juni 2023 heeft [partij B] een screenshot van zijn betaalinstructie aan de bank aan [partij A] toegestuurd. Later die dag heeft [partij B] aan [partij A] bericht dat hij de sloep op 8 juni 2023 zou komen ophalen. Daarbij heeft [partij B] aan [partij A] verzocht om de sloep “nach dem Platz zum Kranen” te varen, zodat de sloep gemakkelijk uit het water getakeld zou kunnen worden.
3.3. In de avond van 7 juni 2023 heeft [partij A] de sloep vanaf de plaats waar [partij B] de boot had bezichtigd, gevaren naar de jachthaven Winters Watersport. [partij A] heeft de reservesleutel vervolgens onder de bekleding van de sloep verborgen, een foto van de verstopplek van de sleutel en van de ligplaats van de sloep aan [partij B] gestuurd, en aan [partij B] laten weten dat hij de volgende dag niet aanwezig zou zijn bij het ophalen. Ook heeft [partij A] gegevens voor het verzekeren van de boot aan [partij B] gestuurd.
3.4. Toen [partij B] de boot op 8 juni 2023 kwam ophalen, bleek die te zijn gestolen. [partij B] heeft zijn betaalinstructie aan de bank, die nog niet was uitgevoerd, ingetrokken.
4 De vorderingen
4.1. [partij A] vordert (samengevat) betaling van € 20.500, te vermeerderen met rente en kosten. Hij stelt daartoe dat [partij B] gehouden is om zijn verplichting tot betaling van de resterende koopprijs na te komen.
4.2. [partij B] vraagt om de vordering af te wijzen. Hij beroept zich op ontbinding van de koopovereenkomst op de grond dat [partij A] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting tot levering van de sloep.
in reconventie
4.3. [partij B] vordert (samengevat) betaling van € 1.319,88, te vermeerderen met rente en kosten. Hij stelt daartoe dat [partij A] de aanbetaling van € 500 moet terugbetalen wegens de ontbinding van de overeenkomst. Volgens [partij B] is [partij A] daarnaast gehouden om hem € 819,88 aan schade te vergoeden, bestaand uit tevergeefs gemaakte kosten voor de aanschaf van de sloep.
4.4. [partij A] vraagt om de vordering af te wijzen. [partij A] bestrijdt dat [partij B] de overeenkomst bevoegd heeft ontbonden en dat hij schadeplichtig is.
5 De beoordeling
De vordering van [partij A] wordt afgewezen
5.1. De vordering van [partij A] wordt afgewezen. [partij B] is bevrijd van zijn verplichting om de koopprijs te betalen, omdat hij de koopovereenkomst bevoegd heeft ontbonden. [partij A] is namelijk tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting om de sloep te leveren. Dit wordt hierna toegelicht.
De sloep is niet geleverd
5.2. [partij A] heeft de sloep niet aan [partij B] geleverd, anders dan [partij A] betoogt.
5.2.1. [partij A] was als verkoper verplicht om de sloep aan [partij B] te leveren. Voor een geslaagde levering is vereist dat tussen [partij A] en [partij B] wilsovereenstemming tot overdracht van de sloep bestond, naast feitelijke overgave (machtsverschaffing) of een tweezijdige verklaring die voldoet aan de vereisten voor bezitsoverdracht uit respectievelijk artikel 3:114 of 3:115 BW.
5.2.2. De kantonrechter oordeelt dat van levering nog geen sprake was. Uit de omstandigheden van het geval moet worden afgeleid, zoals [partij B] stelt, dat partijen niet hebben gewild dat de sloep al in eigendom aan [partij B] zou overgaan voordat hij die zou hebben opgehaald.
5.2.3. Weliswaar heeft [partij A] bij het sluiten van de koop een sleutel van de sloep aan [partij B] overhandigd. Maar het ligt niet voor de hand dat [partij A] heeft bedoeld om daarmee de eigendom van de sloep al aan [partij B] te verschaffen, anders dan hij bepleit. [partij B] was voor [partij A] een in Duitsland wonende onbekende die slechts een klein gedeelte van de koopprijs had aanbetaald. Enige zekerheid dat [partij B] het resterende deel zou betalen had [partij A] niet. De bedoeling was dat [partij B] het restant uiterlijk bij het nog af te stemmen ophaalmoment contant zou voldoen, zo heeft [partij A] ter zitting verklaard. Op de vraag van de kantonrechter wat er volgens hem nog moest gebeuren voordat [partij B] de sloep kon meenemen, antwoordde [partij A] dat betaald moest worden. De sloep bleef na het sluiten van de koop nabij de vakantiewoning van [partij A] liggen, waar [partij A] er zicht op had. Aangenomen kan worden dat naar de opvatting van [partij A] ten tijde van de koop, het [partij B] niet vrij stond om de sloep mee te nemen zonder te betalen.
5.2.4. Tegen deze achtergrond kan uit hetgeen [partij A] heeft aangedragen niet worden afgeleid dat hij [partij B] wel degelijk vanaf de koop als eigenaar beschouwde. De overhandiging van de sleutel moet onder de gegeven omstandigheden gezien worden als een zekerheidsstelling tegenover de aanbetaling, zoals [partij B] stelt. [partij A] voert nog aan dat [partij B] ter zitting heeft verklaard dat hij, [partij B] , de avond voor de afgesproken ophaaldag tegen [partij A] heeft gezegd dat de ophaaldag op een Duitse feestdag viel, zodat [partij A] nog even geduld moest hebben totdat [partij B] bank de betaalinstructie zou uitvoeren. Volgens [partij A] blijkt hieruit dat betaling geen voorwaarde was voor het meenemen van de sloep. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hieruit echter hooguit worden afgeleid dat [partij A] zich er in de avond van 7 juni 2023 bij heeft neergelegd dat hij de betaling niet zou ontvangen voordat [partij B] de sloep zou meenemen. Niet dat [partij A] ten tijde van de koop de bedoeling had om de eigendom van de sloep al aan [partij B] te verschaffen.
5.2.5. Evenmin heeft op 7 juni 2023 levering plaatsgevonden, zoals [partij A] subsidiair betoogt. Weliswaar heeft [partij A] die avond de reservesleutel voor [partij B] achtergelaten en hem de gegevens verstrekt die nodig waren voor de verzekering, nadat hij de sloep naar een plek had gevaren waar [partij B] hem de volgende dag uit het water zou kunnen takelen. Maar dit eenzijdige handelen van [partij A] kan niet tot overdracht van de eigendom van de sloep hebben geleid. Dat [partij B] niet heeft geprotesteerd toen [partij A] hem die avond berichtte de reservesleutel in de boot te hebben achtergelaten, betekent nog niet dat [partij B] hiermee heeft ingestemd. [partij B] werd voor een voldongen feit geplaatst. [partij A] mocht er niet op vertrouwen dat [partij B] aanvaardde dat de eigendom - en daarmee ook het risico op beschadiging of verlies van de sloep - die avond al op hem overging.
[partij A] wordt veroordeeld in de proceskosten
5.3. [partij A] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [partij B] worden begroot op:
5.4. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.5. [partij B] heeft ook nog gevorderd om [partij A] te veroordelen in de tolkkosten die hij heeft moeten maken. [partij A] heeft zich daartegen verzet. Hoewel tolkkosten bij een proceskostenveroordeling tot de verschotten kunnen worden gerekend, wordt geen vergoeding voor tolkkosten toegewezen. [partij B] heeft de kosten namelijk niet behoorlijk gespecificeerd en met stukken onderbouwd.
in reconventie
De vordering van [partij B] tot terugbetaling van de aanbetaling wordt toegewezen
5.6. De vordering van [partij B] tot terugbetaling van de aanbetaling van € 500 wordt toegewezen. Doordat [partij B] de koopovereenkomst bevoegd heeft ontbonden, is [partij A] verplicht om de aanbetaling ongedaan te maken.
5.7. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 24 juni 2025, de roldatum waarop [partij A] zijn conclusie van antwoord in reconventie heeft ingediend. Anders dan gevorderd, is de wettelijke rente niet toewijsbaar vanaf 14 dagen na het versturen van de conclusie van antwoord. De ingangsdatum van de verschuldigdheid van wettelijke rente is het moment waarop [partij A] met betrekking tot de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis in verzuim is geraakt.
De vordering van [partij B] tot schadevergoeding wordt afgewezen
5.8. De vordering van [partij B] tot vergoeding van schade wordt afgewezen. [partij A] is wegens overmacht niet gehouden om de schade van [partij B] te vergoeden. Dit wordt hierna gemotiveerd.
Het tekortschieten is niet aan [partij A] toerekenbaar
5.9. Het tekortschieten in de nakoming van de leveringsplicht kan niet aan [partij A] worden toegerekend.
5.9.1. Vanwege de diefstal van de sloep was het voor [partij A] niet langer mogelijk om zijn leveringsverplichting na te komen.
5.9.2. De diefstal is niet aan de schuld van [partij A] te wijten. Vast is komen te staan dat hij de diefstal niet had kunnen voorkomen. [partij A] stelt van de politie te hebben vernomen dat een professioneel crimineel netwerk achter de diefstal zit, welk netwerk op basis van een vooropgezet plan te werk is gegaan en de sloep zelfs al voor de diefstal via Marktplaats had doorverkocht. De sloep zou volgens [partij A] dus hoe dan ook zijn gestolen, ook als hij meer voorzorgsmaatregelen tegen diefstal had genomen. Hoewel [partij B] heeft beargumenteerd dat [partij A] onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, heeft hij niet weersproken dat nadere voorzorgsmaatregelen de diefstal niet zouden hebben voorkomen. De gemachtigde van [partij B] heeft ter zitting verklaard van de recherche te hebben vernomen dat de diefstal is gepleegd door een bende die de Marktplaatsadvertentie heeft gekopieerd waarmee [partij A] de boot te koop had aangeboden, wat aansluit bij de stelling van [partij A] .
5.9.3. De niet-nakoming van de leveringsplicht komt onder de gegeven omstandigheden ook niet volgens de maatschappelijke opvattingen voor rekening van [partij A] .
De proceskosten worden gecompenseerd
5.10. De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Beide partijen zijn immers deels in het ongelijk gesteld.
6 De beslissing
De kantonrechter
in conventie
6.1. wijst het gevorderde af;
6.2. veroordeelt [partij A] in de proceskosten, aan de kant van [partij B] begroot op € 1.221, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na heden, en te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij A] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
in reconventie
6.3. veroordeelt [partij A] om tegen bewijs van kwijting € 500 aan [partij B] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2025;
6.4. compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5. wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en in reconventie
6.6. verklaart de onderdelen 6.2 en 6.3 van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Artikel 6:271 BW
artikel 6:119 lid 1 in verbinding met artikel 6:81 e.v. BW
Als bedoeld in artikel 6:75 BW