ECLI:NL:RBOBR:2025:6164 - Rechtbank Oost-Brabant - 7 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: [01.068594.24] Zittingsplaats 's-Hertogenbosch Team Strafrecht
Parketnummer: 01.068594.24
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [1985] , wonende te [woonplaats] ,
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 mei 2024, 16 augustus 2024, 12 november 2024, 21 januari 2025, 4 april 2025, 23 juni 2025, 15 september 2025 16 september 2025 en 30 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 april 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 september 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 26 februari 2024 te Maasbree en/of Helvoirt, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk Psilocybe Mycelium Gavrylenko, hun zoontje, geboren op [2024] , van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader, meermalen, althans eenmaal,
- die Psilocybe Mycelium Gavrylenko onvoldoende (adequate) en/of inadequate en/of ongepaste voeding en/of voedingsstoffen gegeven (als gevolg waarvan Psilocybe Mycelium Gavrylenko ondervoed en/of uitgedroogd is geraakt en/of een te lage bloedsuikergehalte had) en/of
- (voor) die Psilocybe Mycelium Gavrylenko geen en/of niet tijdig passende medische zorg geboden en/of ingeroepen
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 26 februari 2024 te Maasbree en/of Helvoirt, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk Psilocybe Mycelium Gavrylenko, hun zoontje, geboren op [2024] , tot wiens onderhoud, verpleging en verzorging verdachte en/of zijn mededader als ouder(s) krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door
- die Psilocybe Mycelium Gavrylenko onvoldoende (adequate) en/of inadequate en/of ongepaste voeding en/of voedingsstoffen te geven (als gevolg waarvan Psilocybe Mycelium Gavrylenko ondervoed en/of uitgedroogd is geraakt en/of een te lage bloedsuikergehalte had) en/of
- (voor) die Psilocybe Mycelium Gavrylenko geen en/of niet tijdig passende medische zorg te bieden en/of in te roepen
terwijl het feit de dood van Psilocybe Mycelium op 26 februari 2024 ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 26 februari 2024 te Maasbree en/of Helvoirt, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
telkens een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten Psilocybe Mycelium Gavrylenko, hun zoontje, geboren op [2024] , opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader
- die Psilocybe Mycelium Gavrylenko onvoldoende (adequate) en/of inadequate en/of ongepaste voeding en/of voedingsstoffen gegeven (als gevolg waarvan Psilocybe Mycelium Gavrylenko ondervoed en/of uitgedroogd is geraakt en/of een te lage bloedsuikergehalte had) en/of
- (voor) die Psilocybe Mycelium Gavrylenko geen en/of niet tijdig passende medische zorg geboden en/of ingeroepen
terwijl het feit de dood van Psilocybe Mycelium op 26 februari 2024 ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 26 februari 2024 te Maasbree en/of Helvoirt, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(al dan niet) roekeloos, als ouder(s) van die Psilocybe Mycelium Gavrylenko (geboren [2024] , gedurende de zwangerschap van die Psilocybe Mycelium Gavrylenko en/of vanaf de geboorte van die Psilocybe Mycelium Gavrylenko, meermalen, althans eenmaal,
- die Psilocybe Mycelium Gavrylenko onvoldoende (adequate) en/of inadequate en/of ongepaste voeding en/of voedingsstoffen heeft gegeven (als gevolg waarvan Psilocybe Mycelium Gavrylenko ondervoed en/of uitgedroogd is geraakt en/of een te lage bloedsuikergehalte had) en/of
- (voor) die Psilocybe Mycelium Gavrylenko geen en/of niet tijdig passende medische zorg heeft geboden en/of heeft ingeroepen
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding. Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis worden verdachten tezamen hierna ook aangeduid als ‘de ouders’. Afzonderlijk zullen zij ook als ‘de man’ en ‘de vrouw’ worden omschreven. Het slachtoffer zal (ook) bij zijn voornaam worden genoemd, of worden aangeduid als ‘de baby’ of ‘het kindje’.
Vaststaande feiten. De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De gebeurtenissen op 26 februari 2024. Op 26 februari 2024 om 14.27 uur werd door [verdachte] (hierna ook te noemen: de man) naar alarmnummer 112 gebeld met de melding dat er sprake was van een noodsituatie in een woning gelegen aan de [adres] .
De man meldde aan de centralist dat hun drie weken oude babyzoontje moeite had met ademhalen, een paars/blauwachtige gezichtskleur kreeg en dat hij een lage lichaamstemperatuur had. De man en zijn vrouw [medeverdachte] (hierna ook te noemen: de vrouw) hadden gelet op deze symptomen een warm bad voor de baby gemaakt omdat ze dachten dat hij zich daarna beter zou gaan voelen. Op het moment dat zij zagen dat de situatie van de baby niet verbeterde – maar juist verder verslechterde – hebben zij 112 gebeld.
Met behulp van instructies van de centralist is de man begonnen met de reanimatie van de baby. Toen de medische hulpdiensten ter plaatse kwamen, namen zij de reanimatie van de man over. Het viel de eveneens bij voornoemde woning gearriveerde verbalisanten op dat zowel de man als de vrouw een sterk vermagerd postuur hadden. In het bijzonder viel het verbalisanten op dat bij de vrouw sprake was van een kaal hoofd, dat zij geen wimpers en wenkbrauwen had en dat haar huidskleur heel erg geel was.
Om 15.10 uur werd na het beëindigen van de reanimatie vastgesteld dat de baby was overleden. Bij de uitwendige lijkschouw viel het de schouwarts op dat er bij de drie weken oude baby die - volgens de ouders - zou zijn geboren na een voldragen zwangerschap, sprake was van ernstig ondergewicht. De schouwarts heeft geconcludeerd tot een niet-natuurlijk overlijden, waarna het strafrechtelijk onderzoek “Job” is opgestart.
De situatie in de woning. Uit onderzoek in de woning van verdachten bleek dat er nauwelijks baby-gerelateerde goederen in die woning aanwezig waren. Verder werden er in de woning slechts weinig voedingsmiddelen aangetroffen. Naast het bed van verdachten werd een zak met sojapoeder aangetroffen. Verder werden er in de koelkast in de keuken een glazen schaal met broccoli en tofu, drie verpakking met vegan tofu en een open verpakking met rode bieten aangetroffen. Uit de doorzoeking van de woning bleek dat verdachten een fascinatie voor paddenstoelen hebben. Op verschillende plekken in de woning werden diverse bakjes, potjes en bussen die gevuld waren met paddenstoelen (of extracten daarvan) aangetroffen. Tevens werden diverse soorten gesealde paddenstoelen en een droogmachine met daarin verschillende soorten paddenstoelen gevonden. Ook werden onder andere tussen de rand en het matras/liggedeelte van het babynestje dat kennelijk als slaapplek voor de baby diende, twee verschillende paddenstoelen ontdekt en lag er een knuffel in de vorm van een paddenstoel op de slaapkamer. Daarnaast werden in de slaapkamer van de woning een grote hoeveelheid lege en gevulde plastic flessen aangetroffen waarvan de inhoud blijkens de daarop aangebrachte etiketten gedemineraliseerd water is (geweest). Op de salontafel in de woonkamer lagen twee gasmaskers waarop aan de linker- en rechterzijden een filter was bevestigd.
De onderzochte gegevensdragers. In de woning zijn (verder) onder andere gegevensdragers en twee babyflessen in beslaggenomen. Op de gegevensdragers van verdachten (IPad, laptop en telefoons) bleken er onder meer foto’s te zijn opgeslagen waarop beide verdachten in verschillende liefkozende houdingen ten opzichte van diverse paddenstoelensoorten te zien zijn. Ook zijn er in de periode van 9 februari 2024 tot en met 20 februari 2024 een aanzienlijke hoeveelheid foto’s en videofragmenten van de baby vervaardigd. Op dit beeldmateriaal is te zien dat de baby ongekleed is, veelvuldig in contact wordt gebracht met diverse soorten paddenstoelen en in sommige gevallen is besmeerd met een donkerkleurige substantie die - blijkens de later door verdachten afgelegde verklaringen - zogenaamde Reishi-crème betreft. De laptop waarvan verdachten gebruik maakten bleek te zijn voorzien van het Apple ID [Apple ID] . Het door verdachten gehanteerde e-mailadres betrof: [e-mailadres] . Op de gegevensdragers van verdachten zijn verder onder andere een (uitgebreide) verslaglegging van de zwangerschap en bevalling aangetroffen, alsmede een veelheid aan zoektermen met betrekking tot (de voeding van) de baby. Op deze informatie zal hierna onder ‘het oordeel van de rechtbank’ nader worden ingegaan.
De ontmoeting, levenswijze en dieet. De man en de vrouw hebben elkaar in het voorjaar van 2015 leren kennen via internet. De man woonde in Nederland, en de vrouw in Tsjechië. Er volgt een ontmoeting en eind mei 2015 is er naar eigen zeggen sprake van een ‘awakening’. Het leven vóór die tijd wordt beschouwd als een ‘coma’, waarvan beiden zich niets meer (willen) herinneren. Kort erna neemt de man ontslag van zijn werk in Nederland en gaan ze samen naar Tenerife. Volgens verdachten hadden ze daar contact gehad met buitenaardse wezens. Hun leven is gericht op ‘healings van hun eerdere trauma’s’ en daarvoor is nodig dat zij voortdurend in elkaars nabijheid zijn. Er is geen contact met anderen; de man en de vrouw zijn volledig op elkaar gericht.
In mei 2017 zijn verdachten in Denemarken getrouwd waarbij de man de achternaam van de vrouw is gaan dragen. Zij beschouwen zichzelf als goddelijke wezens en ‘creators of the universe’. Verdachten maken gebruik van door henzelf bedachte namen: de man noemt zichzelf [alias verdachte] en de vrouw noemt zichzelf [alias medeverdachte] . In dit kader hebben zij bij de overheidsinstanties ook een verzoek tot naamsverandering ingediend. Ze hebben daarnaast een stichting opgericht: “The Gods and Goddess [alias verdachte] and [alias medeverdachte] Foundation”, zo is ook gebleken uit onderzoek in openbare bronnen door de politie. Via de stichting ontvingen zij (in beperkte mate) donaties van derden.
Paddenstoelen zijn essentieel in hun levenswijze, in het bijzonder het eten van paddenstoelen. Verdachten volgen een zeer strikt en eenzijdig dieet. Zij beschouwen zichzelf als ‘fungivoren’. Ze zijn ervan overtuigd dat specifiek hún lichaam zo is ontworpen dat het eten van hoofdzakelijk paddenstoelen - veelal een dagelijkse consumptie van 1 kilogram per persoon - noodzakelijk is. Verdachten zijn ervan overtuigd dat zij genetisch ‘anders’ zijn en dat hun lichaam daarom anders functioneert dan het lichaam van andere mensen. Dierlijke producten verdragen zij niet, evenmin suikers, graanproducten en koolhydraten. Het eten van deze producten leidt tot ernstige lichamelijke problemen en beïnvloedt hun welzijn in negatieve zin, aldus verdachten. Ook wordt het drinken van kraan- en bronwater door hen vermeden; in plaats daarvan consumeren zij bij voorkeur gedemineraliseerd water.
Buiten hun woning dragen de man en de vrouw met grote regelmaat gasmaskers omdat ze aangeven dat inademing van nicotine en parfum schadelijk is voor hun gezondheid. Het politiedossier bevat ook informatie (mutaties) waaruit het dragen van gasmaskers in de openbaarheid blijkt.
De zwangerschappen en geboortes.
De zwangerschap en geboorte van het eerste kind. Hoewel de vrouw in de veronderstelling verkeerde dat zij onvruchtbaar was, blijkt in 2022 dat de vrouw zwanger is. In dat kader meldt zij zich in augustus 2022 bij een verloskundigenpraktijk in Vlissingen. Aldaar wordt de vrouw doorgestuurd naar een gynaecoloog die uiteindelijk alarm slaat naar aanleiding van het dieet van de vrouw, haar voedingstoestand en de invloed daarvan op haar ongeboren kind (het kindje blijkt een groeiachterstand te hebben). Het ongeboren kind wordt op 2 september 2022 voorlopig onder toezicht gesteld, kort gezegd omdat de moeder inmiddels 26 weken zwanger was en er ernstige zorgen waren geuit over haar lichamelijke en psychische gesteldheid en daarmee ook over het nog ongeboren kind. Deze ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd.
Op 27 september 2022 blijkt dat de man en de vrouw naar Spanje zijn vertrokken, waarna aangifte van onttrekking aan het gezag wordt gedaan. Op 31 oktober 2022 treft de Spaanse politie verdachten aan en worden ze op de bus terug naar Nederland gezet. Bij aankomst in Nederland wordt de vrouw op 1 november 2022 middels een crisismaatregel opgenomen in het Erasmusziekenhuis in Rotterdam. De crisismaatregel is voortgezet en daarna is er een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van zes maanden. Het kindje had toen bij 33 weken zwangerschapsduur een ontwikkeling van een 22 weken oude baby. In het Erasmus MC wordt een stoornis in het schizofreniespectrum vastgesteld. Op 25 november 2022 is er een machtiging uithuisplaatsing voor het nog ongeboren kind uitgesproken. Kort gezegd is daarbij onder andere overwogen dat het mede gelet op de fysieke en psychische problemen van de vrouw de vraag is of de ouders wel in staat zijn tot goed genoeg ouderschap. De vrouw is op 13 december 2022 bevallen van hun eerste kind: een zoon, genaamd Mycelium Psilocybe. Dit kind is direct na zijn geboorte in een geheim pleeggezin geplaatst. Mycelium verblijft tot op heden in een pleeggezin.
De zwangerschap en geboorte van het tweede kind. De vrouw blijkt volgens de op haar gegevensdragers aangetroffen logboeknotities in mei 2023 opnieuw zwanger te zijn. Tijdens deze tweede zwangerschap heeft zij zich niet gemeld bij een verloskundige of andersoortige zwangerschapsbegeleiding. De vrouw heeft derhalve in haar tweede zwangerschap geen enkele medische controle ondergaan. Nagenoeg niemand was op de hoogte van deze zwangerschap. Slechts de werkgever van de man en de consulent van het uitzendbureau wisten ervan. De consulent had hen verteld dat ze niet met kind op het chaletpark konden blijven wonen. De bevalling van haar tweede kind vindt plaats op [2024] in een chaletpark in Maasbree, waar verdachten op dat moment woonachtig waren. Bij of na deze bevalling hebben verdachten geen hulp ingeschakeld, hoewel er medische complicaties waren. Zo is deze baby geboren in een stuitligging en was de navelstreng om zijn nek gewikkeld. Bij de vrouw bleek na de bevalling de placenta niet los te raken; de man heeft deze vervolgens zelf handmatig verwijderd. Er was bij de vrouw verder sprake van een zeer ruim bloedverlies (haar bloedwaardes bleken bij later onderzoek nauwelijks met het leven verenigbaar, zie hierna). De man heeft blijkens de gegevensdragers op diverse momenten Google geraadpleegd ten behoeve van de begeleiding van de bevalling en om de complicaties zelf te kunnen oplossen. Van de geboorte van de baby is geen aangifte gedaan bij de gemeente. Nagenoeg niemand was op de hoogte van de geboorte van de baby. Verdachten hebben hun baby de naam ‘Psilocybe Mycelium ’ gegeven en meestal noemden ze hem Psilocybe. Net als de naam van hun eerstgeboren zoon, betreft dit een verwijzing naar psilocybe: een geslacht van paddenstoelen, rijk aan hallucinogene stoffen zoals psilosybine en psilocine, ook wel paddo’s genaamd. Hallucinogenen zijn chemische stoffen die veranderingen teweegbrengen in het waarnemen, het denken en het voelen. Op 13 februari 2024 zijn verdachten met hun baby noodgedwongen verhuisd naar de woning gelegen aan de [adres] . Tot op de dag van het overlijden van de baby op 26 februari 2024 hebben geen andere mensen het kindje gezien.
De fysieke en psychische toestand van de verdachte(n).
De medische situatie van de vrouw. Uit het medische dossier van de P.I. waar de vrouw vanaf 1 maart 2024 in voorlopige hechtenis verbleef, blijkt dat zij bij binnenkomst 40 kilogram weegt, een BMI heeft van 15,6 (een gezond BMI voor volwassenen ligt doorgaans tussen de 18,5 en 25) en dat zij een hoge pols heeft. Er lijkt weinig bloed in haar ledematen te circuleren en zij heeft een gele huidskleur. Op 5 maart 2024 blijkt bij medisch onderzoek dat de vrouw heel weinig bloedcellen heeft en dat er bij haar sprake is van een extreem laag en levensbedreigend hemoglobinegehalte. Nadat zij dezelfde avond een bloedtransfusie ondergaat, zijn haar bloedwaarden op 12 maart 2024 weer acceptabel. Op 20 maart 2024 vindt er bij de vrouw nog een curettage plaats om de in haar lichaam achtergebleven placentaresten te verwijderen.
Observatie in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Beide verdachten zijn - deels afzonderlijk van elkaar en deels als koppel - gedurende een periode van zes weken geobserveerd in het Pieter Baan Centrum. Psychiater C.J.J.C.M. van Gestel en psycholoog N.P.A. van der Weegen hebben op 18 september 2024 over verdachten gerapporteerd. Hoewel pro justitiarapportages in vonnissen meestal pas bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van verdachten aan bod komen, ziet de rechtbank in deze uitzonderlijke zaak aanleiding om reeds bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit deze rapportages te putten.
Genoemde rapporteurs spreken in hun rapportages over een bijzondere, bijna buitenaardse indruk die beide verdachten op hen maken. De man en vrouw vallen op door hun bijzondere uiterlijke gelijkenissen: beiden hebben een kaalgeschoren hoofd, weggeschoren wenkbrauwen en dragen hetzelfde lichtblauwe fleecejack. Tijdens hun verblijf in het PBC dragen beiden altijd een witte handdoek bij zich waarmee ze hun mond en neus bedekken om te voorkomen dat ze nicotine of parfum inademen. Opvallend is verder de sterke preoccupatie met verschillende paddenstoelensoorten die zij beiden hebben. Ook hun behoefte aan continu fysiek contact met elkaar, hun rituelen en het nagenoeg vermijden van contacten met anderen springen bij de observatie in het oog. Ze zijn onafscheidelijk en doen werkelijk alles samen.
De gedragsdeskundigen hebben bij de man onder meer het volgende geconcludeerd:
(…) Bij betrokkene is primair sprake van een stoornis in het schizofreniespectrum, te weten een schizotypische persoonlijkheidsstoornis, wat betekent dat zijn gedrag en persoonlijkheid gekenmerkt worden door bijzondere opvattingen en overtuigingen die afwijken van de subculturele normen, door ongewone percepties en lichamelijke sensaties, door wijdlopig en over gedetailleerd denken, achterdochtige ideeën en gedragingen en door een verschijningsvorm die ten minste excentriek genoemd kan worden.
In de relatie met zijn huidige vrouw ontstond er een symbiotische versmelting, waarin de persoonlijkheid van betrokkene zich naar die van haar modelleerde. Naast de schizotypische kenmerken die in de belevingswereld, de denk- en gedragspatronen zichtbaar zijn geworden, is het opvallend dat betrokkene, zeker naarmate de symbiose hechter is en de buitenwereld op afstand, ook ideeën koestert die waanachtig zijn. Deze betreffen met name de afstamming van beiden, de effecten van voeding op hun fysieke en mentale functioneren en de noodzaak nagenoeg exclusief paddenstoelen te eten. Betrokkenes denken getuigt dan van een gestoorde realiteitstoetsing en kan als psychotisch gekenschetst worden. Omdat betrokkene ook hierin zijn vrouw volgt -zij kan gezien worden als inductor- zien onderzoekend psycholoog en psychiater dit als een gedeelde waanstoornis, oftewel een “folie a deux”. Contact met de buitenwereld heeft een positief effect op de realiteitstoetsing van betrokkene, waardoor het waandenken zeker geen constante intensiteit kent, maar juist fluïde is. Een van de zaken die centraal staan in de overtuigingen en het gedrag van betrokkene, is dat het eten van paddenstoelen noodzakelijk is voor zijn mentale en fysieke gezondheid. Veel andere voedingsmiddelen leveren lichamelijke klachten op, of ook mentale, die de symbiose tussen betrokkene en zijn vrouw zouden ondermijnen, resulterend in een zeer strikt en eenzijdig dieet. Betrokkene voldoet aan de criteria voor een restrictieve voedselinnamestoornis.
Op 9 februari 2024 beviel de vrouw van betrokkene vervolgens in ongecontroleerde omstandigheden met zijn hulp. Betrokkene hielp mee bij de bevalling, die vanwege veel bloedverlies niet ongecompliceerd was. De symbiose tussen betrokkene, zijn vrouw en de baby, en de geslotenheid van het gezin, waren op dat moment eigenlijk maximaal. Het kindje werd gevoed op een wijze die paste bij de denkpatronen van de ouders en waarin het waandenken doorschemert: omdat zij (genetisch bepaald) alleen paddenstoelen verdragen, zou dat ook kunnen gelden voor de baby, of tenminste zou er speciale voeding voor de baby nodig kunnen zijn. Betrokkene leek geen idee te hebben van de noodzakelijke zorg voor zo'n kleine zuigeling en zocht geen hulp, maar bleef in de symbiose met zijn vrouw vasthouden aan de inadequate voeding. Betrokkene zag na anderhalve week de veranderingen bij de baby, maar interpreteerde deze inadequaat.
Concluderend zien onderzoekend psycholoog en psychiater dat het schizotypische denkkader betrokkene gehinderd heeft in een adequate omgang met en het zoeken van oplossingen in de zorg voor hun kindje. Zo is er een duidelijke doorwerking van het samenstel van de schizotypische persoonlijkheidsstoornis van betrokkene, het fluïde, met ontbrekend contact met de buitenwereld samenhangend waandenken, en de eetstoornis van betrokkene bij de totstandkoming van het ten laste gelegde, uiteraard indien bewezen. Daarnaast heeft betrokkene ook adaptief gedrag laten zien in die periode en is hij in staat geweest keuzes te maken op basis van afwegingen die niet door dat samenstel van stoornissen werden ingegeven, maar (ook) door de wens niet opnieuw bemoeienis van derden te moeten dulden rondom hun tweede kindje. Dit leidt tot het advies om het aan betrokkene ten laste gelegde in een verminderde mate (met een verminderde tot bij momenten wellicht sterk verminderde inperking van de keuze- en handelingsvrijheid) aan hem toe te rekenen over de gehele periode. (…)
Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair aan verdachte ten laste gelegde feit, kort gezegd het medeplegen van doodslag. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is geweest van een stervensproces van 17 dagen van de kwetsbare, pasgeborene Psilocybe. Hoewel de verdachten nooit vol opzet hebben gehad op het overlijden van hun baby, hebben zij wel willens en wetens hun eigen levens- en voedingsovertuigingen opgedrongen aan hun kind, alle rode vlaggen genegeerd en contact met hulpverleners welbewust vermeden en afgehouden, waardoor hun kindje is uitgehongerd en zijn onvermijdelijke dood daarop volgde, aldus de officier van justitie. Gelet hierop is er sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van hun baby. Het dossier biedt volgens de officier van justitie onvoldoende bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de periode voorafgaand aan de geboorte van Psilocybe op [2024] . Verdachten dienen daarom van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging is de doodsoorzaak van het kindje niet eenduidig vast te stellen. Het causale verband tussen de fysieke toestand van het kind en het overlijden wordt door de verdediging betwist. In het pathologisch rapport wordt - naast de ondervoeding die door de deskundige als “suggestief” voor overlijden wordt omschreven - ook vermeld dat verstikking door verslikking niet kan worden uitgesloten. Ook de toelichting die de patholoog ter terechtzitting van 23 juni 2025 op haar rapport heeft gegeven, heeft volgens de verdediging geen duidelijkheid over de doodsoorzaak verschaft, maar juist door enkele tegenstrijdige uitlatingen voor meer verwarring gezorgd. Subsidiair kan vanwege de geestesgesteldheid van verdachten niet worden vastgesteld dat zij met hun handelen bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van hun kindje hebben aanvaard. Opzet op de dood (al dan niet in voorwaardelijke zin), zoals vereist voor een bewezenverklaring van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde kan dan ook niet worden bewezen. Het handelen van verdachten laat zich hooguit kwalificeren als het medeplegen van dood door schuld. Daarnaast meent de verdediging dat er onvoldoende bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de periode voorafgaand aan de geboorte van Psilocybe op [2024] . Verdachten dienen daarom (ook) van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De doodsoorzaak van Psilocybe. Verdachten worden verweten dat zij handelingen hebben verricht of hebben nagelaten die gericht waren op, dan wel hebben geleid tot, het overlijden van Psilocybe. Gelet hierop dient de rechtbank eerst de vraag te beantwoorden wat de doodsoorzaak van Psilocybe is geweest.
Forensisch pathologisch onderzoek. Op 28 februari 2024 is er een gerechtelijke sectie uitgevoerd en aanvullend onderzoek gedaan door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). In het sectierapport (Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden) van 9 november 2024 heeft drs. I.H.R. Hundscheid, forensisch patholoog en arts verbonden aan het NFI (hierna: de patholoog) haar bevindingen weergegeven. Bij dit sectierapport zijn verschillende rapportages gevoegd met betrekking tot verrichte onderzoeken, te weten in- en uitwendige schouwing, radiologisch, neuropathologisch, microbiologisch, metabool, toxicologisch en biochemisch onderzoek. In opdracht van de rechter-commissaris heeft de patholoog in haar rapport van 9 november 2024 deze onderzoeksresultaten geïnterpreteerd en de aan haar gestelde vraag, te weten: “wat is de oorzaak van de dood?” beantwoord. Het toxicologisch onderzoek is nog herzien bij rapport van 25 november 2024, maar dit heeft niet geleid tot een wijziging van de conclusies en interpretaties zoals die zijn opgenomen in voornoemd rapport van 9 november 2024. Ter terechtzitting van 23 juni 2025 heeft de patholoog op verzoek van de rechtbank haar bevindingen nader toegelicht en aanvullende vragen van de rechtbank, verdediging en de officier van justitie beantwoord.
In dit rapport van 9 november 2024 heeft de patholoog onder meer de volgende bevindingen beschreven:
Ondervoeding Het lichaamsgewicht was opvallend laag met nagenoeg afwezig onderhuids vetweefsel en vet rond de organen. De orgaangewichten waren ook te laag voor de lengte. Deze bevindingen kunnen wijzen op ondervoeding (al dan niet reeds gedurende de zwangerschap (…). Daarnaast was er sprake van een verminderde vochtigheidsgraad van de huid en was de grote fontanel ingezonken, wat kan wijzen op enige mate van uitdroging. Bij biochemisch onderzoek waren er aanwijzingen voor een verhoogd ureum dat gezien kan worden als gevolg van uitdroging, als gevolg van spierafbraak, bij ondervoeding of een uiting kan zijn van secundair nierfalen als gevolg van ondervoeding. Bij biochemisch onderzoek werden echter geen overige aanwijzingen voor uitdroging ten tijde van het overlijden gezien (geen verhoging van natrium, kalium of chloride). Hierbij dient opgemerkt te worden dat een eventuele uitdroging bij biochemisch onderzoek gemaskeerd kan worden als sprake is geweest van hoofdzakelijk gebruik/toediening van gedemineraliseerd water (uiteindelijk resulterend in een verhoogde vochtuitscheiding (diurese) en verlaagde concentratie van onder andere natrium, kalium en chloride in het bloed) in plaats van normaal (gemineraliseerd) kraanwater.
Lichtmicroscopisch onderzoek toonde ziekelijke afwijkingen aan meerdere organen, die gezien kunnen worden in het kader van ondervoeding. Bij neuropathologisch onderzoek waren de hersenen te klein en te licht voor de leeftijd passend bij een vertraagde ontwikkeling van de hersenen (aangenomen dat Psilocybe na een voldragen zwangerschap geboren is), wat eveneens gezien kan worden in het kader van ondervoeding (al dan niet reeds gedurende de zwangerschap). Een deel van bovengenoemde bevindingen zou ook kunnen ontstaan als gevolg van stofwisselingsziekten of infectieziekten. Bij Psilocybe waren hiervoor geen aanwijzingen.
Ondervoeding, al dan niet in combinatie met een te laag suikergehalte in het bloed, zou het overlijden kunnen verklaren. Op de aangeleverde foto’s is zichtbaar dat Psilocybe na de geboorte een bepaalde hoeveelheid onderhuids vet heeft, dat in de dagen na de geboorte sterk is afgenomen. Het is bekend dat baby's na de geboorte gewicht kunnen verliezen, echter indien dit gewichtsverlies meer dan 7 tot 10% van het geboortegewicht betreft, is adequate bijvoeding (al dan niet in combinatie met (para)medische tussenkomst /begeleiding) aangewezen. Indien dit niet gebeurt bestaat het risico op ondervoeding met overlijden tot gevolg.
Toxicologie en biochemie Bij toxicologisch onderzoek werd het hallucinogeen psilocine (omzettingsproduct van psilocybine, afkomstig van bepaalde paddenstoelen) aangetoond in de urine. Deze bevinding duiden op blootstelling van Psilocybe aan paddenstoelen (op enig moment). In de maaginhoud van Psilocybe en twee babyflessen zijn schimmelsporen van Psilocybe cubensis aangetoond. Psilocybe cubensis is een hallucinogene schimmelsoort (paddenstoel) die psilocybine en/of psilocine bevat. Deze bevindingen duiden op toediening van deze paddenstoelsoort middels voeding. In het hartbloed werd een aanwijzing verkregen voor een verhoogde chroomconcentratie. Chroom komt onder andere voor in groente, fruit, paddenstoelen en volkorenproducten en kan derhalve met de voeding of door blootstelling aan paddenstoelen in het lichaam terecht gekomen zijn. Chroom is volgens de toxicoloog beperkt toxisch en kan derhalve in dit geval het overlijden niet verklaren. (...)
Bij biochemisch onderzoek werden aanwijzingen verkregen voor een te laag bloedsuikergehalte (hypoglycemie) ten tijde van het overlijden. Een te laag bloedsuikergehalte kan leiden tot bewustzijnsdaling, een comateuze toestand en zou het uiteindelijke overlijden kunnen verklaren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er tijdens de reanimatiepoging een suikeroplossing (glucose) is toegediend, waardoor het gemeten bloedsuikergehalte een overschatting van de werkelijke situatie kan betreffen (en er dus sprake kan zijn geweest van een nog lager bloedsuikergehalte). Een te laag bloedsuikergehalte kan ontstaan bij een lage of inadequate voedselinname (vasten, ondervoeding), infectie, suikerziekte of bij bepaald medicatiegebruik. Bij Psilocybe waren er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een infectie, suikerziekte of medicatiegebruik.
Ziekelijke afwijkingen In de luchtpijptakken was gering vocht. Dit is een aspecifieke bevinding, welke bijvoorbeeld gezien kan worden bij hartfunctieverlies en/of toxicologische beïnvloeding, al dan niet in combinatie met reanimatie. Bij lichtmicroscopisch onderzoek was er sprake van maaginhoud, met hierin op sporen en schimmeldraden gelijkend materiaal, in de luchtpijptakjes en longblaasjes. Dit zou kunnen wijzen op inademing van maaginhoud kort voor of tijdens het overlijden (bijvoorbeeld in het kader van verslikking); echter deze bevindingen kunnen ook ontstaan als gevolg van reanimatie (met beademing via een masker en borstcompressie). Op basis van de forensisch pathologische bevindingen kan hiertussen geen onderscheid gemaakt worden. Indien de maaginhoud bij leven ingeademd is (aspiratie), kan dit door middel van long- en ademhalingsfunctiestoornissen aan (de snelheid van) het overlijden hebben bijgedragen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat ondervoeding (zie hierboven) kan leiden tot verminderde spierkracht met mogelijke verstoring van de slikfunctie (met risico op verslikken en inademing van maaginhoud) en verminderd vermogen tot ophoesten van eventueel ingeademd lichaamsvreemd materiaal. Daarnaast kan een te laag bloedsuikergehalte (zie hierboven) leiden tot bewustzijnsstoornissen (waaronder sufheid), wat kan leiden tot, of bijgedragen hebben aan een verstoring van de slikfunctie.
De patholoog concludeert dat bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van het jongetje Psilocybe Mycelium Gavrylenko, 3 weken oud, de bevindingen suggestief zijn voor een overlijden als gevolg van onvoldoende (inadequate) dan wel ongepaste voeding resulterend in ondervoeding en een te laag bloedsuikergehalte. Daarbij heeft de patholoog volledigheidshalve opgemerkt dat (accidentele, dan wel niet accidentele) verstikking niet kan worden uitgesloten.
De toelichting van de patholoog ter terechtzitting van 23 juni 2025. De patholoog is op de terechtzitting van 23 juni 2025 door de rechtbank, de verdediging en de officier van justitie over haar bevindingen en conclusies in het rapport van 9 november 2024 bevraagd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben van mening dat het kind ondervoed was. Ik zag een kindje dat voor een aangenomen zwangerschap van 39 weken en 6 dagen en een leeftijd van 17 dagen veel te klein en te licht was en dat de verhouding tussen de lengte en het gewicht veel te laag was. Ik zag ziekelijke afwijkingen aan de organen als gevolg van ondervoeding, ook de orgaangewichten waren veel te laag als gevolg van ondervoeding. De zwezerik was te klein, het kind had te weinig spierweefsel, het kindje had ook geen onderhuids vetweefsel. Er was sprake van een te laag suikergehalte en een te laag ijzergehalte. Ik heb geen andere oorzaken gevonden voor deze afwijkingen dan ondervoeding. Mijn conclusie is dat dit kind ondervoed was. Er zijn geen alternatieven voor het lage lichaamsgewicht en lage orgaangewicht. Er is geen aanwijzing voor de aanwezigheid van een stofwisselingsziekte. Ik heb geen infecties gevonden en heb geen afwijkingen aan het maagdarmkanaal vastgesteld die er voor zouden kunnen zorgen dat de voeding niet goed zou worden opgenomen. Kortom, er zijn geen andere ziekten of aandoeningen die een verklaring kunnen geven voor mijn bevindingen.
Mocht er daadwerkelijk gedemineraliseerd water zijn gebruikt, dan geeft dat een verstoring in de meting van de resultaten van de stofjes die in het glasvocht zitten. Demiwater maskeert de echte resultaten, omdat bij gebruik van demiwater de nieren worden aangezet om die drie stofjes verhoogd (dus meer) uit te scheiden. Om die reden twijfel ik een beetje om heel hard uit te spreken dat er zeker sprake was van uitdroging, maar ik heb wel sterke aanwijzingen dat hiervan sprake was omdat er weinig vocht in de weefsels was, er sprake was van een ingezonken fontanel en een verhoogd ureumgehalte. Als ik de informatie mag meenemen dat er demiwater is gebruikt, dan is mijn conclusie dat er zeer waarschijnlijk sprake is van uitdroging.
Met suggestief bedoel ik dat ik aanwijzingen voor ondervoeding en een te laag bloedsuikergehalte heb; daar twijfel ik niet aan want dat zijn vaststaande bevindingen. De oorzaak van het ontstaan van die twee situaties is discussieerbaar in dat opzicht. Ik heb gezegd: ik heb géén andere zichtbare ziekelijke of genetische afwijkingen vastgesteld die de oorzaak kunnen zijn. Dan blijft er over dat er dus de mogelijkheid bestaat dat er dus te weinig voeding of te weinig adequate voeding is gegeven. Alleen, dat kan ik met sectie niet vaststellen. Dat is verkregen informatie die ik niet kan bevestigen, daarom zeg ik ‘suggestief omdat alle bevindingen die ik doe geen alternatieve verklaring bieden anders dan dat het kind te weinig of de verkeerde voeding zou hebben gekregen. Alleen die verkeerde of te weinig voeding zelf, dat kan ik niet aantonen. Suggestief is een woordkeuze die ik in de conclusie van mijn rapport heb gemaakt. Ik had ook andere woorden kunnen kiezen. Als ik hiervoor andere woorden zou moeten gebruiken die hetzelfde betekenen dan zou ik in plaats van ’suggestief’ zeggen: ‘zeer waarschijnlijk’.
Overlijden aan ondervoeding is een doodsoorzaak die niet met één bevinding vast is te stellen. Het is altijd een combinatie van bevindingen en het uitsluiten van andere mogelijkheden. Dat is ook wat ik in dit geval heb gedaan. Ik heb meerdere bevindingen die wijzen op ondervoeding en ook een te laag bloedsuikergehalte. Die twee kunnen een gevolg zijn van elkaar maar ook los van elkaar bestaan. Ik heb géén andere doodsoorzaken kunnen vaststellen, waarbij ik het hele lichaam ook heb nagekeken met betrekking tot toxicologie, ziekelijke afwijkingen en stofwisselingsziekten. Dat alles bij elkaar maakt dat mijn conclusie is overlijden door ondervoeding al dan niet in combinatie met het vastgestelde lage bloedsuikergehalte. Dat er sprake was van ondervoeding, dat kon ik dus objectief vaststellen. Mijn conclusie dat er sprake is overlijden door ondervoeding heb ik kunnen trekken door andere doodsoorzaken uit te sluiten.
Voor wat betreft de opmerking dat verstikking niet kan worden uitgesloten, daar heb ik het over verstikking in de zin van belemmering van de ademhaling of ademhalingsbewegingen. Dat hoeft geen zichtbare letsels na te laten. Ik kan dat dus nooit 100% aantonen of 100% uitsluiten. Ik heb dat in dit geval wel benoemd omdat - zeker bij hele jonge kindjes - deze optie altijd bestaat. We noemen dat met name als er geen duidelijke anatomische doodsoorzaak is zoals bijvoorbeeld duidelijk hersenletsel of een duidelijke ziekelijke afwijking. De reden dat ik deze optie wel heb genoemd heeft te maken met het feit dat ik in dit geval geen informatie heb ontvangen over bijvoorbeeld dichtdrukken van de neus of smoren, maar die informatie hoeft niet correct te zijn. In het geval van dit kind is er in ieder geval géén sprake van hersenletsel of een duidelijke ziekelijke afwijking waaruit ik kan pinpointen: “dit is zo ernstig dat ik geen andere oorzaken kan overwegen”. Dat is dus de reden dat ik verstikking wel heb genoemd, ook al past dit niet bij de aan mij aangeleverde informatie. Ik noem verstikking in mijn rapporten volledigheidshalve altijd als mogelijke doodsoorzaak in gevallen waarin ik geen duidelijke anatomische afwijkingen - zoals bijvoorbeeld hersenletsel - zie.
Ik heb in mijn rapport beschreven dat er maaginhoud in de longen aanwezig was. Dat was vooral het geval in de kleine takjes van de longen; dus niet in de grote luchtpijp. Dat kan ontstaan door inademing van maaginhoud bijvoorbeeld door braken. Inademing daarvan kan ook door reanimatie zijn ontstaan. In dit geval kan ik het onderscheid niet maken wat hiervan de oorzaak is. Over het algemeen – als een kindje bij leven maaginhoud inademt – ontstaat er een hoestreflex. Een kind gaat een deel van de maaginhoud dan ophoesten, maar dat leidt doorgaans niet tot een reanimatie-behoevende toestand of het overlijden. In het geval van een verminderde spierkracht – wat hier zeker het geval kan zijn gezien de ondervoeding en zichtbare verschrompeling van het spierweefsel – is het mogelijk dat dit kind niet goed heeft kunnen ophoesten en dus geen goede hoestreflex heeft kunnen opwekken bij inademing van de maaginhoud. Dit leidt dan sneller tot problemen en zou het inderdaad zuurstoftekort kunnen geven. Daar komt bij dat iemand die verminderde spierkracht heeft – in geval van ondervoeding – ook minder goed zal kunnen slikken, waardoor er een vergroot risico ontstaat op het überhaupt verslikken en inademen van maaginhoud. Theoretisch gezien kun je daar aan overlijden. In dit geval is het vooral in de kleine luchtpijptakjes aangetroffen en heeft het niet de grote luchtpijptakjes afgesloten zoals we bijvoorbeeld wel eens zien bij het verslikken in een pinda, dus in dit geval acht ik dat minder waarschijnlijk als doodsoorzaak en heb ik de bevindingen van ondervoeding en te laag bloedsuikergehalte als doodsoorzaak aangemerkt, omdat alleen verslikking die bevindingen niet verklaart. Verslikking geeft ook niet het resultaat van een verminderde spierkracht en ook niet het lage lichaamsgewicht. Heel theoretisch en strikt bezien zou je kunnen overlijden aan hele uitgebreide inademing van maaginhoud maar dat lijkt mij eerder een secundaire oorzaak die het gevolg is van bijvoorbeeld de verminderde spierkracht door vastgestelde ondervoedingssituatie in combinatie met een verslechterde slikreflex. Daar komt bij dat het lage bloedsuikergehalte ook een bewustzijnsstoornis kan geven waardoor het kindje zich ook makkelijker zou kunnen verslikken. Dit zou heel strikt bezien tot zuurstoftekort kunnen leiden, maar dat is nog steeds een secundair event onderliggend aan de ondervoeding. Er was geen anatomische afwijking in het maagdarmsysteem.
Ik weet niet exact welke voeding het kind precies heeft gekregen, maar ik kan wel stellen dat demiwater, sojapoeder en paddenstoelen samen geen voedzame en adequate voeding is voor een pasgeboren kind en ook niet voor oudere kinderen. Dat is calorisch veel te weinig.
De rechtbank beschouwt dit rapport met de toelichting daarop door de patholoog ter terechtzitting van 23 juni 2025 in samenhang met de bevindingen uit het tactische onderzoek.
Anders dan door de verdediging is bepleit ziet de rechtbank in de toelichting van de patholoog ter terechtzitting geen tegenstrijdigheden of onduidelijkheden, maar juist een aanscherping en verheldering van haar conclusies in het rapport van 9 november 2024. De rechtbank vindt het rapport en de gegeven toelichting daarop ter terechtzitting dan ook duidelijk.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de doodsoorzaak. De rechtbank stelt voorop dat de ondervoeding van de baby niet ter discussie staat. Ten aanzien van de door de verdediging genoemde mogelijke doodsoorzaak van verstikking door verslikking, merkt de rechtbank het volgende op. Desgevraagd heeft de patholoog ter terechtzitting meermalen expliciet aangegeven dat verstikking door verslikking theoretisch gezien mogelijk is, maar dat dit eerder een ‘secundair event’ is ten opzichte van (overlijden door) ondervoeding. Verder heeft de patholoog juist expliciet geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat de baby is overleden als gevolg van onvoldoende (inadequate) dan wel ongepaste voeding resulterend in ondervoeding en een te laag bloedsuikergehalte. De rechtbank gaat gelet op deze bevindingen van de patholoog voorbij aan de door de verdediging geopperde theoretische mogelijkheid van overlijden, zoals hiervoor beschreven.
De rechtbank komt op grond van het rapport van de patholoog in combinatie met de daarop gegeven toelichting ter zitting in samenhang bezien met het tactische en forensische onderzoek tot de conclusie dat Psilocybe is overleden als gevolg van ondervoeding, al dan niet in combinatie met een te laag bloedsuikergehalte en/of uitdroging.
Het causale verband tussen het overlijden en het handelen en/of nalaten van de verdachten. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank het causale verband tussen - kort gezegd - de slechte fysieke toestand van Psilocybe en het overlijden gegeven. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank tevens gegeven het causale verband tussen het handelen en/of nalaten van verdachten en het overlijden, nu Psilocybe voor zijn intakeen zorg geheel afhankelijk was van verdachten en zij de enigen zijn geweest die hem in zijn korte leven hebben gezien en verzorgd. De beschreven slechte fysieke toestand kan gelet op voormelde onderzoeksbevindingen niet anders dan door handelen en/of nalaten van verdachten zijn ontstaan.
Op grond van de inhoud van het rapport van de patholoog, haar toelichting ter terechtzitting en de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat door het handelen en/of nalaten van verdachten Psilocybe is overleden.
De juridische kwalificatie van het handelen en/of nalaten van verdachten. Aan de verdachten is primair doodslag, subsidiair het in hulpeloze toestand brengen en meer subsidiair mishandeling, terwijl deze feiten de dood ten gevolge hebben, ten laste gelegd. Om tot een bewezenverklaring van die feiten te kunnen komen, is telkens wettig en overtuigend bewijs vereist dat verdachten Psilocybe met opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - van het leven hebben beroofd dan wel in hulpeloze toestand hebben gebracht of lichamelijk letsel hebben toegebracht, als gevolg waarvan Psilocybe is komen te overlijden.
Het strafrecht kent twee verschillende vormen van opzet. De zwaarste vorm van opzet is ‘vol opzet’, waarbij de pleger echt het doel heeft om het strafbare feit te plegen. De rechtbank gaat er (evenals de officier van justitie) niet vanuit dat verdachten daadwerkelijk hun baby dood hebben gewild. Er is daarom geen sprake van vol opzet. De andere vorm van opzet wordt voorwaardelijk opzet genoemd. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of daarvan in deze zaak sprake is.
Juridisch kader voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van Psilocybe, is aanwezig wanneer de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachten zich willens en wetens hebben blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachten wetenschap hebben van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat de verdachten wetenschap hebben van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, kan niet zonder meer volgen dat zij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust hebben aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Het vaststellen van de bewustheid bij verdachten van die aanmerkelijke kans (‘het weten’) en ook het vaststellen dat zij die aanmerkelijke kans hebben aanvaard (‘het willen’), moet worden bezien tegen de achtergrond van de aard van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, wat de verdachten daarover hebben verklaard en de persoon van de verdachten. Het voorwaardelijk opzet kan daarmee niet louter normatief worden ingevuld. Bepaalde gedragingen kunnen (echter) naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behalve als sprake is van contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachten de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust hebben aanvaard.
In deze specifieke zaak worden ‘het weten’, maar vooral ‘het willen’ zodanig beïnvloed door de psychische toestand (zoals hiervoor reeds beschreven), dat de rechtbank de bevindingen van het PBC zal betrekken bij de beoordeling van het voorwaardelijk opzet. Was er sprake van een aanmerkelijke kans op overlijden van Psilocybe? De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De vrouw is op [2024] rond 5.20 uur, zonder (medische) begeleiding, slechts in het bijzijn van de man bevallen van hun zoon Psilocybe. Het was een zware bevalling: de baby is in stuitligging geboren en de placenta bleef in de baarmoeder achter. Een paar uur na de geboorte heeft de man zelf de placenta uit de baarmoeder van de vrouw verwijderd. De vrouw heeft veel bloed verloren bij de bevalling. Na de geboorte heeft de vrouw - zelf onmiskenbaar (ernstig) verzwakt door de zware bevalling en ruim bloedverlies - geprobeerd het kind borstvoeding te geven. De borstvoeding bleek, zoals verdachten zelf hebben geconstateerd, onvoldoende. Uit notities in de telefoon van de vrouw kan worden afgeleid dat de borstvoeding niet goed op gang is gekomen. Ze hebben hun kind daarom naast de borstvoeding meermalen per dag flesvoeding gegeven die bestond uit sojapoeder (die niet geschikt was voor zuigelingen), vermengd met gedemineraliseerd water. Dit water is niet geschikt voor consumptie, niet voor volwassenen en zeker niet voor zuigelingen. Volgens de patholoog van het NFI was de aangeboden voeding niet geschikt voor zuigelingen en ook calorisch veel te weinig. Het kind heeft door de aangeboden voeding onvoldoende vitamines en mineralen binnen gekregen. De voeding schoot niet alleen kwalitatief en calorisch tekort, maar ook wat betreft volume. In een notitie die op de telefoon van de vrouw is aangetroffen staat beschreven dat de baby op een dag (25 februari 2024) van ‘ochtends tot ’s avonds in totaal 110 ml had gedronken en dat dat de eerste keer was dat hij zoveel dronk’. Het is een feit van algemene bekendheid dat dat veel te weinig is voor een zuigeling van twee weken oud. Verder is uit het toxicologisch onderzoek gebleken dat zij hun kind ook aan hallucinogene paddenstoelen hebben blootgesteld. Bij toxicologisch onderzoek werd psilocine in de urine aangetoond en in de maaginhoud. In de drinkfles en de speen zijn sporen van de Psilocybe cubensis (een hallucinogene paddenstoelensoort) aangetroffen. Volgens de patholoog zijn er geen aanwijzingen dat deze stoffen een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden en/of de dood kunnen verklaren, maar beïnvloeding van het bewustzijn/gedrag door psilocine kan echter ook niet worden uitgesloten. Bovendien zijn dergelijke stoffen niet geschikt voor een zuigeling.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een zuigeling uiterst kwetsbaar is en voor overleving volledig afhankelijk is van de zorg en voeding door anderen. Zoals hiervoor is overwogen en vastgesteld heeft de baby gedurende zijn korte leven van 17 dagen, onvoldoende en ook ongeschikte voeding ontvangen. Uit de bevindingen van de patholoog, de wijze waarop verdachten hun kind hebben gevoed, het door verdachten zelf vastgestelde gewicht van het kindje van 1600 gram vlak voor het overlijden en de foto’s en filmpjes in het dossier die door verdachten zelf zijn gemaakt en waarop duidelijk te zien is dat het kindje zichtbaar vermagert, leidt de rechtbank af dat er naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans bestond dat het kind zou komen te overlijden door het handelen en/of nalaten van verdachten.
Bewustheid van de aanmerkelijke kans (A) en de aanvaarding daarvan (B)?
A. Bewustheid van de aanmerkelijke kans (‘het weten’). De rechtbank leidt allereerst uit de verklaringen van de verdachten bij de politie af dat zij zich realiseerden dat een pasgeborene kwetsbaar is en dat een pasgeborene adequate en voldoende voeding nodig. Hiervoor wordt ondersteuning gevonden in de zoekslagen van verdachten op internet, soms vele malen per dag (en nacht), vrijwel meteen na de geboorte van Psilocybe. De rechtbank wijst onder meer op de zoektermen: ‘hoe lang kan een pasgeborene overleven zonder voedsel’, ‘is het oké om sojamelk aan een pasgeborene te geven’, ‘hebben veganisten gezonde borstvoeding’, ‘is het oké dat een pasgeborene 8 uur slaapt zonder voedsel’, ‘hoe de productie van moedermelk op gang te brengen’, ‘hoeveel drinkt een prematuur baby per voeding/dag’, ‘hoeveel moedermelk drinkt een pasgeborene per dag?’ Naar het oordeel van de rechtbank is hieruit op te maken dat verdachten wisten dat een pasgeborene in voldoende mate zuigelingenvoeding binnen moet krijgen en die voeding ook op regelmatige basis moet ontvangen.
Verder volgt uit hun verklaringen alsmede uit de volgende zoektermen dat zij zich zorgen maakten om het gewicht van hun zoon: ‘*pasgeborene met een dun uiterlijk’, ‘uitstekende ribben van een pasgeboren van 1 week’, ‘hoe het gewicht van een pasgeborene sneller te laten toenemen’, ‘hoe lang na het geven van flesvoeding kan gewichtstoename worden gezien’, ‘zorg voor een te licht geboren baby thuis’.*De rechtbank overweegt dat uit deze zoektermen is af te leiden dat de verdachten wisten dat hun baby gewicht verloor, en dat dit een situatie is die (snel) tot actie noopt.
Verdachten wisten daarnaast dat hun eerstgeborene met ondergewicht ter wereld was gekomen en dat dat volgens de artsen kwam door hun voedingspatroon bestaande uit het eten van bijna uitsluitend paddenstoelen, dat calorisch en kwalitatief tekortschoot. Zij wisten ook dat daaruit een zodanig groot risico voortvloeide voor het leven van het (ongeboren) kind, dat het reeds voor de geboorte onder toezicht is gesteld en na de geboorte direct uit huis is geplaatst.
Gelet op genoemde zoekslagen, op de eerder opgedane ervaringen en op de zorgen die bij verdachten leefden, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachten, zelfs in de penibele psychische toestand waarin zij op dat moment verkeerden, wetenschap hadden van het feit dat onvoldoende (adequate) voeding uiteindelijk tot de dood lijdt, zeker waar het een zeer kwetsbare pasgeborene betreft. Door er onder deze omstandigheden en in deze wetenschap desondanks voor te kiezen om hun kwetsbare en zienderogen vermagerde pasgeborene te voeden en te verzorgen op de wijze waarop zij dat hebben gedaan, waren verdachten zich er naar het oordeel van de rechtbank van bewust dat door hun handelen en/of nalaten hun kind te weinig voeding binnenkreeg en dat er daardoor een aanmerkelijke kans bestond dat hij - uiteindelijk - zou kunnen komen te overlijden.
B. Aanvaarding van de aanmerkelijke kans (‘het willen’). De rechtbank overweegt dat het overduidelijk is dat verdachten vele foute keuzes gemaakt hebben in de 17 dagen dat hun kind geleefd heeft. Om er een paar te noemen: borstvoeding niet op juiste wijze op gang brengen, het kind niet regelmatig wegen, nalaten de temperatuur op te meten, gedemineraliseerd water met soja-eiwitvoeding voor volwassen toedienen, geen vitamine K en D geven, Reishisporen als crème op de babyhuid smeren, het kind in contact brengen met paddenstoelen die psilocine bevatten, het kind in warm water leggen als het onderkoeld lijkt te zijn en - niet het minste - geen hulp inroepen of afhouden ondanks zichtbare vermageringen.
Daarmee is echter naar het oordeel van de rechtbank nog niet gezegd dat uit het handelen van verdachten kan worden afgeleid dat zij bewust de aanmerkelijke kans hebbenaanvaard dat hun kind zou komen te overlijden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
i. De rechtbank overweegt ten eerste dat nergens in het dossier sprake is van - wat wel genoemd wordt - een ‘perfide’ of ‘kwaadaardig’ handelen door verdachten richting hun kind. Op geen enkel moment is bijvoorbeeld een daad van agressie te zien. Verdachten waren getuige de aangetroffen notities, het zwangerschapsdagboek en de foto’s en filmpjes waarop zij met hun kind te zien zijn, blij en gelukkig met de komst van hun kind, de bekroning van hun liefde. Uit het dossier komt een beeld naar voren van ouders die, gelet ook op de tijdstippen van de zoekslagen op internet, dag en nacht bezig waren met de zorg voor hun pasgeborene. Volgens verdachten waren er aanvankelijk ook geen redenen om medische zorg in te roepen omdat zij geen complicaties of ernstige problemen zagen. Ze waren zich gaandeweg wel bewust van de veranderingen in de gezondheidstoestand van hun kind, van het mager worden, er waren zorgen, maar ze vertrouwden er tegen beter weten in op dat het goed zou komen. Uit de zoekslagen op het internet blijkt dat verdachten tot op het laatst geprobeerd hebben om een manier te vinden om hun kind voeding te geven en hun kind in leven te houden. Bij hun aanhouding is het eerste wat beiden zeggen dat ze hun kind nooit iets hebben willen aandoen en dat ze alles gedaan hebben om goed voor hun zoon te zorgen. Zij zijn dat het gedurende het gehele proces blijven herhalen; de rechtbank twijfelt niet aan de goede intenties van verdachten.
De rechtbank ziet verder duidelijke aanwijzingen dat verdachten daadwerkelijk dachten dat zij goed voor hun kind zorgden. Vanuit hun (gedeelde) waan- en eetstoornis, zagen zij zichzelf namelijk als mensen met een bijzondere constitutie met andere genen en DNA. Voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn dachten zij aangewezen te zijn op het eten van paddenstoelen en zou het voor hen ongezond zijn om dierlijke eiwitten, koemelk, koolhydraten, suiker, gewoon water etc. te consumeren. Dat gold in hun optiek niet alleen voor henzelf, maar ook voor hun kind, omdat het kind uit hen geboren was. Zo beschrijft de vrouw dat het haar opviel dat als zij tijdens de zwangerschap ‘goede voeding’ - zijnde champignons - at, de baby beweeglijker was en beter groeide, en als ze dat niet deed dat de baby dan minder bewoog en dat ze ook weleens bloed verloor. De vrouw zag dit als teken dat ze dit niet meer moest doen en dat de baby anders dood zou gaan. De baby zou haar ook in een visioen duidelijk hebben gemaakt dat ze geen slechte voeding meer mocht eten. Gedreven door deze uit hun stoornissen ontstane overtuiging, gaven verdachten hun kind voeding bestaande uit sojamelk en gedemineraliseerd water toen de borstvoeding onvoldoende bleek. Vanuit de overtuiging dat ook hun kind, net als zij, baat zou hebben bij de volgens hen heilzame werking van paddenstoelen, smeerden ze hun kind in met Reishicrème, voegden ze (iets van een) paddenstoel aan het flesje toe en lieten ze het kind aan paddenstoelen likken. Dit handelen is niet zozeer gedreven vanuit de gedachte dat de baby zich maar aan hun eetpatroon moest aanpassen, maar door de overtuiging dat ze daarmee het beste voor hun kind deden. Dat verdachten - op hun eigen gemankeerde wijze - nagenoeg dag en nacht bezig waren met het welbevinden van hun kindje, vormt naar het oordeel van de rechtbank een contra-indicatie voor de bewuste aanvaarding van de kans op overlijden.
De rechtbank acht verder aannemelijk, dat bij verdachten, zoals door het PBC is beschreven, door hun stoornissen en door de setting waarin ze verkeerden (geen invloeden van buitenaf, hun symbiotische relatie, de zware bevalling, de spanning en vermoeidheid rondom de verzorging van hun baby) de realiteitstoetsing ernstig tekort is geschoten en zij het gedurende de ten laste gelegde periode - hoewel cognitief bewust van het risico op overlijden van Psilocybe - niet voor mogelijk hebben gehouden dat hun kind daadwerkelijk zou kunnen komen te overlijden. Ze hebben in hun geestestoestand als het ware niet beseft dat de toestand van het kind dusdanig werd dat hij dringend medische hulp behoefde. Ze bleven tegen beter weten in geloven in een goede afloop.
Voor elk weldenkend mens is dat niet te bevatten, want de foto’s en filmpjes liegen niet. Hierop is te zien dat het weliswaar kleine baby’tje bij de geboorte een gezonde roze kleur heeft en over vetweefsel beschikt maar gaandeweg magerder en grauwer wordt. Op de foto’s en het filmpjes is in toenemende mate een aangrijpend mager kindje te zien. Pas op het moment dat het kindje feitelijk al aan het sterven was, begon bij verdachten langzaamaan het besef te komen dat er dringend actie nodig was. Hoewel ze in eerste instantie vanuit hun verstoorde realiteitstoetsing niet het juiste hebben gedaan (het stervende kindje in een warm bad gelegd), hebben ze vanaf dat moment wel alles gedaan wat in hun vermogen lag om het kindje te redden. Toen zij uiteindelijk daadwerkelijk tot het besef kwamen dat ze hun kindje niet meer zelf konden helpen, hebben ze 112 gebeld en de instructies van de meldkamer opgevolgd. De rechtbank ziet onder andere in het inschakelen van medische hulp een contra-indicatie voor de bewuste aanvaarding van de kans op overlijden.
Een sterke aanwijzing dat verdachten niet bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het kindje zou komen te overlijden, ziet de rechtbank verder in het gegeven dat het ook heel slecht met de vrouw ging. Kort na haar aanhouding woog zij nog slechts 40 kilogram, bleek zij heel weinig bloedcellen te hebben en ook een extreem laag en levensbedreigend hemoglobinegehalte, waarna zij een bloedtransfusie onderging. Nadien heeft zij nog een curettage moeten ondergaan om de placentaresten te verwijderen. In het licht van hun symbiotische relatie, waarin zij volledig en totaal op elkaar gericht waren (en zijn) en waarin de een niet zonder de ander kan leven, is het onbestaanbaar dat verdachten bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van de vrouw zouden aanvaarden. Zo geldt dat - naar de rechtbank aanneemt - ook voor de kroon op hun allesomvattende liefde, hun baby.
Daar staat tegenover dat de rechtbank niet blind is voor het gegeven dat uit het handelen van verdachten is af te leiden dat zij doelbewust de begeleiding en de zorg van bijvoorbeeld een verloskundige, een arts of een kraamhulp bij de zwangerschap en bevalling hebben afgehouden. Verdachten hebben verklaard dat ze een zo natuurlijk mogelijke bevalling wilden, net zoals dieren in de natuur, zonder andere mensen erbij. Dat de vrouw tijdens de bevalling zou worden aangeraakt door een derde, vonden zij problematisch. De man heeft bij de politie echter ook erkend dat ze bezorgd waren dat als een verloskundige of arts bij betrokken zou raken, ook dit kind uit huis geplaatst zou kunnen worden en dat ze ‘geprobeerd hebben om zelf alles op te lossen’. De vrouw heeft bij het PBC verteld dat ze zich bij de verloskundige van hun eerste kind onbegrepen en gediscrimineerd voelden, dat de baby toen van hen was afgenomen en ze besloten het zelf te willen doen. Dat verdachten ‘uit handen’ van ‘de instanties’ wilden blijven, hoofdzakelijk om te voorkomen dat ook dit kind uit huis geplaatst zou worden, leidt de rechtbank verder af uit de getuigenverklaringen van [getuige] en [getuige] . De man had met deze getuigen na de geboorte contact omdat hij de baby wilde aangeven bij de gemeente en daarvoor een geboorteverklaring nodig had. Uit beide verklaringen is af te leiden dat de man desgevraagd niet het woonadres prijsgaf en ook telefonisch niet bereikbaar bleek toen hij teruggebeld werd en daarna meermaals de voicemail werd ingesproken. Tegen [getuige] , medewerkster van een verloskundige praktijk, heeft de man bovendien gezegd dat er ook niemand naar het kindje hoefde te kijken want zij zagen dat hij gezond is, dat het kindje goed dronk en dat hij goede poep- en plasluiers had. Dat verdachten vlak voor het overlijden van hun kindje ook nog contact hebben opgenomen met een holistisch arts, doet niet af aan voornoemde vaststelling van de rechtbank dat sprake is van het afhouden van medische zorg. Daarbij weegt de rechtbank mee dat niet is gebleken dat dat contact daadwerkelijk zag op het zoeken van hulp voor hun sterk vermagerde kindje, maar eerder - gelet op het onderwerp van de e-mail - ingegeven lijkt te zijn geweest door de wens om een geboortecertificaat voor het kindje te verkrijgen.
Oordeel rechtbank (voorwaardelijk opzet). Naar uiterlijke verschijningsvorm zouden de vaststellingen dat de verdachten doelbewust reguliere (medische) zorg op afstand hielden (en uiteindelijk pas veel te laat hebben ingeschakeld) en het gegeven dat zij een veelheid aan ‘rode vlaggen’ ten spijt vasthielden aan hun levensfilosofie en voedingspatroon, kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van Psilosybe dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachten de aanmerkelijke kans op voornoemd gevolg bewust hebben aanvaard. Toch komt de rechtbank tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachten daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van hun kind bewust hebben aanvaard, oftewel voor lief hebben genomen. Daarvoor zijn er te veel aanwijzingen, contra-indicaties, die op het tegendeel wijzen. In hun psychische gesteldheid geloofden verdachten tegen beter weten in, in een goede afloop, zoals hiervoor overwogen. Van bewuste aanvaarding van het risico op het overlijden van het kindje is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake en daarmee dus ook niet van (voorwaardelijk) opzet. Dat betekent dat de verdachten zullen worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde doodslag (in vereniging).
Nu verdachten geloofden in een goede afloop van de gezondheidssituatie van hun kind en derhalve niet met (voorwaardelijk) opzet hebben gehandeld, kan evenmin worden bewezen dat zij - zoals subsidiair en meer subsidiair aan hen ten laste is gelegd - hun kind in hulpeloze toestand hebben gebracht en gelaten dan wel hebben mishandeld. Immers, voor een bewezenverklaring van deze delicten is eveneens ‘opzet’ hierop vereist. Verdachten worden daarom ook van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken.
Nu de rechtbank - zoals hiervoor is overwogen - niet bewezen acht dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld, resteert voor de rechtbank het beantwoorden van de vraag of verdachte schuld heeft aan de dood van Psilocybe zoals aan verdachte meest subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Juridisch kader schuld. Schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht heeft een andere betekenis dan het begrip schuld dat in het normale spraakgebruik gehanteerd wordt. Schuld komt in beeld, als een verdachte een bepaald gevolg (in dit geval het overlijden van een kindje) duidelijk niet heeft willen veroorzaken, maar dat dit gevolg hem toch verweten kan worden, omdat hij anders had kunnen en moeten handelen. Daarbij is van belang dat niet elke “fout” die iemand maakt (waarbij er sprake is van een ernstige of zelfs een fatale afloop daarvan) voldoende is om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van schuld. Het moet gaan om een verwijtbare, evidente, grotere fout. In strafrechtelijke bewoordingen moet er minimaal sprake zijn van “aanmerkelijke schuld” wil gekomen kunnen worden tot een veroordeling. Bij de beoordeling of hiervan sprake is zijn verschillende factoren van belang, namelijk het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst van die gedragingen en alle overige omstandigheden van het geval. Het uiteindelijke gevolg van de gedragingen van de verdachte weegt niet mee bij deze beoordeling. Hoe ernstig de gevolgen ook zijn, de schuld moet door de rechtbank beoordeeld worden zonder het uiteindelijke gevolg daarin mee te wegen. In deze zaak is aan verdachten de zwaarste schuldvariant ten laste gelegd, namelijk schuld in de zin van roekeloosheid. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van roekeloosheid moet er sprake zijn van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico's zijn genomen.
Oordeel rechtbank (schuld). De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van schuld in de vorm van roekeloosheid. Zoals reeds hiervoor is overwogen, is Psilocybe overleden als gevolg van ondervoeding, al dan niet in combinatie met een te laag bloedsuikergehalte en/of uitdroging. Het is aan het handelen en/of het nalaten van verdachten te wijten dat Psilocybe te weinig adequate en/of gepaste voeding heeft gehad en dat er niet tijdig (medische) hulp voor hem is ingeroepen. Verdachte had samen met zijn partner de zorg voor de gezondheid van hun pasgeboren zoontje. Het is een feit van algemene bekendheid dat een pasgeborene uiterst kwetsbaar is en om te kunnen overleven volledig afhankelijk is van toediening van de juiste hoeveelheid vocht/voeding. Verdachten wisten ook van deze kwetsbaarheid en de daarmee samenhangende potentiële overlijdensrisico’s van hun jonge zuigeling, zoals hiervoor reeds is overwogen. Bovendien waren ze door de aanvankelijke groeiachterstand van hun eerste zoontje en de mede ten gevolge daarvan opgelegde maatregelen extra gewaarschuwd. Duidelijk is dat er toen al grote zorgen waren omtrent hun geschiktheid als ouders. Bij Psilocybe hebben zij desondanks bewust geen verloskundige en neonatale zorg ingeschakeld. Op die manier hebben zij er ook aan bijgedragen dat de slechte fysieke toestand van Psilocybe evenmin door anderen is onderkend. Door zo te handelen hebben verdachten het onaanvaardbare risico genomen dat Psilocybe ondervoed en/of uitgedroogd zou raken en dat hij als gevolg daarvan zou kunnen komen te overlijden. Verdachten zijn er op een lichtzinnige manier van uitgegaan dat de risico’s van hun inadequate handelen zich niet zouden manifesteren en hebben op geen enkele wijze adequate voorzorgsmaatregelen genomen om dit te voorkomen. De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat Psilocybe door de schuld van verdachten in de vorm van roekeloosheid, is komen te overlijden.
Hoewel er in het dossier aanwijzingen te vinden zijn dat er reeds gedurende de zwangerschap sprake was van een eetpatroon bij de vrouw dat afweek van de adviezen van het Voedingscentrum, kan niet vastgesteld worden dat dat heeft bijgedragen aan de dood van het kindje. Gelet op voorgaande komt de rechtbank tot een partiele vrijspraak voor de periode voorafgaand aan de geboorte Psilocybe.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 9 februari 2024 tot en met 26 februari 2024 te Maasbree en Helvoirt, tezamen en in vereniging met een ander, roekeloos, als ouder van die Psilocybe Mycelium Gavrylenko (geboren [2024] ), vanaf de geboorte van die Psilocybe Mycelium Gavrylenko, meermalen,
- die Psilocybe Mycelium Gavrylenko onvoldoende (adequate) en inadequate en ongepaste voeding en/of voedingsstoffen heeft gegeven (als gevolg waarvan Psilocybe Mycelium Gavrylenko ondervoed en/of uitgedroogd is geraakt en een te laag bloedsuikergehalte had en
- voor die Psilocybe Mycelium Gavrylenko niet tijdig passende medische zorg heeft ingeroepen
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primair aan verdachte ten laste gelegde: De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft de rechtbank gewezen op de vastgestelde stoornissen bij verdachte en het advies van de gedragsdeskundigen om het ten laste gelegde in verminderde tot sterk verminderde mate aan hem toe te rekenen. Ook zijn beide verdachten als first offender aan te merken. De verdediging heeft verder aandacht gevraagd voor het feit dat verdachten hun eigen kind - dat zij zeer lief hadden - hebben zien sterven; een lot dat zij voor de rest van hun leven met zich mee zullen dragen. Het wederom verliezen van een kind, en het daarmee gepaard gaande verdriet van verdachten, heeft ertoe geleid dat zij definitief hebben afgezien van hun sterke kinderwens middels een reeds uitgevoerde sterilisatie van de vrouw. Hiermee is het recidiverisico duurzaam tot nihil teruggebracht. Ten slotte is door de verdediging verzocht om aan verdachten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die hoger is dan de tijd die verdachten reeds in voorarrest hebben doorgebracht. Wel zou aan verdachten een gevangenisstraf voor de duur van 409 dagen met aftrek van voorarrest kunnen worden opgelegd, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf tot de duur van twee jaar, waaraan de bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd in het rapport van 28 augustus 2025, zodat destabilisering van verdachten kan worden voorkomen.
Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit. In deze uitzonderlijke strafzaak is de rechtbank uiteindelijk gekomen tot een bewezenverklaring van dood door schuld (artikel 307 Wetboek van Strafrecht). Door de schuld (in de gradatie van roekeloosheid) van verdachte en zijn partner (medeverdachte) is hun babyzoontje komen te overlijden. Psilocybe Mycelium is slechts 17 dagen oud geworden. Ondanks de vele zorgelijke signalen die verdachte en zijn partner gedurende het korte leven van hun zoontje hebben waargenomen zoals het ernstige gewichtsverlies dat vanaf de geboorte optrad, hebben zij verzuimd om hem voldoende adequate en gepaste babyvoeding te geven. Dat gebeurde vanuit hun psychische toestand en overtuiging dat hun kind geen gewone zuigelingenvoeding zou verdragen en dat het met hun voedingswijze uiteindelijk goed zou komen. Zij zijn hierin blijven volharden en hebben verzuimd tijdig (medische) hulp in te schakelen. Door hun handelen en nalaten is Psilocybe door ondervoeding overleden.
Verdachte en zijn partner hebben ervoor gekozen hun kind zonder hulp van anderen ter wereld te laten komen en vervolgens ook na de bevalling niemand bij de verzorging te betrekken. Psilocybe was als pasgeboren baby daardoor extra weerloos en volledig afhankelijk van de zorg van zijn beide ouders. Van verdachte mocht als ouder worden verwacht dat hij op goede wijze zorg zou dragen voor de gezondheid en het welzijn van zijn zoontje. Verdachte heeft nagelaten deze zorg aan zijn zoontje te bieden en heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft met zijn handelen zijn zoontje het meest fundamentele recht, te weten het recht op leven, ontnomen. Het is een zeer treurig besef dat niemand anders - behalve verdachten - Psilocybe bij leven heeft gezien, van zijn geboorte geen aangifte is gedaan en hij geen eerlijke kans op een menswaardig bestaan heeft gekregen. De foto’s en videofragmenten in het dossier tonen de zeer schrijnende situatie van Psilocybe, waarbij hij zienderogen verslechtert en - naar moet worden aangenomen - honger lijdt. Een dergelijk feit rechtvaardigt op zichzelf de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De persoon van verdachte. De rechtbank heeft ter terechtzitting gezien dat verdachte en zijn partner zeer zijn geraakt door het verlies van hun zoontje. Zij hebben de ondervoeding en de daarop volgende dood van hun zoontje niet gewild. Uit het dossier is op te maken dat zij naarstig op zoek zijn geweest naar alternatieve, binnen hun overtuiging passende, voedingsmiddelen om gewichtstoename van hun kindje te bewerkstelligen en dat zij nagenoeg dag en nacht met hun zoontje bezig waren. Ook laten de foto’s en videofragmenten die zij van hun zoontje hebben gemaakt, zien dat zij hem liefdevol benaderden. Dit doet echter niet af aan de hiervoor beschreven schuld van verdachten aan het overlijden van hun zoontje. Verdachte zal moeten leren leven met het feit dat zijn zoontje door zijn schuld en die van zijn mededader is overleden. Het gemis en verdriet om hun overleden zoontje hebben verdachte en zijn partner vanwege hun gescheiden detentielocaties grotendeels alleen moeten verwerken. Het behoeft geen betoog dat dit - ook gezien de symbiotische relatie van verdachten - bijzonder zwaar is geweest. De detentie is voor hem nog extra zwaar geweest door de restrictieve voedselinnamestoornis waar hij aan lijdt. Daarnaast heeft de rechtbank oog voor het gegeven dat verdachte en zijn partner ondanks hun diepgewortelde kinderwens tot het inzicht zijn gekomen dat zij mede vanwege hun bijzondere levenswijze niet in staat zijn om voor een kind te zorgen. Om die reden heeft de partner van verdachte zich laten steriliseren, waardoor een nieuwe zwangerschap in de toekomst (vrijwel) onmogelijk is geworden. Ook met dit verlies zal verdachte moeten leren leven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 mei 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender. Toerekenbaarheid. In het PBC is verdachte blijkens eerdergenoemd rapport van 18 september 2024 gediagnostiseerd met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis, een restrictieve voedselinnamestoornis en een gedeelde waanstoornis (folie à deux) waarin verdachte zijn vrouw - die hierin gezien kan worden als inductor - volgt. De gedragsdeskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde in een overwegend verminderde mate (met een verminderde tot bij momenten wellicht sterk verminderde inperking van de keuze-en handelingsvrijheid) aan verdachte toe te rekenen over de gehele ten laste gelegde periode, wetend dat de doorwerking van geschetste stoornissen niet steeds dezelfde intensiteit zal hebben gekend. Naar aanleiding van dit rapport zijn de gedragsdeskundigen ter terechtzitting van 23 juni 2025 door de verdediging, de officier van justitie en de rechtbank gehoord over hun bevindingen. Volgens de deskundigen is de doorwerking van de door hen beschreven stoornissen in de periode vanaf de geboorte het sterkst geweest, waardoor de keuzevrijheid van verdachte in die periode fors werd beperkt. De rechtbank neemt de bevindingen en de conclusies van de deskundigen over en zal deze betrekken bij de aan verdachte op te leggen straf.
Conclusie. Alles afwegende acht de rechtbank het in beginsel passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren op te leggen waarvan een deel voorwaardelijk. Deze gevangenisstraf rekent de rechtbank om naar een duur van 1080 dagen. De 409 dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, worden hierop in mindering gebracht. De 671 dagen gevangenisstraf die resteren zal de rechtbank - mede vanwege de verminderde toerekenbaarheid - voorwaardelijk aan verdachte opleggen. Dat betekent concreet dat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. Dit voorwaardelijk deel doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de ernst van het feit en dient er daarnaast toe om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte en zijn vrouw als gevolg van hun stoornissen behoorlijk zijn losgezongen van de maatschappij en ziet daarin een algemeen risico op het plegen van een strafbaar feit. Bovendien heeft verdachte wisselend verklaard over de gewenste betrokkenheid bij zijn eerste zoontje. Ondanks dat de reclassering het recidiverisico als laag inschat, sluit ze - hoewel daar vooralsnog geen sprake van lijkt te zijn - enig risico’s op onwettige contactlegging met hun eerste zoontje in de toekomst niet uit. Ook dit maakt dat de rechtbank een voorwaardelijke straf oplegt en daarbij de proeftijd zal bepalen op 3 jaren.
Aangezien de door de vrouw van verdachte ondergane medische ingreep tot sterilisatie door middel van het dichtbranden van de eileiders onomkeerbaar is, wordt het recidiverisico op een soortgelijk feit volgens de gedragsdeskundigen thans als nihil ingeschat. Daarnaast hebben de gedragsdeskundigen expliciet aangegeven dat de bij verdachten vastgestelde stoornissen onbehandelbaar zijn. Om die reden acht de rechtbank geen termen aanwezig om aan de voorwaardelijk aan verdachte op te leggen straf een reclasseringstoezicht of andersoortige bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank zal dan ook volstaan met de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan enig strafbaar feit.
De rechtbank legt hiermee een lagere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, aangezien zij komt tot een bewezenverklaring van het meest subsidiair ten laste gelegde (dood door schuld), terwijl de officier van justitie haar eis op het primair aan verdachte ten laste gelegde (doodslag) heeft gebaseerd.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden;
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 307 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van:
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
ten aanzien van meest subsidiair: een gevangenisstraf voor de duur van 1080 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 671 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten:
-
Aluminium zip-zak met paddenstoelen (goednummer 806981)
-
Soja poeder van het merk “Holland&Barrett” (goednummer 2176871).
-
Fles gedemineraliseerd water van het merk “Albert Heijn” (goednummer 2176875).
-
Fles gedemineraliseerd water van het merk "PB” (goednummer 2176877).
heft op het tegen verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door: mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter, mr. A.E. de Kryger en mr. F. van Buchem, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier, en is uitgesproken op 7 oktober 2025.