ECLI:NL:RBOVE:2025:4738 - Rechtbank Overijssel - 16 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/331628 / HA ZA 25-115
Vonnis van 16 juli 2025
in de zaak van
MR. CANDER MATTHIJS VAN DER VEER Q.Q, in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Salutem Zorg B.V, te Enschede, eisende partij, hierna te noemen: Van der Veer q.q, advocaat: mr. C.M. van der Veer,
tegen
1 [gedaagde 1] ,
te [woonplaats 1] ,2. [gedaagde 2], te [woonplaats 2] , gedaagde partijen, hierna samen te noemen: [gedaagden] , niet verschenen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 mei 2025,- de akte van Van der Veer q.q. met productie 10.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 2. De zaak in het kort
Salutem Zorg is in staat van faillissement verklaard. Van der Veer is curator in dit faillissement. Hij vordert in die hoedanigheid – samengevat – dat:- voor recht wordt verklaard dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld en dat zij aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort;- [gedaagden] worden veroordeeld tot betaling van het faillissementstekort met een maximum van € 25.500,-;- een bestuursverbod aan [gedaagden] wordt opgelegd voor de duur van vijf jaren.
Van der Veer q.q. legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagden] als (indirect) bestuurder en feitelijk beleidsbepaler van Salutem Zorg onbehoorlijk hebben gehandeld. Salutem Zorg verleende zorg in een slecht onderhouden gebouw en met structureel te weinig geschoold personeel. Zij voldeed niet aan de privacyregelgeving en kwam haar administratie- en publicatieplicht niet na. Verder onttrokken [gedaagden] volgens Van der Veer q.q. aanzienlijke managementvergoedingen aan het vermogen van Salutem Zorg zonder dat er een managementovereenkomst was gesloten of daarvoor facturen waren verstuurd.
[gedaagden] betwisten de vordering van Van der Veer q.q. niet.
De rechtbank wijst de vordering van Van der Veer q.q. toe. Hierna wordt deze beslissing van de rechtbank toegelicht.
3 De feiten 3.1. Salutem Zorg is een organisatie die actief is in de thuiszorg. Zij leverde zorg aan ouderen die de Nederlandse taal niet machtig zijn. EsFa B.V. is enig bestuurder van Salutem Zorg. Ook is EsFa enige bestuurder van de vennootschap Twentse Zorglandschap B.V. [gedaagde 2] is enig bestuurder van EsFa.
3.2. [gedaagde 1] is de levenspartner van [gedaagde 2] . In de periode van 3 april 2019 tot 1 januari 2020 was [gedaagde 1] als medebestuurder van EsFa ingeschreven in de registers van de Kamer van Koophandel. Vanaf 2 februari 2024 is [gedaagde 1] bestuurder geweest van de vennootschappen: [bedrijf 1] B.V, [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V.
3.3. Op 24 oktober 2023 brengt OZTJ / Samen 14 een kritisch rapport uit. OZTJ / Samen 14 concludeert als toezichthouder namens de Twentse gemeenten – samengevat – dat Salutem Zorg zich niet houdt aan de eisen die zijn gesteld in de tenders waarop zij zich heeft ingeschreven en op basis waarvan de Twentse gemeenten een raamovereenkomst met haar hebben gesloten.
3.4. Bij brief van 27 oktober 2023 hebben de Twentse gemeenten de raamovereenkomst met Salutem Zorg per 1 december 2023 buitengerechtelijk ontbonden.
3.5. Bij vonnis van 10 april 2024 heeft de rechtbank Overijssel Salutem Zorg in staat van faillissement verklaard en Van der Veer aangesteld als curator in dit faillissement.
3.6. Op 3 december 2024 hebben [gedaagde 2] mede namens EsFa en Twentse Zorglandschap en [gedaagde 1] mede namens [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] een vaststellingsovereenkomst ondertekend. In deze vaststellingsovereenkomst hebben zij met Van der Veer q.q. afspraken gemaakt. [gedaagden] erkennen in de overeenkomst dat zij als zorgondernemer onprofessioneel hebben gehandeld en dat zij als formeel bestuurder en/of feitelijk beleidsbepaler aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort. Zij verbinden zich tot betaling van een schadevergoeding van € 17.500,- en stemmen in met een bestuursverbod voor de duur van vijf jaren.
3.7. Op 5 december 2024 zijn de vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ontbonden. 4. De beoordeling4.1. In het tussenvonnis van 21 mei 2025 stelt de rechtbank Van der Veer q.q. in de gelegenheid om de dagvaarding met producties 1 tot en met 9 aan [gedaagden] te betekenen en daarmee een gebrek in de dagvaarding te herstellen. Met het betekeningsexploot van 2 juni 2025 toont Van der Veer q.q. aan dat dit gebrek nadien is hersteld.
4.2. Voor een uitgebreide weergave van de vordering van Van der Veer q.q. wordt verwezen naar het tussenvonnis onder 2. [gedaagden] zijn niet in deze procedure verschenen. Daarom is tegen hen verstek verleend. Omdat er verstek is verleend, moet de rechtbank de vordering van Van der Veer q.q. op grond van artikel 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toewijzen, tenzij deze haar onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Bestuurdersaansprakelijkheid 4.3. De vorderingen van Van der Veer q.q. onder I, II en III komen niet onrechtmatig of ongegrond voor. In de vaststellingsovereenkomst erkennen [gedaagden] dat zij onprofessioneel hebben gehandeld en dat zij aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort. Op basis hiervan en de onweersproken stellingen van Van der Veer q.q. in de dagvaarding staat vast dat [gedaagden] hun taken als bestuurder en feitelijk beleidsbepaler van Salutem Zorg kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en dat aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Salutem Zorg als bedoeld in artikel 2:248 Burgerlijk Wetboek (BW). Van der Veer q.q. en [gedaagden] zijn in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat Van der Veer q.q. ter voorkoming van onnodige griffierechten zijn vordering tot betaling van een geldbedrag zal beperken tot € 25.500,-. De vordering onder I, II en III zijn dan ook toewijsbaar.
Bestuursverbod 4.4. Artikel 106c lid 2 Faillissementswet (Fw) bepaalt dat bij een vordering tot het opleggen van een bestuursverbod de andere rechtspersonen, waarvan de betrokkenen bestuurder zijn, in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich in een zienswijze over de gevolgen van het verbod uit te laten. In dit geval zijn er redenen om hiervan af te wijken. Omdat [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] per 5 december 2024 zijn ontbonden, heeft een bestuurdersverbod voor deze rechtspersonen geen gevolgen. In de vaststellingsovereenkomst is vermeld dat EsFA en Twentse Zorglandschap niet of nauwelijks activiteiten ontplooien en dat ook zij worden ontbonden. Bovendien zijn [gedaagden] de enige bestuurders van de andere rechtspersonen en zij hebben zich al tegen een bestuursverbod kunnen verweren. Om een zienswijze is daarom niet gevraagd.
4.5. Het in de dagvaarding onder V. gevorderde bestuursverbod is niet ongegrond of onrechtmatig, nu [gedaagden] vanwege het onbehoorlijk vervullen van hun taken aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort van Salutem Zorg. Er wordt een bestuursverbod voor de duur van vijf jaar aan [gedaagden] opgelegd. Gedurende deze periode kunnen zij niet worden benoemd tot bestuurder van een rechtspersoon of optreden als feitelijk beleidsbepaler daarvan. De rechtbank zal de griffier opdragen deze uitspraak, zodra deze onherroepelijk is geworden, met bekwame spoed naar de Kamer van Koophandel te sturen, zodat die kan overgaan tot registratie van het bestuursverbod. Om de griffier hiertoe in staat te stellen, ligt het op de weg van Van der Veer q.q. om de rechtbank schriftelijk te informeren over het moment waarop het vonnis onherroepelijk is geworden.
4.6. Ook de vordering onder VI. tot het verbinden van een dwangsom aan het bestuursverbod is toewijsbaar, omdat dit niet onrechtmatig of ongegrond is. De rechter kan op grond van artikel 106a lid 5 Fw ter verzekering van de naleving van het bestuursverbod een dwangsom opleggen. Uit de dagvaarding volgt dat daartoe aanleiding is, omdat [gedaagden] in strijd met de vaststellingsovereenkomst nog niet voor de ontbinding van EsFa en Twentse Zorglandschap hebben gezorgd. Aan de dwangsom wordt een maximum verbonden van € 25.000,-.
4.7. [gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Van der Veer q.q. worden begroot op:
4.8. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.9. Het vonnis wordt, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing van de rechtbank moet worden gevolgd, ook als een van de partijen daartegen in hoger beroep gaat. De beslissing geldt in dat geval totdat in hoger beroep een beslissing is genomen.
4.10. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart voor recht c.q. stelt vast dat [gedaagden] gezamenlijk, althans ieder voor zich onrechtmatig hebben gehandeld danwel aansprakelijk zijn ex artikel 2:248 BW en veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan de boedel van Salutem Zorg het tekort van het faillissement zoals dat zal blijken na verificatie, te vermeerderen met faillissementskosten;
5.2. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van een voorschot van € 25.000,- op het onder 5.1. genoemde tekort;
5.3. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van het onder 5.1. genoemde tekort, welk tekort moet worden opgemaakt bij staat met een maximum van € 25.500,- en moet worden vereffend volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot en met de dag van de algehele voldoening;
5.4. legt aan [gedaagden] op de voet van artikel 106a lid 1 sub a Fw (jo. art. 106d Fw) een bestuursverbod op voor de duur van vijf jaren (art. 106b lid 1 Fw) na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis;
5.5. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van een dwangsom als bedoeld in artikel 106b lid 5 Fw van € 1.000,- voor iedere week of deel daarvan dat [gedaagden] niet voldoen aan het hiervoor onder 5.4. opgelegde bestuursverbod met een maximum van € 25.000,-;
5.6. draagt de griffier op om dit vonnis zodra het onherroepelijk is geworden, met bekwame spoed aan de Kamer van Koophandel te sturen zodat die kan overgaan tot uitschrijving van [gedaagden] als bestuurders uit het Handelsregister en tot registratie van het bestuursverbod gedurende de duur waarvoor het is opgelegd;
5.7. wijst Van der Veer q.q. op zijn verantwoordelijkheid, zoals hiervoor vermeld onder 4.5 om de rechtbank schriftelijk te informeren over het moment waarop het vonnis onherroepelijk is geworden;
5.8. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 2.460,42 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.10. verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2, 5.3, 5.8 en 5.9. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Mul en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.
Als bij dit vonnis een vordering tegen u is toegewezen, kunt u bij de rechtbank daartegen in verzet komen. Het verzet moet namens u door een advocaat worden ingesteld. Voor het instellen van dit rechtsmiddel geldt slechts een korte termijn. Als u in verzet wilt komen, dient u zich dus zo spoedig mogelijk tot een advocaat te wenden. Mocht u op grond van onvoldoende financiële draagkracht niet in staat zijn de kosten daarvan te dragen, dan kunt u wellicht aanspraak maken op toevoeging van een bij de raad voor rechtsbijstand ingeschreven advocaat. Inlichtingen daarover zijn te verkrijgen bij het Juridisch Loket.